Net als in 2010 komen er weer kunstbezuinigingen aan. Wat te doen?

De rechtse partijen die nu onderhandelen om een regering te vormen, gaan hoogstwaarschijnlijk bezuinigen op kunst, cultuur en media. Net als in 2010 dreigt een kaalslag. Er is hardere actie nodig dan zijige praatjes over de verbindende kracht van kunst.
Universes van Joseph Dadoune. Bron: Wikimedia Commons.

Jacobin #2 is uit! Abonneer je voor €30 en
we sturen
hem op.

De kunst- en cultuursector maakt zich zorgen. Eind vorig jaar verschenen na de verkiezingsuitslag twee artikelen in Het Parool waarin werd voorgesorteerd op kunst- en cultuurbezuinigingen van een mogelijk kabinet met PVV, VVD, NSC en BBB. In NRC Handelsblad roerde schrijver en voormalig kunstredacteur Hans den Hartog Jager zich, en ook Trouw publiceerde erover. Die zorgen zijn terecht, de programma’s van bovenstaande partijen geven daar alle aanleiding toe.

Ook Anne Breure, voorzitter van belangenorganisatie Kunsten ’92, lijkt bezuinigingen te verwachten. Zij schreef een open brief aan informateur Ronald Plasterk, voormalig minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in het kabinet-Balkenende IV. EenVandaag wijdde een item aan de inhoud van de brief. In de brief spreekt Breure Plasterk aan op zijn liefde voor kunst en cultuur en nodigt ze hem uit voor een gesprek over hoe belangrijk het is dat de overheid ‘investeert’ in kunst en de ‘creatieve sector’. 

De grote overwinning van de PVV lijkt een nieuwe situatie, maar schijn bedriegt. De partijen die nu met elkaar onderhandelen, verschillen niet erg van de ‘gedoogcoalitie’ van Rutte I (2010-2012), al zijn de machtsverhoudingen gewijzigd in het voordeel van de PVV en is het CDA opgesplitst in de reactionaire en agro-rechtse BBB en de steile, conservatieve fatsoensrakkers van NSC. Ter herinnering: naast de beruchte Fraudewet, het slopen van de Ecologische Hoofdstructuur, de Langstudeerboete en de verhoging van de maximumsnelheid naar 130 km/h die Rutte I door het parlement loodste, bezuinigde dit kabinet ongekend hard op kunst, cultuur en media.

Halbe Zijlstra combineerde de rancune tegen kunst van de PVV (kunst als ‘linkse hobby’ en elitair tijdverdrijf) met het markt- en efficiency-gelul van de VVD.

Natuurlijk was het de toenmalige kredietcrisis die ertoe leidde dat rechts Nederland voor miljarden aan bezuinigingen doorvoerde, op sociale voorzieningen, op de zorg, op ik weet niet wat allemaal, waaronder ook zeer zware bezuinigingen op kunst, media en culturele instellingen. Vooral de theater/podium- en kunstwereld kregen enorme klappen. De Basisinfrastructuur waarmee het Rijk tal van instellingen financierde, werd gehalveerd. Veel (theater)productiehuizen voor de podiumkunsten buiten de Randstad verdwenen (zoals Productiehuis Brabant en het Maastrichtse Huis van Bourgondië), of moesten sterk inkrimpen. Maar ook Muziek Centrum Nederland moest haar deuren sluiten. Fondsen werden kleiner en moesten fuseren. Het was een hele periode bijltjesdag. VVD’er Halbe Zijlstra leidde de operatie als staatssecretaris. Hij combineerde de rancune tegen kunst van de PVV (kunst als ‘linkse hobby’ en elitair tijdverdrijf) met het markt- en efficiency-gelul van de VVD. Eén van Zijlstra’s uitspraken: ‘Niemand is veilig’. 

Machteloze auteurs

Als behoorlijk individualistisch ingestelde auteur die dankbaar gebruikmaakte van het subsidiestelsel voor literair auteurs, wist ik me in die dagen niet goed raad. Hoe moest ik verzet plegen? Ik had geen idee. Dat is misschien eigen aan veel literair auteurs. Je hebt de PEN en de Auteursbond, maar mijn ervaring is dat over het algemeen auteurs zich niet snel verenigen. Het is fijn om soms medeschrijvers op een literaire avond te kunnen ontmoeten, maar schrijven is solitaire arbeid. Dat merkte je, het verzet van de auteur bleek: het opiniestuk! Er werd flink wat inkt vergoten en nog meer webpagina’s werden gevuld. Maar het haalde allemaal niets uit. 

Misschien dat we als auteurs stiekem hoopten ontzien te worden, in de niet geheel onterechte hoop te kunnen rekenen op een laatste restje klef respect voor auteurs als hoeders van de Nederlandse taal. Maar laten we ons geen illusies maken: dat laatste restje is zo goed als verdwenen.

De zwakte van het beschavingsoffensief

Gelukkig kwamen andere groepen binnen de kunst- en cultuursector in beweging. Je zou kunnen zeggen dat de manier waarop het verzet vorm kreeg vooral humanistisch geïnspireerd was, vanuit het idee dat kunst universele schoonheid en waarheid in zich draagt, en een trapje kan bieden naar morele verheffing. Het leidde niet tot resultaat. Sterker nog: op de ‘Mars der Beschaving’ kwam meteen veel kritiek. En ook de campagne ‘Nederland schreeuwt om cultuur’ hielp niets. Het was vooral de theaterwereld die in het geweer kwam. Men was goed georganiseerd en beschikte over de middelen en connecties om te mobiliseren. En het theater had als sociale kunstvorm bij uitstek natuurlijk veel te verliezen.

Natuurlijk kwamen deze acties voort uit de beste bedoelingen en is er keihard gewerkt om ze tot een succes te maken. Waarom vonden ze dan geen weerklank buiten de kunst- en cultuursector? Een reden daarvoor was dat het gescherm met ‘beschaving’ geen enkele indruk maakte. Sterker zelfs: de regering vond het heerlijk, met een staatssecretaris die er prat op ging een cultuurbarbaar te zijn. Het verwijt van cultureel vandalisme door buitenlandse instellingen maakte geen indruk. Sterker nog, deze retoriek maakte het alleen maar makkelijker voor Rutte I om te snoeien in die snobsubsidies. De regering pareerde die aanval bovendien minzaam: we zijn helemaal niet tegen kunst, maar vinden alleen dat er te veel geld van de overheid naartoe gaat. Ook daarom werkte een ander argument niet: dat van de economische waarde van kunst. Gebruik daarvan bleek voor de regering enkel een goede gelegenheid te bieden om te wijzen op de vele geneugten van marktwerking. Want de markt was natuurlijk het beste in staat om de economische waarde van kunst en cultuur te vergroten.

Waarom werd er eigenlijk niet gestaakt? Waarom sloten musea en culturele instellingen niet massaal hun deuren?

Luceberts regel ‘alles van waarde is weerloos’ hoorde je in die tijd overal. Alsof de schoonheid zelf werd aangevallen. Dat gekoketteer met weerloosheid ook, wie dacht dat je daar ooit mee had kunnen winnen? Musea kwamen ook met verzet, in de vorm van een heuse paginagrote advertentie in de krant: ‘Politici, praat met ons!’ Ze werden compleet geschoffeerd, maar nog steeds wilden ze… praten! Als verstandige, rationele wezens die naar elkaar wilden luisteren en dan wel tot een vergelijk zouden komen. Maar rechts wilde helemaal niet praten. Ik hoorde een Vlaamse academicus en dichter zich verbazen over het onvermogen van de Nederlandse culturele wereld om daadwerkelijk verzet te plegen. Inderdaad, waarom werd er eigenlijk niet gestaakt? Waarom sloten musea en culturele instellingen niet massaal hun deuren? Maar over staken, een linkse verzetstechniek bij uitstek, had niemand het.

Onmondig verzet

Er klonk een schreeuw: vanuit de campagne ‘Nederland schreeuwt om cultuur’. De schreeuw, een universele uiting van pijn, woede, wanhoop en verdriet. Maar ook: een daad van onmondigheid, opgave van de taal. De video met schreeuwende acteurs en cultuur-BN’ers heb ik nooit echt begrepen. Maar toegegeven, de campagne bracht alleen al op de Amsterdamse manifestatie op 20 november 2010 zo’n 75.000 mensen op de been. En dat was natuurlijk een prestatie van formaat. 

Ik was er destijds ook bij en stond in de buurt van het Leidseplein toen iedereen inderdaad heel hard ging schreeuwen. Dat had zeker iets troostends, al kon ik er zelf niet goed in mee. Auteurs schreeuwen misschien liever niet, althans niet in het openbaar. Maar wat me vervolgens werkelijk met stomheid sloeg: de organisatie had VVD’er Frits Bolkestein uitgenodigd om te spreken. Bolkestein, de voormalig mentor van Wilders! Begin jaren tachtig faciliteerde hij als staatssecretaris van Economische Zaken nog dodelijke handelsdeals tussen Nederland en het Irak van dictator Saddam Hoessein – bepaald geen baken van beschaving, maar inderdaad, hij had ‘iets’ met cultuur. Vanaf het bordes van de Stadsschouwburg mocht deze man voorstellen de kunstbezuinigingen terug te draaien (iedereen juichen), waar hij vervolgens de voorwaarde aan verbond dat hetzelfde bedrag dan wel werd weggesluisd bij ontwikkelingssamenwerking (‘boehhhhh’). Zoveel zelfondermijning, het gaat mijn begrip nog steeds te boven. 

Ook vanuit de publieke omroep kwam nog een poging tot verzet, maar dat was later. De publieke omroep heeft naar mijn weten weinig ervaring met grote acties tegen bezuinigingen. In de afgelopen tien jaar was het vooral Jan Slagter van Omroep Max (van programma’s als Heel Holland bakt en Denkend aan Holland), ooit lijstduwer voor het CDA in Zoetermeer, die zich fel uitsprak tegen de bezuinigingen. In oktober 2013 protesteerden zo’n 3.000 mensen op het Malieveld tegen een extra bezuinigingsronde. De staatssecretaris kreeg een petitie aangeboden. En dat was het zo ongeveer.

Frits Bolkestein voor de Amsterdamse schouwburg bij de manifestatie ‘Nederland schreeuwt om cultuur’, 2010. Foto: Marcel Oosterwijk via Wikimedia Commons

Herkenbare argumenten

In de brief van Breure staan allerlei argumenten waarom een ruimhartig kunstbeleid nodig is, bijvoorbeeld omdat kunst ons uit onze ‘verschillende bubbels’ zou trekken en een plek biedt ‘om ons in tijden van polarisatie opnieuw te verbinden.’ Kunst kan ‘verrijken, inspireren, verbinden en nieuwe perspectieven laten zien’. Judikje Kiers, voorzitter van het overlegorgaan Amsterdamse Culturele Instellingen, zei iets vergelijkbaars in Het Parool: ‘Laten we vooral duidelijk blijven maken wat de waarde van kunst en cultuur is; hoe cultuur mensen bij elkaar kan brengen, kennis verspreidt, inzichten kan bieden.’ Hans den Hartog Jager werpt zich in een overigens fraai artikel in NRC Handelsblad op als een ware verbindingsapostel. Bij hem wordt haast alles verbinding. 

Wat moeten we hier nu mee? Het doet me allemaal heel erg aan 2010 denken. Ik ben het er zeker niet helemaal mee oneens, maar deze lijn van argumenteren ontneemt kunst wel de kracht om juist te polariseren, om te emanciperen en – laten we dat niet ontkennen – zelfs om te onderdrukken. Hoe gebruik je de macht die kunst heeft, hoe zet je kunst in? De continue nadruk op verbinding duwt de andere krachten van kunst naar de achtergrond, terwijl we die waarschijnlijk hard nodig hebben om ons te verzetten! En bedenk: velen op rechts vinden het heerlijk in de eigen bubbel. Die willen er helemaal niet uit.

Rechts vertrouwt het zaakje niet, rechts is bang. En terecht!

Wat rechtse partijen heel goed snappen en waar links altijd een beetje omheen lijkt te praten, is dat kunstenaars, cultuur- en mediamakers plekken creëren waar verzet tegen heersende ideeën tot stand komt. Plekken waar dat verzet wordt gevoed, waar non-conformisme en disruptieve praktijken gekoesterd worden, waar kritisch en subversief denken gekoesterd wordt, waar pluriformiteit een kernwaarde is. Het zijn mogelijke plekken van duurzame tegenmacht. Het zijn broeinesten waar mooie dingen gebeuren.

Natuurlijk klopt er geen jota van dat door de staat gesubsidieerde kunst ‘links’ zou zijn. Er zijn ook zat liberalen die gesubsidieerde kunsten nodig achten voor een gezonde parlementaire democratie. Maar in een rechts land als Nederland is links de logische hoeder van die kritische, pluriforme cultuur die in staat is de macht uit te dagen, te ontmaskeren en te bespotten. Conservatief rechts en extreemrechts moeten hier helemaal niets van hebben. Daarom ga je het pleit ook nooit beslechten door erop te wijzen hoe verbindend de ‘creatieve sector’ is en hoeveel moois er gemaakt wordt. Rechts vertrouwt het zaakje niet, rechts is bang. En terecht! Hiermee wil ik overigens niet zeggen dat het rechts ontbreekt aan liefde voor kunst en cultuur. Maar die uit zich vooral in een kwijlerige eerbied voor gedepolitiseerde kunstwerken, collecties en exposities die het glorieuze verleden van de roomblanke zeevaardersnatie en de mythevorming daaromheen bejubelen. Pronkstukken uit een ‘hoge’ cultuur van edele heren die een kunstopvatting verraden die wel tien keer zo snobistisch is dan wat je ooit op links zult aantreffen.

Verzet, maar hoe? 

Maar wat is dan de juiste verzetsstrategie? Hoe kunnen al die kunstenaars, cultuur- en mediamakers, voornamelijk afkomstig uit de middenklasse en vooral producerend voor diezelfde middenklasse, hun verzet effectief vormgeven? Dat is natuurlijk een buitengewoon heikele kwestie. Welke argumenten moet je naar voren brengen als blijkt dat schermen met verbinding en andere bloempjes uit het register van een futloos humanisme niet werken? En welke allianties zijn mogelijk?

Ten eerste is het belangrijk om te benadrukken hoeveel mensen werkzaam zijn in de media en de kunst- en cultuur, hoe ontzettend veel werk deze sectoren ook indirect opleveren, hoeveel gezinnen te eten hebben dankzij de inkomens die hierdoor gegenereerd worden. Dat is iets anders dan op het economisch rendement wijzen, want daarmee speel je VVD’ers in de kaart, die dan fijntjes op de beperkte winstmarges kunnen wijzen. Belangrijker is dus werkgelegenheid: volgens het CBS bedroeg de werkgelegenheid van cultuur en media in 2018 ‘330 duizend arbeidsjaren ofwel 4,3 procent van de totale werkgelegenheid in Nederland.’ Dat is enorm! Breure wijst er in haar brief terecht op dat dit meer dan de landbouw is. 

Een andere reden waarom je hierop moet wijzen: werkers in andere sectoren begrijpen heel goed hoe belangrijk je baan voor je is. Via werk creëer je solidariteit. Iedereen op links weet het! Een derde van dit werk in de cultuur en media wordt trouwens gedaan door zelfstandigen: die zijn dus extra kwetsbaar. Volgens het CBS is dat aandeel twee keer zo hoog als in de hele economie. Bezuinigingen zullen dus een trap zijn tegen mensen die vaak toch al in een financieel precaire positie zitten. Maar kwetsbaar betekent niet weerloos! Dit onrecht kan een kans bieden om solidariteit te creëren met andere groepen op wie rechts het al ik weet niet hoe lang gemunt heeft, zoals zorgmedewerkers, werkers uit het onderwijs, huurders en natuurlijk alle mensen van kleur. 

Verbreding, maar hoe?

Een van de grote uitdagingen zal worden om de acties zoveel mogelijk te verbreden. Mijn inschatting is dat de omstandigheden daarvoor beter zijn dan in 2010. Een wrang voordeel van dertien jaar Rutte en de schade van de covidpandemie. Een mogelijkheid zou zijn om een alliantie met vakbonden aan te gaan, of om minder gecoöpteerde nieuwe actiegroepen op te zetten, naar het voorbeeld van PO in actie. Vakbonden weten hoe je mensen via werk kunt mobiliseren, dat is immers waar ze voor zijn opgericht. Maar er zal meer nodig zijn dan onderhandelen over cao’s. Een andere bondgenoot zou Extinction Rebellion kunnen zijn, omdat er waarschijnlijk ook urgent klimaatbeleid getraineerd zal worden. Het nadeel is dat je dan wel weer een blik middenklasse opentrekt en je het verzet niet verbreedt. Maar de klimaatactivisten van XR weten heel goed hoe je moet ontregelen, onder andere met wegblokkades. Daarmee kun je een komende regering flink pijn doen. 

Als de NPO honderden miljoenen dreigt te verliezen, moet ze het lef hebben een week op zwart te gaan.

Socioloog Merijn Oudenampsen schreef ruim tien jaar geleden in het tijdschrift OPEN, een uitgave van de door Zijlstra weggemaaide Stichting Kunst en Openbare Ruimte, dat we aan de vooravond stonden van een periode waarin het hele politieke landschap opnieuw ingericht zou worden, met als inzet een ‘nieuwe (rechtse?) consensus die de komende decennia normgevend zal zijn’, gekenmerkt door ‘conflict en polarisatie van tegenstellingen’. Het vraagteken kun je inmiddels weglaten. Polarisatie en conflict? We zitten er middenin! En zo moeten we de nu boven de kunst en media zwevende bezuinigingen ook zien: als deel van een strijd die rechts voert. Uiteindelijk ontkom je er niet aan het gesprek aan te gaan. En in dat soort gesprekken kun je best wijzen op de verschillende soorten waarde van kunst en cultuur, op de massale geluksgevoelens die ze voortbrengen, op de ontspanning, zelfs op de verbinding. Maar van 2010 hebben we kunnen leren dat praten geen zin heeft als je niet ook bereid bent harde actie te voeren. Dus als de NPO honderden miljoenen dreigt te verliezen, moet ze het lef hebben een week op zwart te gaan. Zo laat je zien dat je niet over je heen laat lopen en wordt voor iedereen duidelijk wat er op het spel staat. Maar voor het zover is, moet iedereen die betrokken is bij de kunst, cultuur en media, elkaar opzoeken, zich organiseren en strategisch slim opereren om niet overvallen te worden en overhaast te moeten reageren. Er is nog tijd. Laten we die goed gebruiken. 

Jan-Willem Anker is schrijver en redacteur van Jacobin Nederland.

Steun de groei van het socialisme in Nederland

Abonneer je voor €20 en krijg toegang tot alle artikelen of voor €30 en ontvang jaarlijks twee nummers op papier