In tien minuten fiets je van Station Beverwijk naar de Hoogovens. De historische Koninklijke Nederlandse Hoogovens en Staalfabriek, sinds 2007 overgenomen door het Indiase bedrijf Tata Steel, omspant een gebied van 750 hectare direct aan de Noordzee. De aanblik is al dramatisch: onder het uitbundige avondconcert van de vogels rijst de industriële machinerie op uit de duinen. Dit is een wereld op zich, met eigen infrastructuur, eigen mensen, een eigen cultuur.
Het zijn die mensen en die cultuur die de makers van het toneelstuk Onder de rook van de hoogovens willen laten zien vanavond. De afgelopen maanden stonden voor- en tegenstanders van de sluiting van (delen van) de staalfabriek geregeld tegenover elkaar. Greenpeace organiseerde verschillende acties vanwege de uitstoot, arbeiders en omwonenden waren kwaad. Dat lijkt steeds de tegenstelling: de vakbond, de directie en een flink deel van de omwonenden aan de ene kant, en de klimaatactivisten, lokaal en uit de Randstad, aan de andere kant.
Theater tussen de machines
De voorstelling vindt plaats in het Hoogovensmuseum op het oudste deel van het fabrieksterrein, in de oude buizengieterij, net buiten het terrein van Tata Steel. De laatste zonnestralen schijnen door de glazen hal – mede mogelijk gemaakt door hoogwaardige staalproductie – en verlichten de letters ‘Koninklijke Hoogovens.’
Het publiek verzamelt zich tussen de oude machinerie, posters en maquettes.
De meerderheid bestaat uit oudere mensen uit de regio, met hier en daar een groepje jongeren die eruitzien alsof ze bij Extinction Rebellion zouden kunnen zitten. Het theaterbeeld lijkt de gepolariseerde discussie te weerspiegelen: twee tribunes tegenover elkaar. Daartussen speelt zich een IJmonder familiedrama af.
‘Als mensen zeggen: “Zo praten ze hier in Noord-Holland,” dan denk ik, ja maar zo praten ze ook in Deventer, waar ik vandaan kom: dat is de arbeidersklasse.‘
In 2020 kwamen schrijfster Christine Otten en productiehuis De Vlammende Eend van Alev Kutluer en Tina Krikke op het idee om een voorstelling te maken over de hoogovens, of specifieker, over de cultuur rondom de fabriek die verloren zou gaan als die zou sluiten. Regisseur Alev Kutluer: ‘Wij zijn begonnen met het idee van het vastleggen van een verdwijnende industrie. De vreemde schoonheid van de fabriek in dit landschap maakte ons nieuwsgierig naar de verhalen erachter. Wij zijn ook maar buitenstaanders, dus wij zijn met heel veel mensen in gesprek gegaan. Met medewerkers, ex-medewerkers, lokale milieugroepen, met de FNV, lokale politiek. Tijdens dat proces raakten de discussies met de klimaatbeweging steeds verder gepolariseerd; we konden er niet meer omheen in onze interviews.’
Christine Otten, van wie eerder dit jaar de theatermonoloog Een van ons op het toneel verscheen, liet zich inspireren door de taal van de regio, maar ook door haar eigen achtergrond: ‘Mensen vragen mij: hoe kan het, dat jij dit zo goed weet? Nou, enerzijds doordat ik veel mensen heb gesproken hier. Maar het is ook een ode aan mijn eigen achtergrond, oma Dinie is een beetje mijn moeder. Als mensen zeggen: “Zo praten ze hier in Noord-Holland,” dan denk ik, ja maar zo praten ze ook in Deventer, waar ik vandaan kom: dat is de arbeidersklasse.’
Een doekje over de tuinmeubels
‘Een fabriek is nooit alleen een fabriek,’ zegt Eddy Can (Leòn Ali Çifteci), de vader van het fictieve gezin Can. Eddy werkt al 25 jaar bij de hoogovens. In zijn openingsmonoloog heeft hij het over de binding die hij voelt met het terrein, hoe hij er wortel is geschoten, onder de mensen maar juist ook in het landschap. Hij spreekt over de vele diersoorten die er voorkomen, tot zeldzame mossen aan toe. ‘We vonden altijd al dat er iets is moest gebeuren aan de uitstoot.’
Maar wat er gebeurd is en gepland staat, is niet voldoende, vindt Ilias, zijn zoon. Ilias, vertolkt door Mingus Dagelet, studeert in Amsterdam en is actief in radicale klimaatgroepen. Hij is in Velsen voor de verjaardag van zijn vader, maar iedereen weet dat hij ook andere motieven heeft: een actie. Er volgen verschillende botsingen tussen vader en zoon. Moeder Saar (Sytske van der Ster) vindt Eddy’s ‘geadoreer van de hoogovens’ maar nostalgisch. Eerst een doekje over de tuinmeubels halen voor je gaat zitten, dat is ze gewend, maar ze is er anders tegenaan gaan kijken sinds het RIVM hoge concentraties zware metalen in haar achtertuin mat.
Oma Dinie (Christine van Stralen) werkte ooit in de zogenaamde Maagdenhal, waar jonge vrouwen afgewerkte stalen platen controleerden op gaatjes, maar toen ze trouwde met Eddy’s vader, vakbondsman bij de hoogovens, moest ze daar vertrekken. Nu is ze stervende aan longkanker. Het is Dinie die een stem geeft aan de geschiedenis van de arbeidersstrijd in de fabriek. Ze vertelt hoe zij en haar collega’s staakten voor een kantine, over de voorhoederol van de staalwerkers in de vakbeweging en de gezamenlijke strijd van de bewoners, milieubeweging en vakbond tegen de plannen om kernafval te dumpen in de zee bij IJmuiden. Volgens Christine Otten, de auteur van het stuk, reageren jongeren vaak verbaasd op dit aspect van de lokale geschiedenis: ‘Dan zeggen mensen die klimaatactie voeren: “Dit wisten we eigenlijk niet, zij lijken op ons.”’
Alle figuren krijgen een moment om naar het publiek hun verhaal te doen. Het hoogtepunt is een ruzie tussen vader en zoon, waarin verzoening mogelijk blijkt. De makers hebben bewust geen kant gekozen. Otten: ‘De verkeerde mensen komen tegenover elkaar te staan. Ik weiger te kiezen tussen milieubeweging en vakbond, want dat is geen keuze; ze hebben elkaar juist nodig.’ Regisseur Alev Kutluer: ‘Het stuk is een radicale poging tot toenadering, tot een gesprek.’
Klassending
Als het stuk is afgelopen, vindt er onder leiding van Otten voorzichtig zo’n gesprek plaats. Een man die 48 jaar bij de hoogovens gewerkt heeft, identificeert zich sterk met het personage van Eddy. Zijn advies: ‘Je moet ook uit de hoogovens groeien, met je tijd mee.’ Andere gepensioneerde staalwerkers vallen hem bij. Maar wat als je nu voor je brood van de fabriek afhankelijk bent?
Een vrouw die bij de afdeling personeelszaken van Tata Steel werkt, vertelt dat ze de hoogovens altijd fantastisch heeft gevonden, maar er wel anders naar is gaan kijken toen een collega van haar overleed aan kanker, en dat in verband bracht met de uitstoot van de fabriek. ‘Hoe is dat, om dat te weten,’ vraagt een zelfbenoemd klimaatactivist aan de zaal, ‘dat je misschien eerder doodgaat als je zo lang bij de hoogovens gewerkt hebt? Dat hoort er toch niet zomaar bij?’ De vrouw reageert dat er meer kanker voorkomt in Amsterdam-Noord dan in de IJmond. Zelf spreek ik een zestiger die als jongeman in de hoogovens werkte. ‘De geschiedenis van Tata is er een van tragisch mismanagement. Die omslag had twintig jaar geleden moeten komen, toen had Kooks 2 al dicht gemoeten.’
‘Wij zijn ook voor de klimaatbeweging, maar mensen hebben hier jarenlang in een soort inferno gewerkt en hebben wel de basis gelegd voor onze welvaart en arbeidsrechten. Daar kun je niet zomaar overheen walsen met “de fabriek moet dicht.”’
Aan het einde van het nagesprek vertelt Christine Otten dat ze gisteren gebeld werd door vakbondsmensen, of ze geen speciale voorstelling wilden geven voor de FNV en Greenpeace. ‘Dit is precies wat wij wilden. Bij veel klimaatactivisten hoor je toch een badinerende toon, “dan zoeken we ander werk voor die mensen.” Wij zijn ook voor de klimaatbeweging, maar mensen hebben hier jarenlang in een soort inferno gewerkt en hebben wel de basis gelegd voor onze welvaart en arbeidsrechten. Dat moet je wel even beseffen, daar kun je niet zomaar overheen walsen met “de fabriek moet dicht.”’
Kutluer: ‘Het lijkt soms alsof het klimaat een soort klassending begint te worden. We willen allemaal een duurzame toekomst voor onze kinderen en kleinkinderen, een toekomst überhaupt. Maar wat gebeurt er: doordat bepaalde mensen zich niet gehoord voelen, gaan ze niet mee in die verandering. We moeten elkaar zien en elkaar erkennen voordat we met z’n allen verder kunnen. Als dat niet gebeurt, lijkt er een soort klassenscheiding te ontstaan, waarin het een luxe lijkt om het over milieu te hebben en je daar zorgen over te maken.’
‘Weet je wat ik nou niet begrijp van jouw generatie?’ zegt vader Can tegen zijn zoon terwijl ze van het toneel aflopen. ‘Jullie denken dat jullie geen vakbond meer nodig hebben!’ Niets van waar, vindt Ilias. ‘De vakbond zou alleen wat strijdbaarder moeten zijn, niet zo op schoot zitten bij de directie.’
Je kunt je afvragen hoe duurzaam het wederzijdse begrip is dat tijdens deze avonden ontstaat, en of dat van invloed is op een alliantie tussen de vakbond en klimaatbeweging. Wat wel duidelijk is: als de klimaatbeweging de (ex-)medewerkers van Tata Steel mee wil krijgen, zal ze hen meer moeten bieden dan verwijten.
Onder de rook van de hoogovens is tot 27 mei te zien in het Hoogovensmuseum.
Hannah van Binsbergen is hoofdredacteur van Jacobin Nederland.