‘Wat in boeken had moeten staan, staat op de doeken’

Vandaag is Keti Koti, de viering van de afschaffing van de slavernij in Suriname en het Caraïbisch gebied. Een goed moment om aandacht te besteden aan de materiële cultuur rondom dit feest. Jacobin spreekt met deskundige en hoedenmaker Jane Stjeward-Schubert en mode- en textielontwerper Cheyenne Nelson over de dubbele taal van de angisa, de kunstig gevouwen hoofddoeken van de Afro-Surinaamse klederdracht.

Jacobin #2
komt uit.
Abonneer je voor €30 en we sturen hem op.

Vroeger behoorde de koto, de Afro-Surinaamse klederdracht, tot de dagelijkse kleding van Surinaamse vrouwen. De veelkleurige en gelaagde koto zoals we die nu kennen is vermoedelijk ontstaan na de afschaffing van de slavernij, toen vrouwen geleidelijk aan meer financiële middelen tot hun beschikking hadden. Slavenhouders hadden vrouwen verplicht om zich te kleden volgens westerse normen van ‘kuisheid’, met het hele lichaam en het hoofd bedekt. Maar de vrouwen op de plantages hadden hun eigen doeleinden. Het gevouwen hoofddeksel was een ingenieuze vorm van communicatie: met de positie van de punten van de doek konden allerlei boodschappen overgebracht worden over hoe de draagster zich voelt, maar ook geheime boodschappen van verzet. De moderne angisa draagt die geschiedenis met zich mee, maar is in haar complexiteit een symbool voor de creativiteit en vindingrijkheid van de Afro-Surinaamse vrouw. 

Vandaag is Keti Koti, de viering van de afschaffing van de slavernij in Suriname en het Caraïbisch gebied. Een goed moment om aandacht te besteden aan de materiële cultuur rondom dit feest. Jacobin spreekt met deskundige en hoedenmaker Jane Stjeward-Schubert en mode- en textielontwerper Cheyenne Nelson over de dubbele taal van de angisa, de kunstig gevouwen hoofddoeken van de Afro-Surinaamse klederdracht.
Angisa 1963, Suriname TM3519, collectie Wereldmuseum

De stof van de doeken zelf bevat ook een boodschap. ‘Het is bij de angisa heel belangrijk dat je de boodschap van de doek zichtbaar op je hoofd draagt,’ vertelt Jane Sjeward-Schubert. ‘Op de doeken staan dingen die wij als gemeenschap belangrijk vinden om vast te leggen, om niet te vergeten. Lange tijd was er weinig aandacht voor het slavernijverleden. Maar wat niet in de boeken stond, stond wel op de doeken.’ Deze angisa, die verwijst naar het honderdjarig jubileum van de formele afschaffing van de slavernij, heeft Jane van haar tante geërfd. ‘Ik koester deze angisa, ik draag haar en show haar ook af en toe op klederdrachtshows. Als ik iets van een voorouder draag, voelt het ook alsof ik een directe verbinding met het verleden heb.’

Hoofddoek 1963, RV-5379-4 collectie Stichting Nationaal Museum voor Wereldculturen (of NMVW)

Kennis doorgeven

Toen Jane als zestienjarige uit Suriname naar Nederland kwam, had ze nog niet de uitvoerige kennis van de koto, die ze nu heeft. In de jaren ’90 raakte ze als model betrokken bij koto-modeshows, en raakte gefascineerd door de vele variaties in de vouwwijze van de gesteven angisa’s die de kotomisi, de draagsters van de klederdracht, op het hoofd droegen. ‘Elke angisa moet natuurlijk een malletje voor het hoofd hebben. Met alles wat er dan overblijft, de punten, kun je gaan creëren. Het is echt een kunstvorm, waarbij je de handen van degene die de doek gevouwen heeft, kunt terugzien, en de stijl van degenen die haar onderwezen hebben.’ Haar fascinatie bracht Jane in de jaren ‘90 terug naar Suriname om in de leer te gaan bij verschillende kotomisi. ‘Ik werd me ervan bewust dat dit kennis en ervaring was die dreigde verloren te gaan, en die ik zelf, toen ik het gevoel had dat ik het goed kon, ook wilde doorgeven. Ik ben rond de eeuwwisseling begonnen met het geven van workshops, waarin ik vertelde over de angisa en mensen verschillende vouwwijzen leerde. Later ben ik doorgegaan met hoeden maken, toen er ook cultureel wat minder belangstelling was voor de angisa. Op een gegeven moment zag ik steeds vaker dat vrouwen gedrapeerde hoofddoeken droegen bij hun koto. Toen dacht ik: nu moet ik ingrijpen, want dat hoort niet bij ons Surinaamse erfgoed.’ 

Angisa,  1963, Suriname, TM3519-1. collectie Wereldmuseum

Voor een project over koto en saya (de klederdracht van Curaçao) maakte textielontwerper Cheyenne Nelson een moderne angisa, die iets vertelt over de context van de koto. ‘Ik heb het ontwerp gemaakt op basis van een vragenlijst voor de deelnemers aan het project. Dat waren vrouwen die zelf koto’s dragen en verzamelen. Ik heb gevraagd hoe ze zich voelen over deze dracht, en wat ze graag zouden terugzien op het ontwerp. Als textielontwerper ben ik gewend om een patroon te maken waar alles door elkaar staat, maar voor een angisa werkt dat totaal niet: de angisa wordt op een specifieke manier gevouwen, en daar moet je rekening mee houden in het ontwerp. Ik ben dus uitgegaan van twee driehoeken. Aan de ene kant zie je wat context over hoe en wanneer de koto gedragen wordt, en aan de andere kant iets van de spirituele laag van de klederdracht, de verbinding met de natuur van Suriname en de zon en de maan. De pauw staat voor de trots van de kotomisi, de draagster van de koto.’ De tekst ‘rutu na krakti’ betekent kracht uit of van de wortels, de verbinding met het land en de geschiedenis.

Angisa ‘Rutu na krakti’, 2021, ontworpen door Cheyenne Nelson.

Bigi Spikri

Net als bij Jane kwam Cheyennes fascinatie met koto niet van huis uit. ‘Vergeleken met andere Surinamers ben ik vrij Hollands opgevoed. In 2003 bezocht ik een tentoonstelling in het Wereldmuseum over slavernij. Dat heeft me toen heel erg geraakt, en ook wel doen beseffen dat ik meer wilde weten van mijn eigen culturele achtergrond. Ik ben toen verhalen gaan verzamelen, en heb die steeds onderdeel gemaakt van mijn werk als ontwerper. Dat is een proces wat ook niet ophoudt, ik leer steeds weer nieuwe dingen, zoals dat de tot slaaf gemaakten nog tien jaar na de afschaffing van de slavernij onbetaald moesten doorwerken als “compensatie”. Daar maakte de “1873”-button me bewust van, dat dit met mijn voorouders is gebeurd.’

1873 – pet en button ontworpen door Perez Jong Loy om duidelijk te
maken dat de daadwerkelijke afschaffing van de slavernij pas in 1873 was.

Zelf trekt Cheyenne vandaag geen koto aan, maar misschien wel een van haar eigen kledingstukken die op de koto geïnspireerd zijn: een jasje van een zelfontworpen stof, met verwijzing naar het typische ‘pandje’ van de koto. ‘Ik ga met mijn zoontje naar de Bigi Spikri, een grote optocht van mensen in traditionele kleding. Bigi Spikri betekent grote spiegels, naar de etalageruiten in de winkelstraten van Paramaribo waar de optocht is ontstaan. Het gaat erom dat je kan bewonderen hoe mooi je bent, en hoe mooi de anderen zijn.’

Jane organiseert een modeshow in Rotterdam, en gaat vrijdagavond naar de herdenkingsbijeenkomst. ‘Voor mij gaat Keti Koti over het terugspiegelen naar de voorouders van waar wij, als hun nazaten, nu zijn.’

Vandaag begint met Keti Koti het Herdenkingsjaar Slavernijverleden. Jacobin zal het hele jaar door stukken publiceren over het Nederlandse slavernijverleden

Hannah van Binsbergen is hoofdredacteur van Jacobin Nederland.

Steun de groei van het socialisme in Nederland

Abonneer je voor €20 en krijg toegang tot alle artikelen of voor €30 en ontvang dit jaar twee nummers op papier