De schaamte van woonarmoede

Schaamte is meer dan alleen een symptoom van de wooncrisis. Het is een belangrijke verklaring voor het feit dat de belangen, zorgen en behoeften van de lagere sociale klassen door de hogere klassen genegeerd kunnen blijven, of zelfs belachelijk kunnen worden gemaakt. Dit betoogt Cody Hochstenbach in zijn nieuwe boek In schaamte kun je niet wonen.

Jacobin #2 is uit! Abonneer je voor €30 en
we sturen
hem op.

Het is eind jaren zeventig als aan de oostrand van Maastricht wordt begonnen met de bouw van een nieuwe wijk, op de plek van het landgoed Eyll. Het luxe achttiende-eeuwse landhuis mag blijven staan, maar de uitgestrekte boomgaarden moeten plaatsmaken voor een buurtje dat geheel ontworpen is naar de maatstaven van die tijd. De wijk aan de oostrand van Maastricht moest bovenal een betaalbare wijk worden, met sociale huurhuizen voor zowel middengroepen als mensen met een iets smallere beurs. 

Er zou een typische bloemkoolwijk verrijzen, een wijk zoals je er zoveel in Nederland ziet. Eenvormige bakstenen rijtjeshuizen met smalle voor- en achtertuinen die een organisch geheel vormen, liggend aan rustige woonerven en kronkelende straten waar de auto slechts te gast zou zijn. Vanuit de lucht lijkt zo’n wijk een beetje op een bloemkool, met de woonerven die als bloemkoolroosjes ontspruiten aan een paar grotere wegen als stronken. In deze wijken bepaalt de voetganger het ritme en de snelheid van het buurtleven en is het woonerf het decor van spontane – en, vooruit, soms gedwongen – sociale interactie. 

Het verrijzen van een sociale huurwijk sloot naadloos aan op de tijdgeest, want destijds zette de overheid vol in op sociale woningbouw. Woningbouwverenigingen bouwden recordaantallen woningen – in 1982 ging het zelfs om meer dan 60.000 nieuwe sociale huurwoningen. Aantallen waar we vandaag de dag alleen maar van kunnen dromen: sinds 2013 blijft de teller jaarlijks steken rond de 15.000 nieuwe sociale huurwoningen. De nieuwe buurt aan de oostrand van Maastricht kreeg de naam Eyldergaard mee, een eenzame herinnering aan de boomgaarden die er ooit te vinden waren. 

De wijk Eydergaard in aanbouw in 1982

In 1997 verhuisde mijn moeder naar een van de vele sociale huurhuizen in de Eyldergaard. Ik was 8 jaar oud, mijn ouders waren net van elkaar gescheiden. De woning was met voorrang aan ons toegewezen. Als alleenstaande moeder moest zij zich zien te redden – en mij zien op te voeden – met enkel een schamele uitkering. De rijtjeswoning in de Eyldergaard kon zij betalen dankzij een aanvullende subsidie die zij van de huur kon aftrekken.

Mijn moeder woont nog steeds in dezelfde buurt, in hetzelfde huis. Ikzelf ben in 2007 naar Amsterdam verhuisd. Als ik bij haar op bezoek ga is veel ogenschijnlijk nog precies hetzelfde als toen ik er vertrok, alsof er een pauzeknop is ingedrukt. Maar als ik oplettender kijk, zie ik dat er wel degelijk dingen zijn veranderd. De veranderingen lijken in eerste instantie subtiel, maar zijn beslist ingrijpend. En niet in positieve zin. In mijn vorige boek Uitgewoond schreef ik er al over:

Iedere keer als ik bij mijn moeder op bezoek ben, verbaas ik mij over het achterstallige onderhoud. De verf bladdert van de kozijnen af, de schimmelvlekken in de douche worden almaar groter, de tuindeur sluit niet meer goed en de keuken is al minstens 25 jaar oud.

Wat was er in de jaren na mijn vertrek gebeurd? De lokale woningbouwvereniging die de wijk had gebouwd, Servatius, verkeerde rond 2010 financieel in zwaar weer. De corporatie had zich vergaloppeerd aan een prestigieuze studentencampus die zij uiteindelijk nooit zou bouwen. Er bleven tientallen miljoenen euro’s aan schade over. Servatius moest die miljoenen zien terug te verdienen door middel van forse bezuinigingen en begon aan een grootschalige uitverkoop van sociale woningen.

Mijn moeders huis en dat van vele anderen kwamen zo in 2014 in handen van een Duitse woningbelegger. Het eerste wat die belegger deed was de uitgebreide onderhoudsabonnementen stopzetten. Ging er nu iets in de woningen kapot, dan moesten de huurders het zelf maar zien op te lossen. Een kraan die lekt, een deurklink die loslaat of een keukenkast die het begeeft. Als je als huurder niet in staat bent dit zelf te repareren, kunnen de kleine gebreken zich opstapelen tot grote problemen. Bovendien, en misschien nog wel belangrijker, schroefde de belegger het algehele onderhoud terug tot het strikt noodzakelijke. 

Wat in Maastricht gebeurde, is in heel Nederland gebeurd. Woningcorporaties hebben sinds 2010 honderdduizenden woningen verkocht en gaan daar nog steeds mee door.

Waar de woningen in de Eyldergaard voorheen een betaalbare, sociale huurprijs hadden, azen de nieuwe private eigenaren nu op iedere kans om de huur te verhogen. Zo lang een huurder blijft zitten waar die zit, kan de huur slechts mondjesmaat stijgen. Maar wanneer een huurder vertrekt, kunnen beleggers de huur in één klap met honderden euro’s verhogen. Zij bieden simpele rijtjeshuizen zoals die van mijn moeder in de wijk inmiddels aan voor 1200 euro per maand. Die dure huurwoningen doen vooral dienst als springplank voor starters en jonge koppels, een tussenstop op weg naar een koophuis. Het gevolg is dat nieuwe huurders nooit lang blijven; ze gaan gelijk op zoek naar een alternatief. 

En wat in Maastricht gebeurde, is in heel Nederland gebeurd. Woningcorporaties hebben sinds 2010 honderdduizenden woningen verkocht en gaan daar nog steeds mee door. Dat deden zij aan grote buitenlandse beleggers, aan kleine particuliere verhuurders, en aan huishoudens op zoek naar een eigen koopwoning. Het droeg bij aan een verdere marginalisering van de Nederlandse volkshuisvesting. 

***

Toen mijn moeder de passage over het achterstallige onderhoud in haar woning las, was ze boos. Ze belde me op. Waarom moest ik zo nodig de vuile was buiten hangen? Ze schaamde zich voor de gebreken in haar woning en hield ze daarom liever verborgen. Nu had ik het voor de hele buitenwereld opgeschreven, in een publieksboek nog wel.

Ik moet toegeven: ik had er tijdens het schrijven van mijn boek totaal niet bij stilgestaan dat ze zich ervoor zou kunnen schamen. Het was een anekdote om de lezer mee te krijgen in mijn verhaal. Mijn moeder had geen schuld aan het achterstallige onderhoud, maar was slachtoffer van een vijandige woonpolitiek. 

Schaamte laat zien hoe diep de wooncrisis doorwerkt in individuele mensenlevens.

Het telefoontje overviel me. Hakkelend probeerde ik haar zo goed als ik kon mijn overwegingen uit te leggen. Ik legde uit dat het me uiteindelijk helemaal niet om deze specifieke anekdote ging, maar om collectieve problemen en de politieke keuzes die daaraan ten grondslag liggen. Uiteindelijk gaf ze toe me ook wel te begrijpen. ‘Het is goed dat ook dit soort verhalen wordt verteld,’ beaamde ze. 

Na dat gesprek met mijn moeder realiseerde ik me dat haar schaamte cruciaal is om de werking van onze woonpolitiek te begrijpen. Het laat zien hoe diep de wooncrisis doorwerkt in individuele mensenlevens. Terwijl beleggers de ene na de andere sociale woning opkochten en politici de volkshuisvesting wegbezuinigden, groeide de schimmelvlek in mijn moeders badkamer. Het is slechts één voorbeeld van hoe de wooncrisis, in beginsel een systemisch onrecht, wordt afgewenteld op het individu dat met diepe littekens achterblijft. 

Doorgaans gaat het in debatten echter niet over die littekens, maar over woningbouwaantallen, huizenprijzen en andere statistieken. Het gaat niet over gevoelens van schaamte omdat je woning niet voldoet aan het geromantiseerde ideaalbeeld dat de samenleving je heeft opgelegd. Over gevoelens van minderwaardigheid omdat iedereen in je omgeving wél een luxe kookeiland heeft en jij het moet doen met een vergeeld keukentje dat van ellende uit elkaar valt. Over gevoelens van angst of stress, omdat je niet weet of je de huur volgende maand wel kan betalen, of omdat je weet dat de huisbaas staat te popelen om de huur te verhogen. Over gevoelens van frustratie en wanhoop omdat je al maanden, nee jaren, zonder succes op zoek bent naar een betaalbare woning. Abstracte woonpolitiek wordt dan opeens heel concreet: het dringt de alledaagse levens van allerlei mensen binnen, beheerst deze levens, haalt ze overhoop en maakt ze kapot. 

In plaats van als collectief voor een rechtvaardiger woonsysteem te strijden, blijven er gefragmenteerde, tot stilzwijgen gedwongen, individuen over.

Al deze ervaringen zijn weliswaar uiterst persoonlijk en intiem, maar ze bestaan bij de gratie van politieke beslissingen die goed en betaalbaar wonen voor velen onmogelijk hebben gemaakt en die situatie in stand houden. Deze ervaringen zijn getekend door ongelijkheid en structurele onderdrukking. Het zijn de ervaringen van een lagere sociale klasse, een klasse die verstoken blijft van enige economische, politieke, sociale of culturele macht. Maar we horen er zelden over, omdat het schaamte zoals die van mijn moeder is die ervoor zorgt dat slachtoffers van de wooncrisis stil blijven, hun problemen onbesproken laten of wegwuiven. Ze willen geen gezichtsverlies lijden, of weten bij voorbaat dat ze onzichtbaar zijn of machteloos staan. De uitwassen en onacceptabele woonsituaties die ook in Nederland op grote schaal voorkomen, blijven zo onbenoemd.In plaats van als collectief voor een rechtvaardiger woonsysteem te strijden, blijven er gefragmenteerde, tot stilzwijgen gedwongen, individuen over.

De schaamte is daarom meer dan alleen een symptoom van de wooncrisis. Het is een belangrijke verklaring voor het feit dat de belangen, zorgen en behoeften van de lagere sociale klassen genegeerd kunnen blijven, of zelfs belachelijk kunnen worden gemaakt, door de hogere klassen. De Franse schrijver Édouard Louis spreekt dan ook van ‘een retorische en politieke strategie van de heersende klassen om de overheerste klassen in een hoek van schaamte en stilzwijgen te dwingen.’ De schaamte is niet alleen het gevolg van armoede, maar verhindert ook de strijd tegen die armoede. Of, op wonen toegepast: het verhindert de strijd voor een rechtvaardig woonsysteem waarin ieders recht op een thuis is gegarandeerd.

In plaats van als collectief voor een rechtvaardiger woonsysteem te strijden, blijven er gefragmenteerde, tot stilzwijgen gedwongen, individuen over. Zij schikken zich naar de status quo, zoals ook Agata Troost onlangs betoogde op dit platform. En passant zien zij elkaar niet als bondgenoten, maar als tegenstanders op een knellende woningmarkt waarbinnen de zoektocht naar een fijne woning tot een meedogenloze concurrentiestrijd is verworden. De woningmarkt als vliegwiel van ongelijkheid houdt stand. 

We moeten daarom inzien dat woonarmoede geen gevolg is van individueel falen, maar van een vijandig systeem (het is verleidelijk maar uiteindelijk te gemakkelijk om hier te spreken van een falend woonsysteem, in veel opzichten werkt het systeem precies zoals bedoeld). Die gedeelde ervaringen en gedeelde verlangens moeten aan de basis staan van een fundamenteel andere woonpolitiek, een waar niet individuele schaamte maar collectieve solidariteit centraal staat.

Dit artikel is een licht bewerkte voorpublicatie uit In schaamte kun je niet wonen, het nieuwe boek van Cody Hochstenbach (uitgegeven door Das Mag, verkrijgbaar voor 15 euro). Cody draagt alle royalty’s voor dit boek af aan Woonprotest, zodat de collectieve strijd voor een rechtvaardiger woonbeleid ook in de toekomst mogelijk blijft. 

Cody Hochstenbach is universitair docent stadsgeografie aan de Universiteit van Amsterdam.

Steun de groei van het socialisme in Nederland

Abonneer je voor €20 en krijg toegang tot alle artikelen of voor €30 en ontvang jaarlijks twee nummers op papier