Eind mei wijdde de Tweede Kamer weer eens een hoorzitting aan de voortdurend hoge inflatie. Experts en vertegenwoordigers van diverse pluimage kwamen naar de Tweede Kamer om door Kamerleden bevraagd te worden. Onder andere Heineken en Ahold Delhaize waren aanwezig, samen met andere vertegenwoordigers van het bedrijfsleven en verder de vakbonden, onafhankelijke onderzoekers en economen. Het was voor de SP en GroenLinks een kans om de voortwoekerende ‘graaiflatie’ politiek te maken. Beide partijen vaardigden daarom hun partijleiders af naar de hoorzitting – waar zij vervolgens de politieke vraag over de schuld van de ‘graaiflatie’ volkomen wisten te depolitiseren. De strategie van zowel Marijnissen als Klaver legde vooral bloot dat ze, ondanks de aanzwellende kritiek op het kapitalisme, niet bij machte zijn om die kritiek op een politiek effectieve wijze te kanaliseren – of misschien zelfs dat ze onvoldoende begrijpen wie hun echte politieke tegenstander is.
Tijdens de hoorzitting identificeerden Marijnissen en Klaver een vicepresident van Ahold Delhaize als de tegenstander en veegden hem de mantel uit. Marijnissen wilde van de man weten waar zijn ‘moraal’ gebleven was, en Klaver ‘fileerde’ de man volgens het Algemeen Dagblad door te vragen hoe hij kon beweren dat de miljoenenbeloning van de Ahold-topman, die het afgelopen jaar met 14 procent steeg ten opzichte van het jaar daarvoor, in verhouding stond tot de achteruitgang in het inkomen van medewerkers onderaan de bedrijfspiramide.
Het kenmerkt de onmachtige en ergens gewoonweg onbenullige benadering van parlementair links rondom de inflatie. Vooropgesteld, zowel de SP als GroenLinks hebben een aantal behulpzame (zij het weinig creatieve, laat staan ambitieuze) voorstellen gedaan om de geldhonger van bedrijven in te dammen. Onder andere het verhogen van de winstbelasting, waarvan de opbrengst moet worden gebruikt voor het verhogen van het minimumloon. Van een dergelijke verhoging zouden alle werkenden profijt hebben, omdat daarmee ook opwaartse druk op hogere lonen zal ontstaan.
Fundamentele blunders
Maar op een fundamenteler niveau falen de partijen in het daadwerkelijk politiek maken van de ‘graaiflatie’. Door de vicepresident van Ahold een gebrek aan moraal te verwijten, geven de partijen een geweldig politiek cadeau aan de coalitie: depolitisering. Het zijn immers de linkse parlementaire partijen die hun (potentiële) kiezers vertellen dat de politieke tegenstander van die kiezers een man is die geen duidelijke politieke positie heeft. Hij heeft weliswaar wat te zeggen over de lonen bij het grootste supermarktconcern van Nederland, maar zelfs als Ahold Delhaize morgen ineens zou veranderen, dan nog is dat een druppel op de gloeiende kapitalistische plaat. Door Ahold als boeman te kiezen suggereren de SP en GroenLinks dat er in politieke zin weinig tegen inflatie te doen is, omdat het niet politici zijn die verantwoordelijkheid dragen, maar managers. En daarmee neemt de oppositie op zijn best de vorm aan van een donderpreek voor het bedrijfsleven.
De partijen maken daarmee twee fundamentele blunders. De eerste is het vasthouden aan de gedachte dat de sociale en politieke strijd die inherent is aan het kapitalistische stelsel iets te maken heeft met moraal, en niet met de basale logica van dat stelsel. Die strijd is in het geval van inflatie in feite een arbeidsconflict over wie de vruchten plukt van de productiviteit van de werkenden – de werkenden zelf in de vorm van loon en winstdeling, of de aandeelhouders en andere kapitalistische profiteurs in de vorm van een zo groot mogelijke winst die ten koste gaat van de rest.
Dat conflict is echter niet moreel van aard, maar gaat over macht. Het is een sociale en politieke strijd tussen de belangen van werkenden en die van aandeelhouders en andere kapitalismeprofiteurs. Ahold Delhaize danst op de maat van de kapitalistische muziek. Het doel is om zo veel mogelijk winst te maken: winst die per definitie ten koste gaat van de werkers, omdat de winst van een bedrijf als Ahold eenvoudigweg geld is dat door de werkers wordt verdiend, maar niet aan hen wordt uitbetaald. Wanneer Marijnissen en Klaver de moraal van de vertegenwoordiger van Ahold Delhaize bevragen, slaan ze de plank mis. Ze hadden net zo goed de molenaar kunnen verwijten dat die de hele dag graan en tarwe maalt. Graan malen is echter wat de molenaar doet; winsten laten woekeren en naar aandeelhouders sluizen is wat een beursgenoteerd bedrijf doet.
Moraliseren is liberale politiek
De tweede fundamentele blunder, die voortkomt uit de eerste, is het aanwijzen van de verkeerde politieke ‘vijand’, in dit geval de top van Ahold Delhaize. Het is een rechtstreekse consequentie van de neiging tot moraliseren van zowel de SP als GroenLinks. En die nadruk op de morele vraag is, op zijn beurt, nauwelijks te onderscheiden van liberale politiek. Liberalen structureren hun politiek veelal rondom enkele principiële ideeën over keuzevrijheid en de individuele verantwoordelijkheid die daarbij hoort, en denken als gevolg daarvan ook vaak over politieke vragen of beleid als het aanmoedigen en stimuleren van de juiste ethische en morele keuzes. Denken over sociale, politieke en economische problemen in een grotere, meer systemische benadering die de nadruk op individuele keuzes en persoonlijk moraal afzwakt ten gunste van een analyse van macht en het economische stelsel, is iets waar liberalen van oudsher niet mee uit de voeten kunnen, omdat dit hun principiële gedachten over vrijheid en verantwoordelijkheid ondergraaft. En dus benaderen liberalen vragen over, bijvoorbeeld, de economische orde dikwijls als vragen over de ethiek of moraal van toonaangevende actoren in die economie, zoals miljardairs, pandjesbazen, investeerders, of topmensen. De gedachte is dat als zulke mensen wat meer over ethiek en moraal nadachten en ‘nette’ burgers waren met gevoel voor verantwoordelijkheid, dat zaken als woekerinflatie of huisjesmelken dan niet of althans veel minder vaak zouden voorkomen.
Maar die nadruk op de moraal betekent wel dat de twee partijen niet anders kunnen dan uitkomen bij de verkeerde tegenstander. Want wie de redenering volgt dat keuzes en verantwoordelijkheidszin een reële en relevante invloed hebben op de economische orde, die denkt dat het volstaat om de vertegenwoordiger van Ahold Delhaize op zijn nummer te zetten. Het is een houding die weinig blijk geeft van begrip van wat het kapitalisme doet. Marijnissen en Klaver hebben geen moeite het kapitalisme in abstracte zin als vijand te identificeren, maar lijken die vijand in meer concrete gevallen niet te zien.
De coalitie aanvallen
De daadwerkelijke tegenstanders van Marijnissen en Klaver zaten tijdens de hoorzitting naast ze, niet tegenover ze. Ze hadden de vertegenwoordiger van Ahold Delhaize niet moeten vragen waar zijn moraal is gebleven, maar of hij misschien kon vertellen hoe verheugd hij is met de voortdurende steun van de coalitiepartijen – de coalitie die nauwelijks heeft overwogen om iets te doen tegen de inflatie, en die voortdurend doet alsof het om een soort onbeheersbare natuurkracht gaat die ons helaas allemaal een beetje armer maakt.
De coalitie die op zijn best voor de bühne misschien wat vermanende woorden spreekt over bedrijven, maar die ondertussen resoluut rugdekking blijft verlenen, in woord en beleidsmatige daad, aan het in stand houden van de economische orde die maakt dat werkende Nederlanders met kinderlijke eenvoud kunnen worden kaalgeplukt door een inhalige klasse van aandeelhouders en boardroombataljons. Iedere vraag aan de vicepresident van Ahold Delhaize had, met andere woorden, niet moeten gaan over zijn ‘moraal’, maar over zijn diepe gevoelens van dankbaarheid voor de coalitie.
De inflatie van het afgelopen jaar wordt veroorzaakt door de vraatzucht van het kapitaal, zo hebben allerlei instituten, tot aan de Europese Centrale Bank, inmiddels aangetoond. Het kapitalisme is een politiek stelsel en oppositie ertegen moet dat stelsel op een politieke manier aanvallen. Dat kan nooit door de vraag over welke politieke krachten dat stelsel dienen en in stand houden te depolitiseren tot een vraagstuk over de moraal van een willekeurig in een zaaltje ontboden personeelsmanager. Het kan uitsluitend door te identificeren wat de politieke vraag is, die centraal te stellen en de politieke verantwoordelijken te dwingen om hun beleid te verdedigen. Op zijn minst hadden de partijen het doelwit dat tegenover ze was gezet slimmer moeten gebruiken als een soort gelegenheidsmedestander. Dus niet: ‘Wat is er mis met uw moraal?’ Maar: ‘Zegt u eens, meneer van Ahold Delhaize, welke VVD’er bent u eigenlijk specifiek het meest dankbaar voor het feit dat u en uw baas dit jaar weer miljoenen mee naar huis nemen?’
Thijs Kleinpaste is redacteur van Jacobin Nederland.