Het standbeeld van Jan Pieterszoon Coen staat er imponerend bij onder de Hollandse winterlucht. Het staat in Hoorn, de plaats waar deze zeventiende-eeuwse zeeman geboren werd. In 1621 was Coen verantwoordelijk voor een van de bloedigste episodes uit de geschiedenis van de VOC: het bloedbad van Banda. De inheemse bevolking van het eiland Lontor, het grootste eiland in de Banda-archipel, werd grotendeels uitgemoord – een vroege vorm van koloniale genocide, volgens veel historici. Wie dit verhaal voor het eerst hoort, zou het misschien verbazen dat Coen geëerd wordt met een standbeeld op de Roode Steen, een centraal plein in Hoorn. ‘Het plaatsen van een standbeeld gaat nooit over het verleden,’ zegt Amitav Ghosh, die dinsdag de Erasmusprijs voor zijn oeuvre ontving.
Negentiende-eeuws imperialisme
De Indiase schrijver van De vloek van de nootmuskaat, dat onder andere gaat over wat de VOC op de Molukken aanrichtte in naam van de specerijenhandel, sprak zondag op uitnodiging van de gemeente en het Westfries Museum in de Hoornse Noorderkerk. ‘Standbeelden gaan over het heden,’ zegt Ghosh als interviewer Margot Dijkgraaf hem een vraag stelt over het beeld van Coen. Eerder die middag liepen ze er samen langs. ‘Kijk bijvoorbeeld naar de beelden van generaals van de Geconfedereerde Staten in het Zuiden van de VS. Die werden niet meteen na de Amerikaanse Burgeroorlog neergezet, maar in de jaren twintig, in de tijd van de segregatiewetten die bekendstaan als “Jim Crow”. Die standbeelden werden toen symbolen en een soort bevestiging van witte suprematie.’ Eerder liet de schrijver zich al kritisch uit over Coen in het Noordhollands Dagblad. In de kerk deze zondag echter geen horden boze nationalisten die hun held komen verdedigen: het publiek lijkt vooral te bestaan uit lezende ouderen.
Ruim 270 jaar na het bloedbad, dat Coen destijds op felle kritiek en een officiële reprimande van de Heeren XVII kwam te staan, zamelde een nationaal comité onder leiding van de burgemeester van Hoorn geld in om een standbeeld van hem neer te zetten. Op het bordje bij het beeld valt te lezen dat Coen ‘wordt geroemd als daadkrachtig en visionair bestuurder, maar evenzeer wordt bekritiseerd om zijn gewelddadige optreden bij het verwerven van handelsmonopolies in Indië.’ Ghosh denkt dat het geen toeval is dat dit beeld werd neergezet op een moment dat het Europees imperialisme op een hoogtepunt was, maar er ook veel kritische geluiden over de VOC circuleerden. Hij noemt historicus J.A. van der Chijs, die zo’n twintig jaar eerder een kritische studie over de VOC publiceerde. Deze werd veel gelezen in Nederland. ‘In de jaren 1890 hadden Europese imperia de absolute dominantie over de wereldeconomie. Ze verbeeldden zich dat die hegemonie eeuwig zou duren. Het standbeeld moest die positie bestendigen. Het verleden werd daarbij uitgewist.’
Beeldenstorm
Over de plannen voor een standbeeld zei Van der Chijs dat hij zich moeilijk voor kon stellen dat ze ermee door zouden gaan, want ‘aan zijn naam kleeft bloed.’ Het sociaaldemocratische blad Recht voor Allen sprak er eveneens schande van: ‘Men wischt de bloedvlekken niet af van Coens nagedachtenis door te beweren dat hij een kind van zijn tijd was en handelde als “calvinist”. Coen is en blijft een hond.’ Sinds de jaren zestig wordt er regelmatig geprotesteerd bij het beeld. Het is beklad en besmeurd, maar ook hartstochtelijk verdedigd. Een paar jaar geleden organiseerde de gemeente stadsgesprekken over het beeld en over diversiteit en inclusie in het algemeen, die tot een beslissing over het beeld moesten leiden. De gesprekken zijn afgelopen, maar de beslissing kwam er niet. Het lijkt erop dat het standbeeld voorlopig nergens heen gaat. Wat zegt dat over ons heden?
Ghosh moet een beetje grinniken. ‘Is het niet vreselijk boeiend, dat juist in de protestantse culturen van Nederland en de VS, met hun geschiedenis van beeldenstormen, dit soort beelden echte idolen worden? Ze hebben een ongelooflijke magische kracht en betekenis. Dat blaast het idee van iconoclasme van binnenuit op. Ik vind dat heel interessant, want eigenlijk is dat een erkenning van de vitaliteit van dit soort representatie. De andere kant is natuurlijk dat we ons in een geopolitieke crisis bevinden die de afgelopen 400 jaar niet heeft bestaan. Plotseling zien we dat het Westen niet voor altijd dominant zal blijven. In feite loopt het nu op zijn laatste benen. We gaan richting een herstel van het evenwicht van voor 1500, toen Azië het leeuwendeel van de wereldeconomie beheerste. Maar ik denk dat het heel, heel moeilijk zal zijn voor westerlingen om die realiteit te accepteren.’
De vloek van de nootmuskaat. Boodschap aan een planeet in crisis wordt in een vertaling van Menno Grootveld uitgegeven door Atlas Contact.
Hannah van Binsbergen is schrijver en hoofdredacteur van Jacobin Nederland.