Op eerste Paasdag overleed de linkse priester-dichter Huub Oosterhuis, als bijna negentigjarige. De hoeveelheid mensen (ook niet-gelovige) die hem kwam herdenken, was overweldigend. Onder de gasten in de overvolle Westerkerk op 15 april bevonden zich ook vader en dochter Marijnissen van de SP. Oosterhuis was ooit lijstduwer.
Links en gelovig, kan dat?
Vaak ben ik in discussies over het geloof terechtgekomen of las ik weer eens een oordeel: wie gelovig is, is conservatief, denkt niet zelfstandig, kan dus niet links zijn. Nu is het zo dat de politieke partijen die zich beroepen op het christendom niet van een politiek zijn waarmee je je als socialist verwant voelt. Maar dat betekent niet dat er geen mensen bestaan die én links, én gelovig zijn.
Ik ken progressieve moslims die geen enkele moeite hebben met die combinatie. Zij zijn het die de Koran goed gelezen hebben. En zo komen er ook uit de bijbelse tradities mensen die hebben begrepen waar dat moeilijke boek werkelijk over gaat. Ikzelf ben onmiskenbaar links, maar evengoed bleek ik tot mijn eigen verrassing ook een gelovig mens te zijn toen ik in aanraking kwam met de Studentenekklesia en met de woorden en liederen – zelf noemde hij ze ‘liedjes’ – van Oosterhuis. Ik liet me zelfs dopen door Huub, met de voor mij uitgekozen woorden: ‘je toevertrouwen aan onbewezen woorden.’
Rond 1980 maakte ik voor het eerst kennis met de Studentenekklesia. Ik was programmamaakster bij de Rode Hoed, waar Oosterhuis directeur was. De Rode Hoed was opgericht in 1960 als onafhankelijke afsplitsing van de katholieke kerk, onder andere uit protest tegen de dogmatische regel dat priesters gehouden waren aan het celibaat. Huub, destijds Jezuïet, besloot dat hij vader wilde worden (en werd dat ook).
De kerk schorste hem, maar hij bleef priester. De Studentenekklesia zocht vooral de connectie met de bevrijdingstheologie. Ook protestanten vonden hun weg naar wat nu Ekklesia Amsterdam heet.
Toen ik nog bij de SP zat, had ik ooit een discussie met een SP’er die niet begreep wat ik toch in die kerk deed. ‘Kijk eens wat jij doet,’ zei ik tegen hem. ‘In je vrije tijd sta je te flyeren, te demonstreren, de wereld te verbeteren, te vechten voor gerechtigheid. En helpt het? Nou, als je eerlijk bent: niet geweldig. Toch ga je door. Hoe noem je dat? Ik noem dat “geloof”.’ Daar moest hij wel, een beetje betrapt, om lachen.
Terug naar revolutionaire roots
Van Oosterhuis en de mensen van zijn liturgisch team leerde ik om de joodse oorsprong van het christendom in herinnering te roepen. In de Ekklesia hebben we het dan ook niet over Jezus Christus, maar over Jezus van Nazareth: een gelovige jood, geen christen. Dat kwam later. Geen zoon van God, maar een mens. Wel een profeet, een geroepene, of in onze taal: meer een activist, revolutionair, opstandeling tegen de Romeinse overheersing. Met een vurig pleidooi voor solidariteit met de allerarmsten, met de vreemdelingen: ‘want zelf zijn jullie vreemdelingen geweest in het land van Egypte.’
Vergis je niet, oordeel niet te snel. Er zijn ook mensen voor wie geloof vanzelfsprekend gaat over gerechtigheid en revolutionaire liefde.
Het was Jezus’ taak om de mensheid weer aan het ideaal te herinneren dat we ook in de Thora lezen: je leeft niet alleen voor jezelf. Je leeft voor je medemens, die is zoals jij. Waar het om gaat is het bouwen aan een nieuwe, rechtvaardige wereldorde. Hier op aarde, niet in de hemel.
Veel van die revolutionaire oorsprong is verloren gegaan. Het christendom werd grotendeels een autoritair instituut. Ik hoor Huub, de geschorste Jezuïet, nog schamperen over ‘die sekte in Rome’. Dit zegt hij: de Bijbel is het verhaal over een god die bevrijding wil uit onderdrukking. ‘God’ is hij die de ellende van de onderdrukten ziet. Neem de woorden van profeet Amos, die liegen er niet om:
Een rouwklacht hef ik aan over u, gij die de zwakken vertrapt, onschuldigen grijpt en mishandelt – gij die beraamt uw moordaanslag om de armen, gij die uw plannen smeedt om de misdeelden te doden – gij die praat in uzelf: ik koop ze voor geld, de minsten, voor een paar schoenen de armen – daarom wankelt de aarde. (Amos 8:4-8)
Jezus en Marx
In het bijbelse verhaal is God de stem die gerechtigheid uitroept als criterium voor een menswaardig bestaan, en de ene profeet na de andere (Amos, Jesaja, Jezus) velt een profetisch oordeel over een wereldorde die mensen uitstoot, een wereldmarkt waarop de waardigheid van arme en kansloze mensen niet telt. Ook Karl Marx heeft ze gezien, de ‘verworpenen der aarde’, zegt Oosterhuis. Marx kan zo in het rijtje profeten. Hij beschreef de toekomst waarvoor we moeten vechten, waarin we ‘alle verhoudingen omverwerpen waarin de mens een vernederd, geknecht, verlaten en verachtelijk wezen is.’
Wacht even. Marx was toch degene die godsdienst ‘de opium van het volk’ noemde? Zeker. In zijn tijd hoorden de kerken bij de machtigste vijanden van de onderdrukten, als pleitbezorgers van de status quo, handlangers van het kolonialisme, verdedigers van slavernij. Waarbij de arbeiders de hemel beloofd werd als ze gehoorzaamden aan hun bazen. In het heersende systeem werden tegenstellingen tussen mensen verscherpt en raakten mensen van elkaar geïsoleerd. ‘Tegenover die christelijke godsdienstigheid moest het socialisme zich wel atheïstisch noemen,’ schrijft Oosterhuis.
Maar toch. Er ontstond ook een beweging van ‘christenen voor het socialisme’. Het Chili van Allende was hiervan een voorbeeld, waarin honderden theologen, priesters en ‘leken’ de weg terugvonden naar de oorspronkelijke revolutionaire betekenis van de Bijbel. Chili was voor Oosterhuis een belangrijke inspiratiebron om een andere weg te kiezen dan de doorsnee christelijke politiek. De weg terug naar de bron.
Doden onbegraven
één woestenij uw stad.
Opgejaagd, prijsgeschoten,
Als klein wild afgeslacht
Uw allerliefste mensen.
(H. Oosterhuis/B. Huijbers: Wat geen oog heeft gezien)
Ik bedoel maar. Het is heel goed mogelijk om voor het visioen van radicale gelijkwaardigheid en economische rechtvaardigheid te staan zonder het een ‘geloof’ te noemen. Ik voel me meer verwant met socialisten die niet gelovig zijn – je kunt er niet voor kiezen om gelovig te zijn, het is je gegeven of niet – dan met de zogenaamde ‘christenen’ die de andere kant opkijken als het gaat om uitbuiting, uitsluiting en onderdrukking. Ik heb al helemaal niets met mensen die moslims groepsgewijs wegzetten als mensen met een inferieur geloof en foute cultuur, ongeacht of die mensen zichzelf feminist, socialist, christen of atheïst noemen.
Verhaast de dag van uw gerechtigheid.
Zie het niet langer aan
dat her en der in deze wereld
mensen gemarteld worden, kinderen gedood;
Dat wij de aarde schenden
En elkaar het licht ontroven.
(H.Oosterhuis/A. Oomen:: Gij die geroepen hebt ‘Licht’)
Hoe tegenstrijdig het ook klinkt, het blijft mogelijk om in een god te geloven en tegelijk mensen uit te sluiten en uit te buiten. Maar vergis je niet, oordeel niet te snel. Er zijn ook mensen voor wie geloof vanzelfsprekend gaat over gerechtigheid en revolutionaire liefde. Het delen van brood en wijn bij een dienst in de kerk, of bij een partijraad of demonstratie: een andere liturgie – hetzelfde doel.
…en doet ons gaan in tranen maar ongebroken
door de nacht van de schepping
en houdt ons gaande naar een nieuwe geboorte.
(H. Oosterhuis/A. Oomen: Jij nog naamloze)
Anja Meulenbelt is schrijfster, linkse feministe en voormalig SP-politica
(Beeld: portret Huub Oosterhuis via Wikimedia)