In de jaren zestig was er paniek in de tent bij meerdere Nederlandse veiligheidsdiensten. De Binnenlandse Veiligheidsdienst en de diensten van de Koninklijke Landmacht, Luchtmacht en Marine buigen zich over de vraag of luitenant-kolonel Pieter Jansen Schoonhoven (1906-1975) een spion van de Sovjet-Unie is. Weinig middelen worden geschuwd om erachter te komen of de hoge officier van de luchtmacht, die tevens toegang had tot geheime NAVO-documenten, voor de KGB werkte. Hij werd maandenlang gevolgd in Den Haag, Londen en Parijs. Vrienden en collega’s verklaarden over Jansen Schoonhoven, en uiteindelijk praatte hijzelf ook met de veiligheidsdiensten en zei dat hij niet voor de Sovjets werkte, zo blijkt uit het persoonsdossier dat de BVD over hem bijhield.
In 1967 haalden de diensten opgelucht adem. Hoewel Jansen Schoonhoven ‘tot voor kort relaties met communistisch georiënteerde personen’ onderhield, ‘is [er] echter geen bewijs gevonden kunnen worden waaruit zou blijken dat PJS bewust of onbewust een instrument in handen van een communistische inlichtingendienst is.’
Maar één van de bronnen van het betrouwbaarheidsonderzoek naar Jansen Schoonhoven doet de wenkbrauwen rijzen: de Spaanse veiligheidsdienst van dictator Franco.
Vechten tegen fascisme
In december 1936 komt Jansen Schoonhoven aan in Spanje. Twee jaar ervoor was hij getrouwd met de communistische schrijfster Sonja Prins en na de militaire staatsgreep van juli 1936 besloot hij om aan de zijde van de republikeinen te vechten tegen het fascisme. Via frontdienst werkte hij zich op tot luitenant van de Internationale Brigades, buiten de gevechten hielp hij bij de medische dienst.
In Albacete, in het zuidoosten van Spanje, huisde het hoofdkwartier van de Internationale Brigades. Vanaf juni 1937 was Jansen Schoonhoven daar gelegerd en werkte hij voor de Komintern, het samenwerkingsverband van communistische partijen dat onder controle stond van de Sovjet-Unie. In Albacete was hij de assistent van Janrik van Gilse, een Nederlander die als politiek commissaris verantwoordelijk was voor de niet-militaire delen van de Nederlandse Spanjestrijders, zoals ziekteverlof, moreel en politieke betrouwbaarheid.
Eenmaal in 1939 terug in Nederland scheidde Jansen Schoonhoven van Prins, werd hij vanwege de Duitse dreiging gemobiliseerd en een jaar later bij de marine ingelijfd. Als hij door de Inlichtingendienst Zeemacht aan de tand wordt gevoeld over zijn Spanjestrijd marginaliseerde hij zijn rol: hij zou slechts als schipper verschillende Spaanse havens hebben aangedaan en hielp onder auspiciën van het Canadese Rode Kruis gewonden aan beide zijden.
‘Agenten voor de Sovjet-Unie’
Als de Nederlandse veiligheidsdiensten in de smiezen krijgen dat Jansen Schoonhoven niet de gehele waarheid heeft gesproken over zijn Spaanse tijd richt de Binnenlandse Veiligheidsdienst zich in juni 1966 tot ‘Moor’, de codenaam van een Spaanse veiligheidsdienst. De BVD vraagt informatie over zes Nederlandse Spanjegangers die bijna dertig jaar ervoor tegen de fascisten hadden gestreden. Dat zijn, naast Van Gilse en Jansen Schoonhoven, journalist Leo Klatser, huisarts Theo van Reemst, vakbondsman Max Meijer en de voormalige mijnwerker Albert Potze. De BVD geeft hun geboortedata door en de divisies van de Internationale Brigades waar zij hebben gediend.
In hetzelfde bericht schrijft de BVD dat de zes mannen betrokken waren bij het rekruteren van ‘agenten voor de Sovjet-Unie’, waarmee werken voor de Komintern wordt bedoeld. De dienst is dankbaar ‘als u ons aanvullende informatie kan geven over de betrokken personen. Wij willen ook graag leren wat u in algemeenheid weet over het rekruteren van vrijwilligers van het republikeinse leger door de inlichtingendienst van de Sovjet-Unie’, aldus het verzoek.
‘Moor’ antwoordde de daaropvolgende maanden met informatie over onder meer Jansen Schoonhoven en Van Reemst.
In strijd met diplomatieke lijn
Universitair docent Stefanie Massink van de Universiteit Utrecht doet onderzoek naar de relaties tussen Nederland en Spanje onder het Francoregime. Zij wijst erop dat de Nederlandse regering zich uitsprak tegen toetreding van Spanje tot de NAVO of aansluiting bij de Europese Gemeenschap. Een dictatuur had daar niets te zoeken, was de teneur van uiteenlopende regeringen. ‘Nederland had democratisering als eis voor toetreding tot beide organisaties’, legt Massink uit. De Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD), de opvolger van de BVD, onderschrijft in zijn reactie dat het Francoregime tijdens de uitwisseling van informatie een fascistische dictatuur was.
Massink kwam tijdens haar onderzoek in diplomatiek verkeer enkele documenten tegen die wezen op relaties tussen veiligheidsdiensten in beide landen. Dit beleid stemt niet overeen met de formele diplomatieke lijn, waarin samenwerking uit den boze was. Ook past het niet bij de opdracht die de BVD had: de dienst moest gegevens inwinnen over personen ‘die van een staatsgevaarlijke activiteit of neiging daartoe ten opzichte van Nederland of met Nederland bevriende buitenlandse mogendheden blijk geven of hebben gegeven.’
Over de geschiedenis van de BVD schreef oud-medewerker Dick Engelen enkele handboeken, voor zijn onderzoek kreeg hij ‘onbeperkt toegang tot alle archieven’ van de dienst. In zijn boeken gaat hij niet in op de relatie tussen de BVD en Spaanse zusterdiensten, zo beaamt de AIVD.
In reactie op de vraag of de BVD meer informatie over ‘politieke vijanden van het Francoregime’ heeft gedeeld, antwoordt de AIVD ontwijkend. ‘Nederlanders die op een of andere manier mogelijk betrokken waren bij de Spaanse burgeroorlog in de jaren dertig tegen de troepen van Franco werden daarmee tientallen jaren later niet per definitie tot politieke vijanden gerekend,’ aldus de dienst, waarmee deze in het midden laat of er verdere informatie is uitgewisseld. De AIVD laat weten dat er niet kan worden uitgesloten dat er meer informatie met de betreffende Spaanse veiligheidsdienst is uitgewisseld. ‘Er bestaat geen overzicht van wat er met welke dienst precies is gedeeld.’
‘Astonishing’, is de eerste reactie aan de telefoon. Voor de Asociación de Amigos de las Brigadas Internacionales (vereniging van vrienden van de Internationale Brigades) in Madrid is het een schok dat de Binnenlandse Veiligheidsdienst namen van voormalige Spanjestrijders doorgaf aan de falangistische dictatuur. Ook keurt de vereniging het sterk af. ‘Wij vinden het spijtig dat de veiligheidsdienst van een democratisch land hulp vroeg aan een fascistische dictatuur om zijn eigen burgers te onderdrukken. Burgers die in Spanje vochten om te voorkomen dat het internationale fascisme deed wat het uiteindelijk ook in Nederland heeft gedaan. De logica van de Koude Oorlog domineerde en Franco’s anticommunisme sloot meer aan bij de Nederlandse regering dan het antifascisme van de Nederlandse Internationale Brigades.’
De strijd van de Nederlandse Spanjestrijders tegen fascisme beperkte zich niet tot het Iberisch schiereiland, veel van hen pakten ook de wapens op toen de Duitsers in mei 1940 Nederland binnenvielen. Zo hoorde Janrik van Gilse samen met Max Meijer tot het Militair Contact, de communistische verzetsgroep die gewapende aanvallen op infrastructuur en personen pleegde. Andere bekende Spanjestrijders die betrokken waren bij het communistische verzet waren onder meer Krijn Breur en Sally Dormits, die net als Van Gilse door de nazi’s zijn vermoord. De naam van Janrik van Gilse staat op de Erelijst van Gevallenen, het boekwerk in de Tweede Kamer met de namen van in de Tweede Wereldoorlog omgekomen soldaten en verzetsstrijders.
Gevaar voor Spanjestrijders
Waar de dode Van Gilse geen gevaar meer liep door Franco’s dictatuur was dat voor de andere vijf mannen wel het geval. Historicus Massink acht het ‘best aannemelijk’ dat Jansen Schoonhoven en de anderen zouden worden opgepakt als zij in die jaren in Spanje waren. De Asociación de Amigos wijst erop dat Franco pas in 1969 een amnestiewet invoerde, dus dat de voormalige Spanjestrijders ‘mogelijk ondervraagd zouden worden als hun identiteit als voormalige leden van de Internationale Brigades was ontdekt, hoewel het feit dat zij buitenlanders waren hun enige bescherming had geboden.’
Desgevraagd laat Peter Jansen Schoonhoven, de zoon van Pieter Jansen Schoonhoven, weten dat zijn vader na 1939 nooit meer naar Spanje is geweest: ‘Absoluut niet.’ Een reis naar dat land onder Franco’s leiding was ‘niet de bedoeling’.
Gevraagd naar het gevaar voor de voormalige Spanjestrijders antwoordt de AIVD dat het informatieverzoek ‘waarschijnlijk te maken [had] met het feit dat het al lange tijd geleden was. Morele afwegingen zijn ongetwijfeld gemaakt, maar niet in het persoonsdossier [van Jansen Schoonhoven] zelf terug te vinden.’
Spanjaarden in Nederland
Vanaf begin jaren zestig migreerden Spanjaarden naar Nederland, waar zij kwamen te werken in de mijnen in Zuid-Limburg, de havens van Rotterdam en Amsterdam of andere zware industrie. In 1965 was deze groep gegroeid tot 20.000 personen, en deze bereikte haar grootste omvang midden jaren zeventig, met ruim 30.000 migratiearbeiders.
Uit documenten van de Binnenlandse Veiligheidsdienst blijkt dat de dienst de Communistische Partij van Nederland (CPN) ervan verdenkt deze arbeiders te organiseren en overtuigen van haar ideologie. De CPN wil hen overhalen solidair te zijn met verzet in Spanje tegen de dictatuur en ziet deze groep ‘als rekruteringsterrein voor krachten, die ten behoeve van de Spaanse Communistische Partij — in ballingschap — zouden kunnen worden ingeschakeld’, aldus de BVD in maart 1964.
Maar had alleen de Nederlandse veiligheidsdienst interesse in Spaanse arbeiders hier te lande? Historicus Massink denkt desgevraagd van niet. Volgens haar werden Spaanse organisaties, zoals culturele centra, door de Francodictatuur gebruikt om Spanjaarden in andere landen in de gaten te houden. ‘Spaanse vakbonden en linkse politieke partijen hadden in Nederland afdelingen, waren actief met protesten, filmavonden, et cetera. Daar had het Francoregime ook interesse in’, aldus de universitair docent. Het zou haar ‘niet verbazen’ als de Nederlandse geheime dienst ook over hen informatie heeft uitgewisseld met de Spaanse zusterdienst: tussen die diensten is het ‘quid pro quo’.
‘Het is aannemelijk dat met Spaanse diensten in de jaren zeventig en daarna bijvoorbeeld over de ETA is gecorrespondeerd,’ antwoordt de AIVD op de vraag of over Spanjaarden in Nederland informatie is uitgewisseld met ‘Moor’. De Baskische linkse afscheidingsbeweging voerde gewapende strijd tegen de centrale overheid in Madrid. Over andere groepen die in het vizier kwamen van de BVD schrijft de dienst niet.
Teun Dominicus is journalist en redacteur van Jacobin Nederland