Nooit meer betekent nooit meer voor iedereen

Vandaag wordt in Amsterdam het Nationaal Holocaustmuseum geopend. De Israëlische president Isaac Herzog is één van de genodigden. Tegen zijn komst wordt grootschalig protest verwacht. Joods politiek filosoof en ethicus Anya Topolski roept op de lessen van de Holocaust te universaliseren.
Het Holocaustmuseum aan de Plantage Middenlaan in Amsterdam. (Wikimedia Commons)

Jacobin #2 is uit! Abonneer je voor €30 en
we sturen
hem op.

Ik ben een Pools-Canadese Jood die in België woont en in Nederland werkt. Ik ben geen Israëliër. Ik ben geen Palestijn. Ik spreek tot diegenen in Europa die hopen op een wereld vrij van onrecht, vrij van racisme, kolonialisme, onderdrukking en uitsluiting. Ik kruip in mijn pen omdat ik me identificeer als Jood en omdat ik als wetenschapper racisme in Europa bestudeer. Zowel mijn persoonlijke identiteit als mijn wetenschappelijk werk sporen me aan om te spreken. Ze staan niet los van elkaar, het persoonlijke is het politieke. De oorlog tegen Gaza moeten we zien als onderdeel van de langzame genocide op de Palestijnen. Die begon met de Nakba in 1948 en was een voortzetting van de Shoah in Europa. Geen van beiden zijn religieuze conflicten. Dit is geen oorlog van Joden tegen moslims. Het is een oorlog van een kolonistenstaat die het Jodendom en de Joodse identiteit als wapen gebruikt. Het is om deze reden dat ik als Jood reageer, zoals ook Hannah Arendt dat deed – een denker die mijn wereldbeeld heeft gevormd. Mijn reactie op de oorlog in Gaza bestaat uit een oproep om een aantal zaken grondig te veranderen.

Eis het politieke terug

We moeten het politieke omarmen – en wel wereldwijd door na te denken over alle mensen en de aarde die we willen bewonen. Wat het politieke voor Arendt betekent, is niet wat de meesten van ons zich voorstellen als we aan politiek denken. Het gaat niet over regeringen en partijen, maar over de ruimtes waar wij als mensen samenkomen om de wereld te co-creëren. Dat doen we in woord en daad. Het is een collectieve communicatieve ruimte en, nog belangrijker, het is een conflictueuze ruimte. Het is niet comfortabel of veilig. Daarom is er moed nodig om zo’n ruimte te creëren, te betreden en eraan deel te nemen. Velen zwijgen vandaag uit angst voor polarisatie. Vooral de zwijgzaamheid van politici en universiteitsbestuurders is in dit opzicht laf.

We moeten eerst en vooral het politieke terugwinnen, de ruimte die voortdurend wordt aangevallen vanuit centrumrechts en extreemrechts, maar die ook is uitgehold door het lege liberalisme. We moeten accepteren dat we medeplichtig zijn aan de teloorgang van de politieke sfeer en de omarming van het neoliberalisme, een zogenaamd neutraal secularisme en hyperindividualisme. Misschien komt deze omarming voort uit een verlangen naar stabiliteit, materieel comfort en veiligheid, maar ze gaat samen met geweld, onderdrukking en onteigening voor de overgrote meerderheid van de wereldbevolking.

Mijn oproep is: omarm polarisatie. We hebben meer agonisme en politieke interactie nodig, niet minder. Zeker als we echte vrede willen op de lange termijn, voor alle Palestijnen en Israëli’s, van de rivier tot de zee, en niet alleen een terugkeer naar de status quo – een status quo die gedepolitiseerd en structureel ontmenselijkend is.

Deze oproep komt ook met twee nuances. Doe dit met zorg. Zowel voor de mensen als voor het onderwerp. Het is belangrijk om stil te staan en ruimte te maken voor de pijn die we voelen als we dit geweld zien. De pijn die zovelen voelden op 7 oktober, de pijn die zovelen daarvoor en daarna hebben gevoeld. We moeten de pijn en het geweld erkennen, maar nooit goedpraten. En informeer jezelf. Verwerf de kennis die zwaar aanvoelt, vol complexiteit en tegenstrijdigheden. Sta open voor wat je moet afleren om te kunnen weten wat je nog moet leren.

Maak genocidevergelijkingen mogelijk

Ik geef hier een uitgebreid voorbeeld. Het voorbeeld gaat over hoe de claim van antisemitisme en de uniciteit van de Shoah worden gebruikt om discussies over andere vormen van racisme of genocide te ontmoedigen. Hoe deze twee claims op problematische wijze met elkaar verstrengeld zijn geraakt, is een veel langer verhaal. Hier volstaat te zeggen dat deze verstrengeling het centrale project was, en is, van de International Holocaust Remembrance Alliance (IHRA). De slogan van de IHRA is: ‘Een wereld die de Holocaust herdenkt. Een wereld zonder genocide.’ De Alliantie stelt de Shoah als het model van genocide, als het uitzonderlijke. Hetzelfde geldt voor antisemitisme, dat de IHRA definieert door het samen te voegen met kritiek op Israël. Waar precies de scheiding ligt tussen het bekritiseren van de Israëlische staat en antisemitisme is niet altijd gemakkelijk te zeggen. Maar ze kan wel worden gemaakt, zoals blijkt uit de definitie van antisemitisme in de Verklaring van Jeruzalem. Het is dus mede te wijten aan de IHRA – die weliswaar juridisch niet bindend is, maar wel is aangenomen door instellingen gaande van de EU en veel Europese landen tot sportclubs, steden en universiteiten – dat het onderscheid tussen racisme tegen Joden en kritiek op Israël is uitgewist. Dat deze verstrengeling zo snel door zoveel Europese instellingen is omarmd, komt door de Europese schuld aan en schaamte voor de Shoah.

Geïnformeerde en genuanceerde discussies zijn op dit moment essentieel. Deze zijn beladen met pijn en trauma. We moeten erkennen dat, hoewel elke vorm van genocide en racisme uniek is, de concepten zelf alleen kracht en betekenis hebben als we ruimte creëren om te bespreken hoe ze verband houden met de geschiedenis. Nog belangrijker, we moeten erkennen dat het doel ervan is om racisme en genocides in de toekomst te voorkomen. ‘Nooit meer’ betekent ‘nooit meer voor iedereen’. Daarvoor moeten we een manier vinden om de opvatting te deconstrueren dat de genocide op de Joden tijdens de Shoah uitzonderlijk is. Deze opvatting wordt door velen aangehangen. Degenen die beweren dat de Shoah uniek of uitzonderlijk is, voeren op dit moment een ideologische oorlog. Een oorlog die ze winnen.

Hoewel de genocides uit het verleden niet meer voorkomen kunnen worden, is de manier waarop ze herinnerd en gepresenteerd worden essentieel.

De intellectuele en politieke strijd tegen deze opvatting begint in de jaren 1950. Ze is goed gedocumenteerd in het boek van David Stennard, Is the Holocaust Unique? Perspectives on Comparative Genocide. Israëls rol in deze ideologische oorlog, die het vooral voert tegen de publieke herdenking van de Palestijnse Nakba, is ook een onlosmakelijk onderdeel van deze strijd. Er is bijna geen ruimte voor de overtuigende argumenten om geheugen te begrijpen als multidirectioneel in plaats van als een zero sum game tussen slachtoffers. Claims die het tegendeel beweren, kunnen als onwettig worden beschouwd (door ze als antisemitisch te bestempelen). Het is vandaag moeilijker dan ooit om vergelijkende beschouwingen over genocide te maken. Dit maakt het ook moeilijk om patronen van geweld te identificeren in de categorie genocide of misdaden tegen de menselijkheid, allebei termen die werden gedefinieerd in het licht van de Shoah.

Bepaalde machtsinstituten promoten de uniciteit van de Shoah-these, om de aandacht af te leiden van andere vormen van geweld en onrecht. Dit is ook David Stannards overtuiging: ‘Het bagatelliseren of zelfs ronduit ontkennen van het genocidale lijden van anderen is zowel racistisch als gewelddadig’ […] Pleitbezorgers van uniciteit bieden ‘een scherm waarachter opportunistische regeringen vandaag hun eigen verleden en voortdurende genocidale acties proberen te verbergen’. Zonder opzettelijkheid toe te schrijven aan al diegenen die deze visie promoten, is het belangrijk om te beseffen dat dit is wat we momenteel zien in publieke en politieke discussies, of het gebrek daaraan.

Dit roept de zeer confronterende vraag op van raciale rouw: dehumaniseren we mensen van kleur verder door bij voorkeur om witte slachtoffers van genocide te rouwen? De Amerikaanse geheugenonderzoeker Michaël Rothberg laat zien hoe de claim van uniciteit leidt tot een zero sum slachtoffercompetitie die ‘potentieel een hiërarchie van lijden creëert (een moreel aanstootgevend resultaat) en lijden verwijdert uit het veld van historisch agentschap (een moreel en intellectueel verdacht resultaat).’ Bovendien bestaat het gevaar dat het ‘een echte dialoog belemmert, omdat het een externe, controversiële kwestie introduceert die potentiële bondgenoten vervreemdt van andere slachtoffers van georganiseerde menselijke verdorvenheid. Op dezelfde manier heeft onze fixatie op uniciteit ons ervan weerhouden een hand uit te steken door de lessen van de Holocaust te universaliseren.’

De idee van uniciteit is ook betwistbaar, omdat juist door het verleden actief te maken (door het te herdenken in het heden), de lessen van de geschiedenis worden geactualiseerd. Boren argumenten voor het unieke karakter van de Shoah op een bepaalde manier dit witte privilege aan, zoals gesuggereerd wordt door critical race wetenschappers? Is dit impliciet of expliciet? En, als dit laatste het geval is, is de rechtvaardiging van het uniciteitsargument dan een vorm van witte suprematie, zoals geïmpliceerd wordt door sommige wetenschappers en activisten? Hoewel de genocides uit het verleden niet meer voorkomen kunnen worden, is de manier waarop ze herinnerd en gepresenteerd worden essentieel. Niet alleen voor de herinnering aan hun slachtoffers en nakomelingen, maar ook voor de hoop op een rechtvaardige toekomst. Om deze redenen beweer ik dat argumenten voor uniciteit obstakels zijn voor een toekomst waarin Israëli’s en Palestijnen vreedzaam samenleven.

Erken het structurele racisme van westerse instellingen

Dit voorbeeld leidt tot mijn tweede oproep. We moeten onszelf dwingen, hoe ongemakkelijk ook, om het structurele racisme te erkennen van de instellingen die het westen heeft gecreëerd als reactie op de Shoah. Op dit moment zijn de instellingen die het meest zichtbaar falen om de genocide op de Palestijnen te stoppen de Europese en internationale juridische instellingen. Geleerden, politici en de media verwijzen voortdurend op deze ‘dubbele standaard’ ten opzichte van de wereldwijde reactie op de Russische invasie in Oekraïne. Daarvoor was er al de ‘dubbele standaard’ van het Europees vluchtelingenbeleid, toen vluchtelingen van over de hele wereld stierven toen ze probeerden Fort Europa binnen te komen, terwijl Oekraïners onmiddellijk asiel kregen. Dit zijn helemaal geen ‘dubbele standaarden’. Dit zijn gewoon de ware kleuren van het structurele racisme van het juridische en politieke systeem dat we hebben gebouwd.

Politieke instellingen zijn gebouwd voor de mensen die leven in wat de Franse filosoof Frantz Fanon ‘de zone van het zijn’ noemt, wat wij ‘de zone van de geprivilegieerden’ zouden noemen, of wat ik vandaag ‘de zone van de gehumaniseerden’ noem. Dit is de zone waarin we kunnen spreken van een wettelijk kader, waarin we een beroep kunnen doen op rechten en vrijheden. Het is ook ‘de zone van administratie en regulering, van materiële middelen en erkenning.’ Het is een zone waarin we individuele identiteiten en verhalen kunnen verwoorden en hebben. Het is een zone waarin onrechtvaardigheden gerechtvaardigd moeten worden en, in theorie, gevolgen hebben. Hoewel de meeste mensen in Europa in deze zone leven, geldt dat niet voor iedereen: denk aan mensen zonder papieren, daklozen, mensen die leven in armoede. Degenen die zijn uitgesloten van ‘de zone van het zijn’ hebben een heel andere geleefde ervaring. Een die veel dichter bij die van veel andere delen van de wereld ligt – ‘de zone van het niet-zijn’, ‘de zone van de verdoemden’, ‘de zone van de ontmenselijking’. In deze wereld zijn er geen rechten, is er geen erkenning. Er zijn geen individuele namen of verhalen, alleen nummers. Er is voortdurende onderdrukking, geweld en armoede. Dit is de wereld waarin de meeste Palestijnen leven sinds de Nakba. Terwijl langzaam steeds meer mensen bereid zijn om dit te zien, hebben velen er te lang voor gekozen om het niet te zien (en rechtvaardigden dit als steun voor Israël en Joden, wat natuurlijk heel verschillende dingen zijn).

We moeten erkennen dat we het voorrecht hebben om ‘de zone van het zijn’ te bewonen, precies omdat zij mogelijk wordt gemaakt door ‘de zone van het niet-zijn’. Wij hebben de ‘dubbele moraal’ mogelijk gemaakt, waarvan we nu de EU en onze regeringen beschuldigen. We profiteerden van dit structurele racisme. We maskeerden onze eigen medeplichtigheid aan het lot van de Palestijnen als de verworpenen der aarde. Zoals het boek van Arun Kundnani zo briljant laat zien: je kan niet antiracistisch zijn zonder antikapitalistisch te zijn. Het is ook om deze reden dat we het niet kunnen laten bij een oproep tot een staakt-het-vuren. Dit zou slechts een terugkeer betekenen naar de status quo van langzame genocide voor het Palestijnse volk.

Voer voortdurend collectieve actie

Dit leidt tot mijn derde en laatste oproep: we moeten ons collectief organiseren en trainen voor een lange strijd voor gerechtigheid. Ik ben dankbaar voor elke ruimte die het narratief verandert, voor elk protest, voor elke petitie en teach-in. Maar we moeten beseffen dat dit slechts sprints zijn. De echte verandering zal een marathon vergen. En we kunnen geen marathon lopen zonder training, planning of steun. Kortom, zonder georganiseerd te zijn. We spreken allemaal vanuit verschillende posities met verschillende mogelijkheden om ons uit te spreken, te luisteren, te schrijven, te steunen. Laten we een manier vinden om dit collectief te doen. Het is belangrijk om dit te doen, ondanks onze gevoelens van hopeloosheid en machteloosheid. Velen van ons, wier gereedschap woorden zijn, zijn sprakeloos. Hebben woorden nog wel betekenis?

Bijna tien jaar geleden begon ik, samen met andere geweldige Joodse activisten, Een Andere Joodse Stem. Ik wil geloven dat door genoeg te protesteren, door het steunen van de Boycot, Desinvestering, Sancties (BDS-) Beweging, door onze stemmen te organiseren en te versterken als Joden die weigeren Israël te steunen, we een verschil kunnen maken. De afgelopen jaren schreven we tientallen speeches en opiniestukken. Maar onze stem was niet krachtig genoeg om te verhinderen dat Israël Palestijnen vermoordde of opsloot, omdat ze voor vrede marcheerden aan de grens van Gaza of geweldloze BDS-bewegingen waren begonnen. Met elke oorlog sloten steeds meer Joden uit de diaspora en uit Israël zich bij onze Stem aan. Maar zal er ooit echt een einde komen aan deze cyclus van geweld? Het voelt eindeloos, wanhopig, hopeloos. Dit zijn wat Hannah Arendt donkere tijden noemde. Toch denk ik niet dat wij, die in ‘de zone van het zijn’ wonen, het voorrecht hebben om de hoop op te geven of te stoppen met vechten voor gerechtigheid. Tenminste, dat is wat ik mijn studenten aan de universiteit leer en waar ik daardoor mijzelf aan herinner.

Het is niet aan ons in Europa om te beslissen hoe die vrede eruitziet; dat is aan degenen die zullen moeten leren om vreedzaam samen te leven. Maar het is wel onze rol en verantwoordelijkheid om te leren van het verleden en het heden, om ons uit te spreken en dat genuanceerd te doen, en om onze medeplichtigheid te erkennen aan de omstandigheden die een obstakel vormen voor vrede. Het is belangrijk om de geschiedenis te onthouden, om te contextualiseren en om hier, in Europa, te beginnen door ons verleden te verbinden met wat er nu in Gaza gebeurt. De genocide in Gaza begon met de genocide op Joden en ‘Roma’, onder andere, hier in Europa. Europa heeft het antisemitisme niet beëindigd na de Shoah. De oplossing voor de ‘definitieve’ oplossing was de oprichting van de staat Israël. Europa loste zijn Joodse probleem op via het vestigingskolonialisme dat begon met de Nakba. Zoals Arendt in 1951 schreef

Na de oorlog bleek dat de Joodse kwestie, die als de enige onoplosbare werd beschouwd, inderdaad was opgelost – namelijk door middel van een gekoloniseerd en vervolgens veroverd grondgebied – maar dit loste noch het probleem van de minderheden noch dat van de staatlozen op. Integendeel, net als bij vrijwel alle andere gebeurtenissen van onze eeuw, leidde de oplossing van het Joodse vraagstuk slechts tot een nieuwe categorie vluchtelingen, de Arabieren, waardoor het aantal staatlozen en rechtelozen met nog eens 700.000 tot 800.000 mensen toenam.

Eenvoudig gezegd: geweld roept geweld op. Racisme roept racisme op. Angst roept angst op. De les die we moeten trekken, is: ‘nooit meer voor iedereen’.

Anya Topolski is universitair hoofddocent ethiek en politiek filosofie aan de Radboud Universiteit en oprichtster van Een Andere Joodse Stem. Ze maakt ook deel uit van een collectief dat een aanklacht indient bij het Internationaal Strafhof om de Israëlische President Herzog te berechten.

Dit stuk verscheen eerder in Samenleving & Politiek onder de titel ‘Europa is medeplichtig aan de genocide tegen de Palestijnen’.

Steun de groei van het socialisme in Nederland

Abonneer je voor €20 en krijg toegang tot alle artikelen of voor €30 en ontvang jaarlijks twee nummers op papier