Het is geen geheim dat de extreemrechtse regering haar plan om een miljard euro te bezuinigen op universiteiten ziet als een vorm van straf voor de vermeende ‘woke-cultuur’ van het hoger onderwijs. Zo windt PVV-Kamerlid Reinder Blauw er geen doekjes om: ‘Te vaak ging politiek activisme boven wetenschappelijke integriteit. […] En hoe maken curricula over kritische rassentheorieën, dekolonisatie, feminisme en global justice onze studenten tot betere analytische denkers?’ Hij verwacht dat de bezuinigingen universiteiten zullen dwingen tot een politieke heroriëntatie: ‘Er zullen toch daadwerkelijk bezuinigingen moeten worden doorgevoerd, voornamelijk in het hoger onderwijs. […] Alleen zo biedt het de onderwijsinstellingen een mogelijkheid om hun prioriteiten te heroverwegen. Willen onze onderwijsinstellingen politiek activisme op het menu van degelijk onderwijs en degelijk onderzoek?’
Universiteiten en de onderwijssector in het algemeen bereiden zich voor om deze aanval te weerstaan. Protesten zijn aan de gang, massale stakingsacties zijn waarschijnlijk op komst. Ondertussen is het de moeite waard om je af te vragen of de klacht over een activistische wetenschap wel hout snijdt. Het blijkt dat er wel iets in zit. Wetenschap kan overgepolitiseerd zijn. Maar hieruit volgt niet zoiets als een beleid van institutionele of politieke neutraliteit voor universiteiten.
Internationaal wordt de Universiteit van Chicago algemeen beschouwd als de gouden standaard voor institutionele neutraliteit. Het idee — vastgelegd in het ‘Kalven Rapport‘ uit 1967 en in latere verklaringen — is dat universiteiten bestaan om één enkele missie te vervullen: de verwerving, verbetering en verspreiding van kennis. Met andere woorden, hun missie is uitsluitend epistemisch. Om dit te bereiken is maximale vrijheid van onderzoek nodig, bekend als academische vrijheid. Wanneer een universiteit officiële politieke standpunten inneemt die niets te maken hebben met het beschermen van de epistemische missie, streeft ze niet-epistemische doelen na die onbedoeld de academische vrijheid kunnen beperken door een omgeving te creëren waarin bepaalde standpunten worden ontmoedigd. Daarom moeten universiteiten, om de open uitwisseling van ideeën te behouden die essentieel is voor hun doel, institutionele neutraliteit handhaven en zich onthouden van officiële politieke standpunten, behalve in kwesties die rechtstreeks van invloed zijn op hun epistemische missie.
Maar dat is te eenvoudig. Zelfs als we accepteren dat de enige missie van de universiteit epistemisch is — het vergaren en verspreiden van kennis — ontstaat er een raadsel. Hoe kiezen wetenschappers hun onderzoeksvragen? Moet een econoom zich richten op de oorzaken van werkloosheid of van ondernemerschap? Sterker nog, hoe weten we eigenlijk of een van deze dingen de moeite van het onderzoeken waard is? De wereld is niet opgedeeld in onderzoeksproblemen. En dit geldt niet alleen voor de geesteswetenschappen en sociale wetenschappen. Moet een scheikundige bijvoorbeeld werken aan hernieuwbare energietechnologie of aan de winning van fossiele brandstoffen? Het is al lang duidelijk dat waarden buiten de wetenschap de vragen sturen die wetenschappers stellen. De keuze van onderzoeksvragen is politiek en de antwoorden hebben ook politieke gevolgen. Hier kun je niet omheen.
Fundamentele onenigheid
Als volledige neutraliteit eenmaal is afgewezen, wordt het verleidelijk om halsoverkop de andere kant op te rennen. Dit is een bekende neiging. Wetenschap bestaat niet in een vacuüm: het heeft raakvlakken met maatschappelijke structuren, machtsdynamieken en beleidsdebatten. Wanneer wetenschappers zich verdiepen in onderzoek dat bestaande paradigma’s uitdaagt of onrechtvaardigheden blootlegt, zijn ze inherent betrokken bij politieke activiteiten. Daarom wordt de grens tussen wetenschap en activisme vaag, of verdwijnt die helemaal. Het nastreven van kennis en het bewerkstelligen van sociale verandering zijn met elkaar verweven inspanningen, waardoor een scherp onderscheid tussen academisch onderzoek en politiek engagement onhoudbaar wordt binnen de missie van de universiteit.
Die redenering is vooral gebruikelijk in de geesteswetenschappen en sociale wetenschappen. Ikzelf denk er anders over. Het is één ding om te zeggen dat onze keuzes voor onderzoeksvragen en onderwijsonderwerpen beïnvloed worden door onze buitenwetenschappelijke verplichtingen. Het is iets heel anders om te zeggen dat ons wetenschappelijk werk in dienst staat van politieke kwesties, in de zin dat onze evaluatie en presentatie van het bewijs beïnvloed moet worden door onze politieke doelen. Neem een simpel voorbeeld van politiek gekleurd onderzoek. Een marxistische geleerde wil misschien weten of de arbeidersklasse een voldoende krachtig revolutionair subject is, omdat ze geïnteresseerd is in de vraag of het kapitalisme overwonnen kan worden. Maar juist omdat ze geïnteresseerd is in het overwinnen van het kapitalisme, zal ze gelijk willen hebben over de vraag of de arbeidersklasse in staat is tot een succesvolle revolutie. Cru gezegd kunnen we de politieke connotatie van onze vragen erkennen zonder de betrouwbaarheid van onze antwoorden overboord te gooien — iets wat veel activistische wetenschappers en ook veel van hun critici niet erkennen.
Maar zelfs als ik daarin gelijk heb, blijft de moeilijkste kwestie onaangeroerd. Degenen die zich verzetten tegen het onderscheid tussen wetenschap en activisme — tussen waarheid en macht, zo je wilt — zijn tot hun standpunt gekomen door epistemische doelen na te streven. Dat wil zeggen, door te proberen te begrijpen wat kennis is. Ik denk dat hun antwoord verkeerd is, maar ik respecteer het, omdat ik zie dat zij tot hun antwoord zijn gekomen zoals ik tot het mijne ben gekomen: door kennis na te streven. Het centraal stellen van de epistemische missie van de universiteit, en de academische vrijheid die daarvoor nodig is, leidt tot fundamentele onenigheid over wat de epistemische missie is, en over de rol van de universiteit in het sociale en politieke leven. De toewijding om het nastreven van kennis centraal te stellen leidt tot pluralisme over wat die toewijding inhoudt — een pluralisme dat zich uitstrekt van de institutionele neutraliteit van het Kalvenrapport tot het scepticisme over neutraliteit dat vaak wordt aangetroffen onder activistische wetenschappers.
Dit pluralisme is simpelweg het product van academische vrijheid en onderzoek te goeder trouw. Het zou arrogant en onwetenschappelijk zijn om het te onderdrukken, van welke kant dan ook. En als dat het geval is, hebben we een antwoord op onze oorspronkelijke vraag. Het probleem is niet dat sommige wetenschappers activisten zijn. Het streven naar kennis leidt soms tot een activistische oriëntatie op wetenschap en soms niet. Het is belangrijk om de legitimiteit van beide uitkomsten te erkennen en ervoor te zorgen dat geen van beide opvattingen over wetenschap de universiteit overneemt en de andere onderdrukt. Universiteiten kunnen dus geen neutrale nastrevers van kennis zijn, omdat veel van hun medewerkers juist door het nastreven van kennis neutraliteit zijn gaan verwerpen.
De overgepolitiseerde universiteit
Je kunt betwijfelen of extreemrechtse politici echt geïnteresseerd zijn in institutionele neutraliteit voor universiteiten. Waarschijnlijk gebruiken ze dit idee alleen maar om academische disciplines waar ze een hekel aan hebben de mond te snoeren, van genderstudies tot klimaatwetenschappen. Maar zelfs als we hun neutraliteitsbelijdenis voor waar aannemen, blijkt dat degenen die neutraliteit willen opleggen niet beter zijn dan de academische activisten die ze verachten. Als de activisten of de voorstanders van neutraliteit het over zouden nemen, zouden we een overgepolitiseerde universiteit krijgen: een universiteit die de uitkomsten van vrij academisch onderzoek verwerpt als deze ze niet aanstaan.
Een universiteit die haar epistemische missie serieus neemt, moet dus noch neutraal noch activistisch zijn. Ik wil voorstellen dat ze in plaats daarvan pluralistisch moet zijn. Wat betekent dat? Wat houdt institutioneel pluralisme in als bijvoorbeeld demonstranten eisen dat een universiteit een kant kiest in de kwestie van de dag? Wat betekent dit voor welke vormen van meningsuiting en protest zijn toegestaan op de campus? In tegenstelling tot activisme of neutraliteit heeft pluralisme geen pasklaar antwoord op zulke vragen. Maar het heeft wel een procedure om antwoorden te genereren: democratisch zelfbestuur door de universitaire gemeenschap.
Herinner je hoe ik stelde dat we de meningsverschillen moeten respecteren die het resultaat zijn van het oprecht nastreven van kennis. Zoals we gezien hebben, gaat het onder andere om meningsverschillen over de vraag of universiteiten politieke standpunten moeten innemen, over gedragsregels op de campus, de juiste normen voor onderzoeksethiek, enzovoort. Dit zijn geen vragen die kunnen worden opgelost door autoriteiten buiten de universiteit, want het is de epistemische missie zelf die zelfsturing vereist: ten eerste zijn het de experts die het beste weten welke vragen de moeite waard zijn om te stellen, en hoe. Maar we hebben ook een praktische procedure nodig om die meningsverschillen op te lossen. Dit is waar democratie om de hoek komt kijken. Het moet mogelijk zijn dat verschillende stemmen binnen de universitaire gemeenschap op verschillende momenten de overhand hebben, zonder dat één van die stemmen het risico loopt om permanent buiten het gesprek te worden gesloten.
Voorstanders van neutraliteit maken zich zorgen dat zonder neutraliteit bepaalde standpunten ontmoedigd zullen worden, hoewel ze zich geen zorgen lijken te maken over het ontmoedigen van het activistische standpunt. Wat we in plaats daarvan nodig hebben, zijn garanties dat zelfs standpunten die op dit moment worden afgekeurd volwaardig bestaansrecht hebben in de universitaire gemeenschap. De epistemische missie vereist dat ook. Gelijke democratische status en deelname aan de besluitvorming zijn de beste garantie tegen ideologische overnames, of die nu neutralistisch of activistisch zijn.
Het pluralistische model is dus eigenlijk een combinatie van twee verplichtingen: democratisch zelfbestuur en academische vrijheid. Als we serieus zijn over de universiteit als plaats met als enige missie het nastreven en verspreiden van kennis, moeten we ervoor zorgen dat de universiteit weer een zelfbesturende gemeenschap van vrije onderzoekers, docenten en studenten wordt.
Enzo Rossi is universitair hoofddocent politieke theorie aan de Universiteit van Amsterdam