Kapitalisme is een nachtmerrie, een hel, een gevangenschap in een doolhof zonder uitweg, een onafgebroken stroom verschrikkingen. Er is geen gebrek aan kleurrijke beschrijvingen en metaforen van kapitalisme als sociaal en economisch systeem, en wat het doet met de wereld, en met de sociale relaties tussen mensen in die wereld.
De verbeelding van het kapitalisme als een vorm van horror is bijna zo oud als het kapitalisme zelf. Sinds de achttiende en vroege negentiende eeuw hebben schrijvers, dichters en denkers de industrialiserende wereld in het algemeen, en het kapitalisme in het bijzonder, afgeschilderd als een levende nachtmerrie, en als een hel op aarde. Ook Marx leunde op metaforen en vergelijkingen afkomstig uit het horror-genre. ‘Kapitaal’, schreef hij, ‘is dode arbeid dat, als een vampier, slechts kan leven door levende arbeid uit te zuigen, en des te meer leeft hoe meer arbeid het uitzuigt.’ En de vampier is niet tevreden tot de laatste druppel levenskracht van de arbeider is opgezogen in het streven naar winst en meerwaarde. De werker ziet zich onder het kapitalisme genoodzaakt om op de markt zijn lichaam en arbeidskracht te verkopen, waar de kapitalist het koopt om het om te zetten in winst en kapitaal – hetzelfde kapitaal dat het vampierachtige fenomeen is dat niet loslaat zolang er ‘een spier, een pees, een druppel bloed is om uit te buiten.‘
De vampier als klassevijand
De geschiedenis van vampierverhalen in West-Europa overlapt in belangrijke mate met de opkomst van een stedelijke bourgeoisie, en de opkomst van nieuwe conflicten tussen de klassen. In de achttiende eeuw waren vampierverhalen al talrijk genoeg dat Voltaire er een lemma over opnam in zijn Encyclopedie, en zich beklaagde waarom in een eeuw van Verlichting via verhalen over bloedzuigende monsters alsnog allerlei – in zijn ogen Christelijk – bijgeloof in leven werd gehouden.
Wat ook opmerkelijk was aan deze nieuwe vampierverhalen was dat vampiers een gedaantewisseling ondergingen. In de oorspronkelijke folkloristische tradities uit Zuid- en Oost-Europa, veelal vele eeuwen of zelfs millennia ouder dan de vampierverhalen die in West Europa opgang deden, waren vampiers veeleer een soort vloek – een onverklaarbare, vreeswekkende aanwezigheid die bijvoorbeeld zorgde voor ziekte en rampspoed, maar die niet een fysieke gedaante aannam, of over een persoonlijkheid of eigen wil beschikte. In West-Europa veranderde de vampier van gedaante in de figuur die beroemd is uit boeken zoals Bram Stoker’s Dracula, en filmvertolkingen zoals die van Christopher Lee: een aristocraat die zich ophoudt in een kasteel, zich kleedt in satijnen capes, en er ‘s nachts op uit gaat om zich te voeden met het bloed van de lokale dorpelingen en andere onschuldige slachtoffers.
De aristocratische verschijning van vampiers is geen toeval, en doet zijn intrede in Europa op het moment dat klassetegenstellingen in politieke zin steeds relevanter worden. Aanvankelijk is dat de tegenstelling tussen de aristocratie en de (nieuwe) stedelijke bourgeoisie. Later is die tegenstelling er een tussen de bourgeoisie en de werkende klasse. Het eerste literaire vampierverhaal, The Vampyre, uit 1819, werd geschreven door John Polidori na een bijeenkomst in Lord Byrons villa aan het meer van Genève. Naast Byron was het schrijversechtpaar Percey en Mary Shelley ook van de partij. Mary zou hier haar Frankenstein voor het eerst tot leven wekte. The Vampyre was deels gebaseerd op het leven van Lord Byron zelf – Polidori was Byron’s lijfarts.
De publicatie van The Vampyre gaf een enorme impuls aan vampierverhalen in de populaire cultuur. In het Engeland van de negentiende eeuw werden vampieren een veelgeziene verschijning in het theater, als ook een van de belangrijkste figuren die regelmatig zijn opwachting maakte in penny dreadfuls: goedkope lectuur voor de massa, meestal bestaand uit sensationele verhalen of horror. Penny dreadfuls, bedoeld om te vermaken, trokken in het midden van de negentiende eeuw gretig aftrek, en lanceerde figuren als Sweeney Todd en Varney the Vampire.
Marx was, vanaf het moment dat hij in London neerstreek, zonder twijfel bekend met de penny dreadfuls, en de vampierbeeldspraak die op verschillende plaatsten in Das Kapital opduikt bouwt voort op het feit dat die referenties in het midden van de negentiende eeuw voor een breed publiek gesneden koek waren. Vampiers als bloedzuigers die vaak jonge mensen tot hun slachtoffer maakten waren een meer dan treffende metafoor voor het kapitalisme als systeem, dat zich in de zucht naar winst eveneens gulzig laaft aan de vitaliteit van (jonge) mensen, en die de lichamen van diezelfde mensen beschouwt als consumptiegoed. Lichamen werden in de fabrieken in hoog tempo versleten en afgedankt – en er stond altijd wel een nieuwe lichting werkers klaar om de arbeidshonger van het kapitaal te stillen.
Jeff Bezos de bloedzuiger
Maar de vergelijking tussen vampiers en kapitaal – of een klasse van kapitalisten – werkt op nog een tweede niveau. Vampiers, analyseerde David Graeber ooit, zijn bij uitstek de vertegenwoordigers van een elite. Ze leven veelal in kastelen, hebben familiestambomen die vaak eeuwen teruggaan, en zijn veelal aan hun grond of landgoed gebonden. Bram Stokers graaf Dracula kon alleen naar Engeland reizen door een lading kratten met aarde van zijn landgoed mee te nemen, omdat hij alleen op de grond van zijn eigen landgoed kon rusten. Bovendien is er een opvallend klasse-element in de wapens waarmee vampiers het meest effectief bestreden kunnen worden, zoals knoflook en houten staken. De wapens zijn goedkoop, eenvoudig te verkrijgen, en ruim voorhanden onder de boerenstand en arbeidersklasse.
En nog abstracter bezien: vampiers zijn een bijna volmaakte belichaming van het kapitalisme als systeem. De horror van het kapitalisme is het feit dat het systeem op een onpersoonlijke manier functioneert. Zowel de kapitalist als de werker zijn op de markt aangewezen om hun sociale status te reproduceren, en het is de markt die beide in hun specifieke sociale en historische rol dwingt. Het kapitalisme is een systeem dat functioneert los van sociale of politieke vragen over moraal of ethiek – het kapitalisme is onpersoonlijk, en amoreel. Het doet er, met andere woorden, niet wezenlijk toe of de baas van de fabriek een fijne figuur is, omdat het uiteindelijk niet diens persoonlijke ethiek of moraal is die de doorslag geeft in de beslissingen die het bedrijf onder diens leiding neemt. Het zijn de eisen van de markt die dat doen, en de noodzaak om winst te maken. Ook al zou het zo zijn dat Jeff Bezos elke werker van Amazon aan het eind van het jaar persoonlijk een kerstpakket overhandigt, en op elke derde zondag van de maand vrijwilligerswerk doet in het lokale dierenasiel, blijft Amazon een bedrijf dat omwille van de winst en de verwachtingen van de investeerders die het bedrijf heeft noodzakelijkerwijs zijn werkers uitbuit. De nachtmerrie van het kapitalisme is dat het een stelsel is dat zijn eisen aan ons opdringt op basis van een aantal structurele elementen binnen dat stelsel: het private beheer van de productiemiddelen, de markt, en de noodzaak tot het maken van winst.
De onmenselijke wereld van vampiers en kapitalisten
De nachtmerrie, met andere woorden, is dat het kapitalisme in letterlijke zin on-menselijk is. Zoals ook vampiers uiteindelijk on-menselijk zijn. Van Helsing, die uiteindelijk in staat is Graaf Dracula te doden, weet dat de oplossing van het probleem niet ligt in een appel aan de moraal van de graaf om diens honger naar bloed misschien een beetje in te dammen. Vampiers staan buiten de morele wereld van mensen, en handelen naar hun eigen wetten. Omgekeerd is het zo dat, hoewel iedereen Dracula vreest, niemand de gedachte serieus neemt dat Dracula in morele zin een laakbare keuze maakt. Van Helsing jaagt op Dracula niet om hem in morele zin ter verantwoording te roepen, of om hem voor het gerecht te slepen. Het zou potsierlijk zijn. Dracula – net als alle vampiers – staat buiten de menselijke wereld. Vampiers hebben en maken geen wezenlijke vrije keuze om te doen wat ze doen: het is hun aard dat ze bloed zuigen, zoals het ook de aard is van het kapitalisme dat het systeem is dat het de levenskracht en levensvreugde van de werkende klasse opzuigt als onderdeel van haar eigen poging om zich in leven te houden, of om zich voort te zetten.
Vampiers staan buiten de menselijke moraal, omdat ze geen deel uitmaken van de menselijke wereld. Precies zo staat ook het kapitalisme als systeem buiten de menselijke moraal, en maakt het van alles wat menselijk is iets dat onmenselijk wordt. De ontmenselijking die het kapitalisme als stelsel over ons uitstort was een inzicht waartoe Marx al op jonge leeftijd kwam. In zijn essay over vervreemding uit 1844, betoogde hij dat de vloek van het kapitalisme eruit bestaat dat het van werk iets heeft gemaakt waarvan we fundamenteel vervreemd zijn. Zo zeer zelfs, dat de verwrongen, moderne variant van arbeid ons leven domineert, in plaats van dat arbeid iets is waarmee we ons eigen leven vreugdevol en waardevol maken. ‘Alle emancipatie’, schreef Marx daarom, ‘is het herstellen van de menselijke wereld en van menselijke relaties voor mensen zelf.’
Dat herstel is een proces dat alleen kan plaatsvinden door af te rekenen met het stelsel zelf. Afrekenen met een vampier gebeurt niet door een redelijk vergelijk met hem te vinden, maar door hem een houten staak door zijn hart te duwen. Evengoed kan met het kapitalisme geen redelijk vergelijk gevonden worden – het stelsel zelf moet ten einde komen. Het monster, de vloek, of hoe we ook kiezen de nachtmerrie van het kapitalisme voor te stellen, moet worden uitgebannen. Maar – en dat is een vreugdevol en hoopvol besef – zowel in het geval van vampiers als in het geval van het kapitalisme is het zo dat de wapens die daarvoor het meest effectief zijn, in handen zijn van de werkende klasse. Zowel vampiers als kapitalisten vrezen één wapen boven alle andere: staken.
Thijs Kleinpaste is redacteur van Jacobin Nederland.