Search
Close this search box.

Ware democratie is onverenigbaar met kapitalisme

Een opeenvolging van crises leidde de afgelopen twee decennia tot de opkomst van autoritaire staten. Dit maakt scherp duidelijk hoe kapitalisme en democratie vanaf het begin al niet te verenigen waren.
(Beeld: de Franse mobiele eenheid bewaakt het kapitaal in Parijs tijdens de gele hesjes protesten. Bron: Wikimedia Commons)

Jacobin #1 over Zorgen komt uit.
Abonneer je voor €30 en ontvang hem in Mei.

Het wordt steeds lastiger om te ontkennen dat de democratie wereldwijd op haar retour is. Enerzijds worden vele van ‘s werelds machtigste staten – van China tot Saoedi-Arabië – geregeerd door autoritaire regeringen die alleen maar sterker lijken te worden. Anderzijds neemt het respect voor liberale democratische normen – zoals het recht op protest en de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht – in gevestigde autoritaire regimes af. En veel landen die op weg leken naar democratie – zoals Hongarije en Turkije – zitten vast in een soort ‘weinig liberaal, democratisch’ vagevuur.

Volgens sommige deskundigen leeft in totaal zo’n 72 procent van de wereldbevolking onder een of andere vorm van autoritair bewind. Onderzoekers van Freedom House beweren dat ongeveer 38 procent van de wereldbevolking in landen leeft die als ‘niet vrij’ kunnen worden bestempeld. De liberale academicus Larry Diamond noemt de wereldwijde achteruitgang van de democratie een ‘democratische recessie’.

De erosie van de democratie is vooral voor liberalen moeilijk te bevatten. Het was immers niet de bedoeling dat het zo zou lopen.

De val van de Berlijnse Muur zou eindelijk een einde maken aan alle openstaande vragen over de verenigbaarheid van democratie en kapitalisme. Het kapitalisme zou zich onvermijdelijk uitbreiden en rechten en vrijheden met zich meebrengen die velen in het welvarende deel van de wereld als vanzelfsprekend waren gaan beschouwen. De rest van de wereld zou zich naar het westerse pioniersmodel richten.

Liberale theoretici en beleidsmakers hebben een aantal argumenten bedacht om de schijnbare tegenstelling tussen de verbreiding van het kapitalisme en de aftakeling van de democratie te verklaren.

Degenen aan de rechterkant van het politieke spectrum plaatsen het probleem bij buitenlandse ‘vijanden van de democratie.’ Voor deze pioniers van de nieuwe Koude Oorlog dragen Xi Jinping en Vladimir Poetin – maar vreemd genoeg niet Mohammed bin Salman of Viktor Orbán – de schuld voor het met autoritaire propaganda hersenspoelen van de democratieminnende volkeren van het Westen.

Centristen hebben de neiging om te beweren dat de ‘extremisten aan beide kanten’ het echte probleem zijn. Volgens hun argumentatie hebben democratische socialisten zoals Bernie Sanders en Jeremy Corbyn, die niet eens in de buurt zijn gekomen van het behalen van staatsmacht, net zo veel schuld aan de aftakeling van de democratie als voormalige wereldleiders aan de populistische rechterzijde zoals Boris Johnson en Donald Trump.

Elke evaluatie van het probleem is natuurlijk volledig subjectief. Veel liberalen geloven oprecht dat de grootste uitdaging voor de democratie van vandaag een paar ‘slechteriken’ zijn die een verder goed functionerend systeem corrumperen.

Deze opvattingen zijn natuurlijk volkomen absurd. De steun voor democratie neemt niet af omdat kiezers worden gehersenspoeld door vijandelijke propaganda op TikTok. De steun voor de democratie neemt af omdat de democratie gewoon niet werkt zoals ons is voorgehouden.

Ten eerste werd verondersteld dat de combinatie van kapitalisme en democratie welvaart en vooruitgang zou brengen aan alle naties die ze toe zou passen. Een korte periode na de val van de Berlijnse Muur, toen de globalisering in een stroomversnelling raakte, leek dit even een geloofwaardig verhaal.

De financiële crisis maakte in het mondiale noorden een einde aan deze collectieve waan. De generatie die volwassen werd tijdens de crisis van 2008 moest zich aanpassen aan de realiteit dat ze waarschijnlijk niet beter af zal zijn dan hun ouders.

Maar zelfs vóór de financiële crisis bewees de Aziatische crisis eind jaren negentig aan velen in ontwikkelingslanden dat eigen markten openstellen voor internationaal kapitaal een regelrechte ramp kon betekenen. Een of andere combinatie van een autoritair regime en marktcontrole leek de logische tegenreactie.

Ten tweede werd verondersteld dat de vooruitgang die democratie en kapitalisme met zich bracht, zou leiden tot nog meer democratie. Checks and balances zouden een einde maken aan corruptie. Een goed opgeleide bevolking zou de ‘juiste’ leiders kiezen. En in plaats van campagne te voeren op basis van verouderde ideologieën, zouden deze leiders in hun strijd voor hun stemmen een beroep doen op de ‘gemiddelde kiezer’. Dit zou in voorheen verdeelde samenlevingen tot gematigdheid moeten leiden.

Maar in plaats daarvan neemt de corruptie toe, is ideologie weer terug en blijven mensen de ‘verkeerde’ leiders kiezen. Misschien was het creëren van samenlevingen die zo gelaagd zijn dat de heersende klasse de zorgen van de gewone kiezers nauwelijks kan begrijpen, toch niet zo’n waterdicht recept voor democratie.

Sommige commentatoren die iets verder doordenken, accepteren dat deze verbazingwekkend simplistische lezing misschien niet het hele verhaal omvat. In een nieuwe podcastserie voor de Financial Times lijkt Martin Wolf zich oprecht zorgen te maken over de toekomst van de democratie – en neemt hij daarbij een klein deel van de schuld voor zijn rekening en die van zijn collega’s.

Het probleem, zo lijkt Wolf te geloven, is dat neoliberalen, in al hun ijver voor het einde van de geschiedenis, de vrije markten te ver en te snel hebben uitgebreid. De schoktherapie van de jaren negentig ging niet gepaard met maatregelen om de sociale en economische spanningen die ermee gepaard gingen te verlichten.

Dit idee doet denken aan dat van de progressieve politieke theoreticus Karl Polanyi, die geloofde dat kapitalistische vrije markten zich te snel uitbreiden om samenlevingen in staat te stellen zich hieraan aan te passen. Degenen wiens levens en idealen bedreigd werden door de opkomst van deze brave new world, zouden zich verzetten tegen de oprukkende ‘marktsamenleving’ – en steunden daarom vaak autoritaire machthebbers.

Progressieve liberalen zoals Wolf hebben de neiging om te geloven dat de oplossing voor het probleem in een of andere vorm van gereguleerd kapitalisme zal komen. Vaak zijn deze commentatoren Keynesianen die pleiten voor een terugkeer naar de sociaaldemocratische consensus van de naoorlogse periode.

Toch is dit soort nostalgie niet beter dan de nostalgie van Trump-fans die terugverlangen naar een wereld van voor de introductie van ‘genderideologie’. Er is immers een reden waarom de Keynesiaanse consensus mislukte.

Zodra de economische groei afnam, explodeerde in de politieke mainstream plotsklaps de sluimerende strijd tussen arbeiders en bazen die onder de oppervlakte was blijven borrelen. Zonder overtollige winsten die aan de rest van de wereld werden onttrokken om dit conflict onder de pet te houden, had de heersende klasse maar één keuze: een totale oorlog tegen de werkers.

Om deze reden, en ondanks het feit dat het overduidelijk is dat kapitalistische democratieën een aantal maatregelen nodig hebben om ongelijkheid te verminderen en tegelijkertijd de ineenstorting van het klimaat aan te pakken, maakt de progressieve kapitalistische visie voor de toekomst geen schijn van kans.

Er is nog maar één conclusie te trekken – en dat is dat kapitalisme en democratie om te beginnen nooit echt met elkaar te verenigen waren.

Grace Blakeley is een vaste schrijver van Tribune ons Britse zusterblad

Vertaling: Tina Hoenderdos

(Beeld: de Franse mobiele eenheid bewaakt het kapitaal in Parijs tijdens de gele hesjes protesten. Bron: Wikimedia Commons)

Abonneer je voor €20 en krijg toegang tot alle artikelen of voor €30 en ontvang dit jaar twee nummers op papier