De discussie over vruchtbaarheid en geboortecijfers beheerst in toenemende mate het publieke debat – in de VS, waar enkele staten de strengste abortuswetgeving ter wereld hebben ingevoerd, maar ook in Oost- en West-Europa. Geert Wilders herhaalde begin dit jaar nog de veel geuite zorg van Elon Musk dat vruchtbaarheidscijfers in westerse landen als Nederland dalen. Extreemrechtse partijen als Vlaams Belang en Fratelli d’Italia van Giorgia Meloni maken er politieke strijdpunten van door te benadrukken dat ‘onze eigen’ gezinnen kinderen moeten maken. Tegelijkertijd zegt een groeiende groep jongeren het onverantwoord te vinden om kinderen te krijgen in een tijd waarin de CO2-uitstoot dringend gereduceerd moet worden en het op de wereld zetten van nieuwe mensen precies het omgekeerde effect heeft.
Tegenover dit steeds manifestere politieke conflict staat ook de realiteit van jonge mensen die voor de keuze staan om wel of geen kinderen te maken, en die op zoek zijn naar manieren om controle over deze mogelijkheid te hebben. Want zowel geplande als ongeplande zwangerschappen kunnen het leven van mensen op ingrijpende wijze veranderen. Ze komen soms onbedoeld voor zware beslissingen te staan of moeten een groot deel van hun tijd besteden aan zorgtaken, die nog vaak volgens traditionele genderpatronen worden verdeeld.
Sinds wat bekendstaat als de seksuele revolutie van de jaren zestig hebben verschillende technologieën het mogelijk gemaakt meer controle over zwangerschap te hebben. Maar of het nu gaat om condooms, de pil of een spiraaltje – ze komen allemaal met nadelen. Bovendien was er behalve deze technologische ontwikkelingen ook een politieke en sociale strijd nodig om ervoor te zorgen dat mensen er daadwerkelijk gebruik van kunnen maken, en daar zelf over kunnen beslissen.
Terwijl de pil of een spiraaltje een vorm van uitstel is, is sterilisatie vergelijkbaar met het krijgen van een kind: een keuze die je nooit meer kan wegnemen.
In haar nieuwe boek De Politiek van Vruchtbaarheid neemt filosoof Suzanne Roes sterilisatie als vertrekpunt om te filosoferen over oplossingen voor mensen die geen kinderen willen, over de machtsverhoudingen in onze samenleving en over ouderschap. Daarbij laat ze zien hoe mensen – in het verleden en in het heden – in conflict komen met gevestigde normen, belangen, de staat en het patriarchaat als ze een keuze willen maken over sterilisatie
Sterilisatie kan een onprettige bijklank hebben, doordat het in het verleden is ingezet om het voortbestaan van bepaalde volken of populaties te beperken – en in sommige gevallen gebeurt dat nog steeds. Jij lijkt het onderwerp op een andere manier aan te vliegen.
Sterilisatie is iets waar we in Nederland heel weinig over praten, maar wereldwijd is het de meest gebruikte vorm van anticonceptie. Dus ja, de verhalen die wij erover horen gaan heel vaak over die gedwongen sterilisaties, die een essentieel deel uitmaken van de geschiedenis van sterilisatie. Maar tegelijkertijd is het ook een vorm van anticonceptie waar veel mensen op rekenen. Vooral als je geen kinderen meer wil, is sterilisatie een heel interessante en praktische optie. Het betekent namelijk dat je in één keer al je vruchtbare jaren hebt afgedekt qua kosten, lasten en zorgen.
In jouw boek lijkt het verwerven van de mogelijkheid op sterilisatie het sluitstuk van de lange strijd om daadwerkelijk baas in eigen buik te zijn. Sinds wanneer is sterilisatie een feministisch streven?
Ik zou niet willen stellen dat het een feministische daad is. Maar het is soms wel een antipatriarchale daad, want het zorgt ervoor dat een van de bronnen van ongelijkheid, namelijk de reproductieve arbeid die in de realiteit vaak bij vrouwen terechtkomt, opeens verdwijnt in een vrouwenleven. Daarbij is het belangrijk dat dat een keuze is en niet een opoffering.
Toch is de geschiedenis van sterilisatie er een vol opoffering.
Dat klopt. Sterilisatie bestaat al meer dan een eeuw en gebeurde vaak onder dwang. In Nederland was tot 2014 het voor transgender personen verplicht om iedere mogelijkheid tot het krijgen van kinderen te ontnemen. Dat betekende niet alleen een gewone sterilisatie, waarbij eileiders of zaadleiders worden onderbroken, maar zelfs het ontnemen van iedere mogelijkheid om genetisch materiaal te verspreiden, dus het verwijderen van de teelballen of het verwijderen van de eileiders.
Uiteindelijk vertrekt het allemaal vanuit de vraag: wat voor ouders en wat voor kinderen willen wij eigenlijk in deze wereld? Veel mensen die een sterilisatie willen, krijgen een nee te horen. Het wordt hen geweigerd, terwijl zij ervoor willen kiezen geen kinderen meer te krijgen. Maar we hebben net zo vaak de omgekeerde situatie gehad, waarbij de mogelijkheid om kinderen te krijgen aan mensen ongewenst of zelfs zonder hun medeweten definitief en hardhandig werd ontnomen.
In je boek beschrijf je hoe behalve transgender personen vooral zwarte vrouwen in de VS gedwongen werden gesteriliseerd. Gender en ‘ras’ lijken de belangrijkste factoren. In hoeverre spelen er ook economische motieven?
Onder het mom van medische noodzaak drongen artsen in deze gevangenissen aan op sterilisatie. Geld speelde daar een grote rol. Zij vonden dat overheidsgeld niet naar de zorg zou moeten gaan van een extra kind van een moeder in een moeilijke situatie.
Sterilisatie is toepasbaar op alle vruchtbare lichamen, of het nu gaat over lichamen met een baarmoeder of met teelballen. Dat helpt ons herinneren dat vruchtbaarheid niet over vrouwen gaat, maar over ons allemaal.
Als het over vruchtbaarheid gaat is het denk ik van belang om te onthouden dat sterilisatie vaak populair is omdat mensen een extra kind, hoewel soms gewenst, simpelweg niet kunnen betalen. Daarnaast werden sterilisaties vaak gesubsidieerd, waardoor het voor mensen met weinig geld de enige betaalbare optie werd. Maar ook op geopolitiek niveau spelen economische motieven. Laat ik het voorbeeld geven van het door Frankrijk gekoloniseerde eiland Réunion, naast Madagaskar. Daar werd reproductie van de gekoloniseerde bevolking eerst aangemoedigd, zodat er meer werkkracht beschikbaar kwam. Maar toen er opstanden kwamen, omdat men zich tegen de Franse overheerser begon te verzetten, werden er veel gedwongen sterilisaties en abortussen uitgevoerd om de aanwas van de oorspronkelijke bevolking te onderdrukken.
Wat interessant is aan sterilisatie is dat, anders dan bij andere anticonceptie of abortus, het hele vruchtbaarheidsspectrum tot in de uiterste wordt afgedekt, van vruchtbaar zijn tot nooit meer een kind kunnen krijgen.
Terwijl de pil of een spiraaltje een vorm van uitstel is, is sterilisatie vergelijkbaar met het krijgen van een kind: een keuze die je nooit meer kan wegnemen. Het verandert je leven, voor de rest van je leven. En in dat opzicht is het een radicale keuze. Het is ook een actieve keuze in plaats van iets wat je overkomt. Er is nog een manier waarop sterilisatie het hele vruchtbaarheidsspectrum afdekt: het is toepasbaar op alle vruchtbare lichamen, of het nu gaat over lichamen met een baarmoeder of met teelballen. Dat helpt ons herinneren dat vruchtbaarheid niet over vrouwen gaat, maar over ons allemaal.
Bij het krijgen van een kind loop je tegen heel andere hindernissen aan dan bij het ‘nooit meer krijgen van een kind’. In het laatste geval speelt de mogelijkheid tot spijt een belangrijke rol.
Aan mensen die een sterilisatie overwegen, wordt heel snel de vraag gesteld of ze geen spijt gaan krijgen. Vooral als ze geen kinderen hebben, worden ze geconfronteerd met het doemscenario dat ze misschien eenzaam zullen sterven. Ook mensen met kinderen krijgen vaak doemscenario’s voorgeschoteld. ‘Wat als je kinderen overlijden?’ of ‘wat als je een andere partner krijgt die kinderen wil?’. Die vragen mag je serieus nemen, want de toekomst is onvoorspelbaar. Maar het probleem is dat we die vragen alleen stellen bij keuzes die we niet begrijpen.

Op spijt van gekregen kinderen rust een groot taboe. Het lijkt alsof die spijt betekent dat je je kinderen weg wenst en niet van ze houdt. Ondertussen komt spijt van kinderen ongeveer net zo vaak voor als spijt van sterilisatie. Ook over ouderschap kunnen we spijtscenario’s voorleggen. De oude dag van iemand met kinderen is ook niet altijd zo rooskleurig. Misschien is je band met je kinderen niet zo goed, of gaan ze ver weg wonen. Dan sterf je misschien eenzaam, terwijl je wel kinderen hebt. Dit scenario is nog waarschijnlijker voor mensen die geen kinderen willen, omdat ouderschap hun waarschijnlijk zwaarder zal vallen.
We zouden meer na moeten denken over hoe we ons sociale leven en ons sociale vangnet wel in willen richten. Hoe denken we over onze oude dag en wat zijn de alternatieven? We moeten nadenken over onze omgeving en oude dag als een positief project waar we actief vorm aan moeten geven, in plaats van iets wat verkeerd loopt.
Daarbij speelt natuurlijk ook dat kinderen krijgen, een kind opvoeden en intergenerationeel contact vooral iets is wat binnen de familie plaatsvindt.
Ik ben zelf met heel veel plezier en heel veel liefde tante van mijn neefje. En ik ben heel blij dat ik actief deel mag uitmaken van diens leven. Dat ik geen kinderen wil, betekent niet dat ik niets met kinderen heb. Het betekent ook niet dat ik geen zorg wil dragen of dat ik niks met de volgende generatie te maken wil hebben. Maar voor mij als vrouw is dat eigenlijk nog vrij makkelijk. Vrouwen worden met redelijk wat vertrouwen in het leven van kinderen betrokken. Voor mannen is dat denk ik een veel moeilijkere kwestie. Als je kijkt naar cijfers over eenzaamheid bij ouderen zie je dat dit veel voorkomt bij oudere kinderloze mannen. Het zou heel goed zijn als we opnieuw onderzoeken hoe we zorgtaken willen verdelen binnen en buiten de familie en welke rol vrouwen en mannen daarin hebben.
Mannen krijgen ook makkelijker een sterilisatie.
Inderdaad. En ondertussen leren mannen minder dan vrouwen om zorgrelaties aan te gaan en een sterk netwerk op te bouwen. We staan ze het risico op eenzaamheid veel meer toe.
Nu staat het kerngezin al langer onder druk. We zien steeds meer regenboogfamilies en ‘gebroken gezinnen’. Zou dat kunnen helpen in de discussie over sterilisatie en alternatieve gezinsvormen?
Atypische gezinsvormen, bijvoorbeeld drie-oudergezinnen, lopen tegen allerlei wettelijke en maatschappelijke barrières aan en dat leidt tot heel verschillende uitkomsten. Dat is niet makkelijk, maar het kan wel dienen als een bron van inspiratie om te zien hoeveel verschillende vormen van zorg er mogelijk zijn en wat voor rollen en zorgtaken mensen kunnen vervullen in het leven van kinderen.
Ik kan me voorstellen dat mensen die hun kinderen binnen het kerngezin opvoeden soms ook best behoefte hebben om hun zorgtaken even over te kunnen dragen.
Ik sprak voor mijn boek met kinderwenscoach Sara Coster, die veel met regenbooggezinnen werkt. Zij ziet hoeveel administratieve en juridische stappen er genomen moeten worden bij bijvoorbeeld draagmoederschap of co-ouderschap. Zij adviseert mensen om dat van tevoren gezamenlijk aan te gaan, zodat ze wetenwaar het moeilijk kan worden. En ik denk dat dat een heel inspirerende manier is om de vanzelfsprekendheid van bestaande zorg en zorgconstructies weg te nemen. Dat is voor kerngezinnen eigenlijk ook heel belangrijk. Veel ouders weten van tevoren niet waar ze aan beginnen.
Soms denk ik dat je het beste kinderen kunt maken met iemand van wie je gescheiden bent. Zo bespaar je die kinderen het eventuele trauma van een scheiding en verlies je op voorhand al de aspiratie om als het perfecte gezinnetje voor de dag te komen.
Ja, het is eigenlijk een heel mooie vraag om te stellen. Is deze partner iemand met wie ik buiten een liefdesrelatie ook kinderen zou willen opvoeden?
Maar goed, daar komen ook veel materiële vraagstukken bij kijken, want je hebt meer woonruimte nodig, et cetera.
Die materiële voorwaarden zijn altijd relevant als we nadenken over voortplanting. En dat is ook een van de redenen dat ik wat terughoudend ben om sterilisatie een feministische daad te vinden. Het is voor veel mensen namelijk een noodzaak om hun vruchtbaarheid te beperken. Als een systeem niet de materiële voorwaarden voorziet of ondersteunt die nodig zijn om kinderen te krijgen, kan het ook dat mensen daarvoor kiezen door een gebrek aan mogelijkheden. Dat is ontzettend zonde. Als we keuzemogelijkheden echt bovenaan willen zetten, dan zouden we eerst moeten zorgen voor betere materiële voorwaarden, zodat sterilisatie geen noodzaak is, maar een keuze kan zijn.
Materiële voorwaarden, zo beschrijf je in je boek, bepalen voor een groot gedeelte wie gezien wordt als geschikte ouder, en van wie het geaccepteerd wordt dat ze kinderen maken en opvoeden.
Dat vinden we niet alleen terug in onze vruchtbaarheidspolitiek, maar ook in hoe we omgaan met mensen die al ouders zijn. Kijk bijvoorbeeld naar de toeslagenaffaire. Dat klinkt als een heel grote sprong vanuit de vruchtbaarheidspolitiek, maar het is heel relevant: van de ouders die in financiële problemen kwamen door een fout van de Belastingdienst, werd 1 op de 33 kinderen uit huis geplaatst.
Een financieel moeilijke situatie, of die nu door jezelf of een ander wordt veroorzaakt, toont opeens de voorwaardelijkheid van de relatie met je kind.
Ouderschap is in die zin altijd voorwaardelijk. Een financieel moeilijke situatie, of die nu door jezelf of een ander wordt veroorzaakt, toont opeens de voorwaardelijkheid van de relatie met je kind. Schulden zorgen voor mentale problemen en materiële tekortkomingen. Opeens ben je niet geschikt meer. En dat laat zien hoe onze idealen over ouderschap gevormd zijn. Dat komt dan ook terug in vruchtbaarheidspolitiek: wie mag er ouder zijn en wie niet, in een moeilijke situatie kan dat opeens heel concrete gevolgen hebben voor iedereen.
Een andere factor die je noemde is dat sterilisatie zowel bij mannen als vrouwen mogelijk is. Dat biedt ook een basis om na te denken over wie de verantwoordelijkheid voor (anti)conceptie neemt en wie daar, vroeger en nu, maatschappelijk meer verantwoordelijk voor worden gehouden.
Je kan de verantwoordelijkheid van de twee ook niet helemaal los van elkaar zien. In de VS zie je dat in staten waar de abortuswetgeving sterk is ingeperkt, het aantal sterilisaties, juist ook bij mannen, enorm is toegenomen. Bij mannen is de keuze tussen sterilisatie en condooms. Daarbij bieden condooms niet zoveel zekerheid, want bij het gebruik daarvan raakt een op de zeven vrouwen binnen een vrouwenjaar (12 cycli) zwanger.
Voor vrouwen is dat iets heel anders. Die hebben veel meer mogelijkheden, maar daarmee schuift de verantwoordelijkheid ook naar hen. Techniek is veel meer op vrouwen gericht en voor vrouwen ontwikkeld, omdat we dat historisch als de plek beschouwen waar zwangerschap gebeurt. Als we richting meer gelijkheid willen, is het niet alleen belangrijk dat er goede opties voor vrouwen zijn, maar ook voor mannen. Want zolang er beperkte opties zijn voor mannen, is het eigenlijk vrij logisch dat ze geen verantwoordelijkheid nemen. Want de enige verantwoordelijkheid die ze kunnen nemen is een onveilige optie, of zichzelf definitief uitsluiten van de mogelijkheid om kinderen te krijgen.
Dan is de conclusie toch al snel dat we van technologische ontwikkelingen afhankelijk zijn. Wat ik onprettig aan zo’n conclusie vind, is de suggestie dat we weinig of geen sociale invloed op vruchtbaarheidspolitiek hebben.
We kunnen ons op techniek focussen, maar wat denk ik ook belangrijk is en wat we eigenlijk sinds de jaren zestig stukje bij beetje lijken te zijn vergeten, is dat vruchtbaarheid ook over seks gaat. De manieren waarop we seks hebben zijn ook historisch gevormd en niet per se een gegeven. Het idee bijvoorbeeld dat penis-in-vagina-seks het summum is van seks hebben, dat dat het hoogtepunt is, zorgt er ook voor dat anticonceptie heel erg nodig is in de slaapkamer. Terwijl die praktijk, en dit zeg ik ook als feminist, heel veel zegt over wat we op dit moment belangrijk vinden in seks en hoe dat nog heel erg op het klaarkomen van de man gericht is. Dus in dat opzicht zijn er wel sociale routes die we niet moeten vergeten en die ook artsen denk ik best wat vaker aan mogen stippen. En te zien of we daar een dialoog kunnen scheppen in plaats van dat het twee gescheiden werelden blijven.
Suzanne Roes is schrijver en filosofisch onderzoeker aan de Universiteit Antwerpen. Ze houdt zich bezig met diverse onderwerpen, van vruchtbaarheid tot arrogantie, waarin macht en sociale rollen een rode draad zijn. Haar boek De politiek van vruchtbaarheid. Een filosofie van sterilisatie wordt uitgegeven door ISVW.