Waar veel mensen aanvankelijk hoopvol waren over de nieuwe GroenLinks-PvdA combinatiepartij, heeft Frans Timmermans in de afgelopen weken die hoop in de kou gezet, en zijn eigen achterban steeds verder van zich vervreemd. De centrumlinkse samenwerkingspartij buigt onder zijn leiding consequent naar rechts, schijnbaar om virtuele kiezers die overstapten naar het Nieuw Sociaal Contract terug te winnen. Timmermans’ neiging om, wanneer er kritiek klinkt of wordt gevreesd, naar rechts te hellen is een reflex waarvoor zijn partij vooral wordt beloond met wegzakkende scores in de peilingen. En met elke uitspraak die Timmermans doet om de virtuele kiezer rechts van het midden te winnen – over stikstof, over economische groei, vluchtelingen en migratie, de NAVO, of over de beginnende genocide op de Palestijnen in Gaza – vervreemdt hij de daadwerkelijk bestaande kiezers die hij nog had op links verder.
Toch blijven er redenen om op GroenLinks-PvdA te stemmen. Die redenen hebben niets te maken met Timmermans, en alles met de vraag of de voorzichtige heropleving van democratisch-socialistische politiek in Nederland belang heeft bij een parallelle opleving van een grote centrumlinkse partij.
Functionele benadering
Dit is geen pleidooi voor een strategische benadering van de verkiezingen. Het is een pleidooi voor een functionele benadering ervan. Dat wil zeggen: een benadering die ontspringt uit de symbiotische relatie tussen een centrumlinkse, parlementaire (machts-)partij en buitenparlementaire bewegingen die eerder bij het democratisch-socialisme horen. Het argument blijft hetzelfde ook als de partij een andere lijsttrekker had dan Timmermans, of de campagne anders was gevoerd. De kerngedachte is dat een centrumlinkse partij zoals Groenlinks-PvdA voor democratisch socialisten nooit een werkelijk vertegenwoordigende rol kan spelen, maar wel een factor van belang kan zijn voor het bedrijven van effectieve democratisch-socialistische politiek.
Politieke partijen zijn instrumenten om macht uit te oefenen, en verkiezingen zijn momenten waarop die partijen deze macht krijgen toebedeeld. De verkiezingsdag is in principe een dag als alle andere. Het enige verschil is dat op deze dag het parlementaire instrumentarium waarmee de komende vier jaar macht wordt uitgeoefend wordt gekalibreerd.
Hoewel partijen zich vaak laten voorstaan op wat ze in het verleden hebben bereikt en wat ze in de toekomst willen gaan doen, zijn ‘partijbeloftes’ voor dit pleidooi minder belangrijk, maar geven dit soort uitlatingen eerder een indicatie bij welke politieke familie ze (historisch) thuishoren. De geschiedenis van zowel Groenlinks als de PvdA kent momenten van ambitieuze, soms zelfs radicale politiek. Dit betekent ook dat het politieke woordgebruik waarvoor de partij vatbaar is eveneens radicaler is dan de taal die er nu in de partij klinkt, en dat er ruimte is voor een andere koers.
Hoewel het verkiezingsprogramma van Groenlinks-PvdA, onder andere op het gebied van woningbouw en bestaanszekerheid, ambitieuzer is dan de programma’s van beide partijen in lange tijd waren, maakte de uitverkiezing van Timmermans als lijsttrekker de waarde van die woorden betrekkelijk. Maar wat er ook uit de combinatie van een relatief ambitieus programma en een reflexmatig naar rechts hellende partijleider komt; de wezenlijke vraag is wat een centrumlinkse machtspartij kan betekenen voor linkse politiek.
Een centrumlinkse machtspartij is vaak een log en star instituut dat moeilijk tot een andere koers te brengen is. Zeker als de partij wordt gedomineerd door zorgvuldig uitgeselecteerde partijprofessionals, eindeloze hoeveelheden oudgedienden, en actieve politici die kritiek reflexmatig afdoen als aanval op hun persoonlijke toewijding aan de linkse zaak. Toch is het zo dat centrumlinkse partijen ook door externe druk ineens een grote koerswijziging kunnen doormaken. De jonge mensen die en masse lid werden van de Labour Party en Jeremy Corbyn naar het partijleiderschap opstuwden, slaagden erin om, in ieder geval tijdelijk, de koers van de partij te veranderen. Hetzelfde geldt voor de campagne van Bernie Sanders. Ook onder Biden is de Democratische Partij een andere, nadrukkelijk linksere partij dan die zonder Sanders’ invloed zou zijn geweest.
Strategisch of ideologisch stemmen
Het argument voor een stem op GroenLinks-PvdA is een argument dat wortelt in de erkenning dat parlementaire politiek maar van beperkt belang is.
Argumenten om wel of niet op een partij te stemmen vallen in Nederlandse discussies vaak op twee kernvragen terug. Allereerst is er de vraag of een partij voldoende past bij onze eigen standpunten, en of een stem op die partij die waarden voldoende bedient – of de partij niet teleur zal stellen, beloftes zal breken, of ons geweten op de proef zal stellen door onze stem te misbruiken of verkwanselen. De tweede vraag is of een stem op een specifieke partij in vergelijking met andere opties en met andere gevaren in het achterhoofd – de dreiging van politiek rechts, of van versplintering op links – als keus ‘goed genoeg’ is.
Het antwoord op beide vragen dicht parlementaire politiek te veel macht en politiek initiatief toe – op zijn minst het vermogen om teleur te stellen. Er is echter een derde, alternatief perspectief. Een perspectief dat politieke partijen beschouwt als spelers in een politiek landschap dat veel weidser is dan de vergaderzaaltjes van het parlement.
Vanuit een functioneel perspectief is een partij uiteindelijk geen instituut waar men grote hoop of verwachtingen op moet vestigen. Het helpt weinig – zeker als linkse kiezer in een landschap waar er zo weinig reële opties lijken te zijn – om de stem op een partij als een uiting van goedkeuring of frustratie te benaderen. Wie door een partij teleurgesteld kan worden, benadert parlementaire politiek te weinig als instrument voor machtsuitoefening, en te veel als een soort plaatsvervanger voor het eigen politieke verlangen. Dit leidt af van de functionele benadering van parlementaire politiek.
In het geval van een nieuwe partij die de komende jaren moet bepalen waar ze daadwerkelijk staat, is het meer dan denkbaar dat de ruimte voor invloed op de koers van de partij van buitenaf groter is dan in het geval van een hechte, door en door geïnstitutionaliseerde partij. De invloed die zowel partijleden als buitenstaanders tot nu toe op de GroenLinks-PvdA hadden is gering. Vertrouwde insiders schreven het programma, en Timmermans werd via een klassieke PvdA-troonsbestijging tot lijsttrekker uitgeroepen. De haast waarmee het ging betekende ook dat prille ontwikkelingen binnen zowel de PvdA als GroenLinks die voorzichtig leken te duiden op een wat radicalere koers, in een Timmermansvormige ijskast werden geduwd.
Linkse energie
Democratisch socialistische politiek zal in Nederland, zeker op korte termijn, niet vanuit het parlement komen. De infrastructuur bestaat eenvoudigweg niet: het parlement kent geen krachtig of overtuigend smaldeel van democratisch-socialisten. Hoewel er sprake is van een linkse politieke opleving in Nederland, voltrekt die opleving zich hoofdzakelijk buiten de politiek: in vakbonden en protestbewegingen, in een herlevend links bewustzijn onder jongeren, en in het politieke taalgebruik. De meeste linkse energie is vooralsnog buitenparlementaire energie.
Maar hoe krachtiger die buitenparlementaire politieke energie van links is, des te betrekkelijker wordt het belang van parlementaire politiek. Als de energie van links zich vooral buiten het parlement manifesteert, dan is parlementair links slechts nodig als bondgenoot, als sluitstuk van een politieke strijd, en niet als initiator of aanvoerder ervan. Dit is een belangrijke reden om het politieke werk in de eerste plaats buiten het parlement voort te zetten.
In afwezigheid van een democratisch-socialistische partij in het parlement, is het beste alternatief een centrumlinkse machtspartij die, op basis van haar geschiedenis, op zijn minst vatbaar is voor politieke druk van vakbonden, protestbewegingen en het aanzwellende linkse politieke tij. In dat opzicht is het beter om een partij met 25 of 30 zetels het vuur aan de schenen te leggen dan een partij met 10 of 15. Bovendien is, in ieder geval op papier, de kans kleiner dat een centrumlinkse partij de onderhandelingspositie van vakbonden uitholt, het demonstratierecht inperkt, of demonstreren verder criminaliseert, dan dat een (radicaal-)rechtse coalitie dat doet. Zelfs een centrumlinkse partij die op het gebied van haar eigen ambities niet overtuigt, kan op zijn minst voorkomen dat de mogelijkheid voor effectieve buitenparlementaire politiek verder wordt ingeperkt, of zelfs wordt gecriminaliseerd.
Een stem op GroenLinks-PvdA zou tenslotte een stem kunnen zijn die aan het begin staat van een langer project om de nieuwe partij naar links te trekken. Nederlandse politieke partijen zijn, uiteindelijk, heel klein, en daarmee vatbaar voor een toestroom van nieuwe leden die hun stem laten gelden. Vergeleken met de instroom van leden die Corbyn tot Labour-leider maakten, is het uitoefenen van invloed op een partijcongres in Nederland kinderspel–een strategie zoals ooit door de G500 werd toegepast zou al effectief zijn.
De vraag die tijdens het stemmen leidend zou moeten zijn is: in welk krachtenveld kan de prille Nederlandse democratisch-socialistische politiek de meeste invloed uitoefenen? Omdat die politiek volledig buitenparlementair is, is het antwoord op die vraag dat versplintering op parlementair links het meest ongunstig is. En dus is het zaak om de stembusgang functioneel te benaderen. Wie op woensdag gaat stemmen in de hoop om hun politieke wensen vanuit het parlement bediend te zien worden, zal gegarandeerd teleurgesteld worden door GroenLinks-PvdA. Wie echter op woensdag vooral uitkijkt naar donderdag en de dagen en weken erna, omdat dat de dagen zijn waarop het echte werk – de opbouw van linkse bewegingen en solidariteitsnetwerken – weer wordt voortgezet, weet dat het meer effect heeft om als onderdeel van dat werk te proberen om een grote partij te beïnvloeden dan een verzameling kleine partijen die precies even machteloos zijn.
Thijs Kleinpaste is redacteur van Jacobin Nederland