In De domheid regeert heerst de tyrannie van de meritocratie

Sander Schimmelpenninck denkt de democratie en rechtstaat te redden door 'domheid' te bestrijden. Maar hij verzandt in een retorisch betoog waarin 'experts' en niet burgers de politiek bepalen.
De domheid regeert verscheen op 4 november bij De Correspondent.

Jacobin #2
komt uit.
Abonneer je voor €30 en we sturen hem op.

Sander Schimmelpenninck is het slachtoffer geworden van een vervelend misverstand. Nadat hij jarenlang in de media en op het voormalige Twitter furore maakte door extreemrechtse stemmers en politici ‘dom’ te noemen, en over ‘domrechts’ te spreken, schenen mensen ‘dom’ in de gebruikelijke zin van het woord op te vatten, als ‘niet intelligent’. Tot zijn verbazing waren ze beledigd.

Daarom schreef de oud-hoofdredacteur van Quote een 184 pagina’s tellend boek om dit misverstand voor eens en altijd recht te zetten. Met ‘dom’, zo lezen we in De domheid regeert, doelt hij niet op lage intelligentie, maar eigenlijk op ‘opzettelijke onwetenheid’. Het gaat om ‘een houding, een sociale conditionering, een cultuur’. Het zijn sociale en culturele normen. Schimmelpenninck verwijst naar een breed scala aan voorbeelden: van de omgangsvormen in de Tweede Kamer, zoals het incident uit 2011 waarbij Wilders ‘Doe eens normaal, man!’ tegen Rutte riep, tot het taalgebruik op rechtse media als GeenStijl en Ongehoord Nederland, en de desinformatie en complottheorieën die op social media circuleren.

Schimmelpenninck doet alsof er een objectief standpunt is om over domheid te spreken, maar in het algemeen kan het alleen een subjectief oordeel zijn. Iemand die iets of iemand dom noemt, plaatst zich in een uitzonderingspositie. Schimmelpenninck wijst op zowel rechtspopulistische politieke strategieën, als op een gebrek aan de beleefde omgangsvormen. ‘Domheid’ blijft in zijn boek een confuus begrip. Toch is hij van mening dat het ontmaskeren van deze generieke ‘domheid’ de bestaande democratische orde zal redden.

De economie staat buiten de politiek

Volgens Schimmelpenninck kent de overwinning van extreemrechts in Nederland en de Verenigde Staten een louter culturele oorzaak. Hij schaart zich bij de critici van links: zogenaamde leftsplainers wijten de overwinning van rechts aan economische zorgen. Niets is minder waar, aldus Schimmelpenninck. ‘We’ zijn in Nederland niet alleen welvarender dan ooit, door deze materiële welvaart zouden ‘we’ ‘de luxe’ hebben om langs culturele lijnen te stemmen. Als links naar de economie wijst, is dit paternalistisch, want de extreemrechtse stemmer moet worden geloofd als die zegt tegen immigratie te zijn. Links ziet de PVV-stemmer als een ‘nobele wilde’.

Er leidt natuurlijk geen directe weg van economische zorgen naar het stemmen op extreemrechts. Weinigen op links hangen nog de gedachte aan dat ‘materiële belangen’ zich onmiddellijk naar politieke keuzes laten vertalen. Economische zorgen scheppen enkel het klimaat waarin extreemrechts een aantrekkelijke optie kan lijken. Dit wordt altijd door de media en de politiek bemiddeld. Als je nauwelijks rond kunt komen, en je voortdurend te horen krijgt dat er geld naar vluchtelingen gaat, is het aantrekkelijk om op een anti-immigratie partij te stemmen. In dit perspectief blijft de kiezer natuurlijk verantwoordelijk voor de eigen keuze, in tegenstelling tot wat Schimmelpenninck beweert, en kan deze net zo goed op een linkse partij met een constructiever programma stemmen. 

Het is duidelijk dat sociale media belangrijk waren voor de doorbraak van extreemrechts. Schimmelpenninck benoemt dit en stelt dat sociale media ‘de makelaars in domheid’ faciliteren, doordat ze ophef, desinformatie, en complottheorieën een podium bieden. Om deze ‘domheid’ te beteugelen moet de overheid volgens hem met wetgeving de techsector aanpakken. Platforms moeten gemodereerd worden en de media moet filteren en factchecken. Hoewel communicatietechnologieën een grote rol spelen bij de doorbraak van extreemrechts, is het vreemd om alles aan deze platforms te wijten. Hoe zit het bijvoorbeeld met de wooncrisis, de inflatie en het jarenlange verval van de vakbond? 

Enigszins te prijzen is dat hij, in tegenstelling tot zovele andere liberalen, oproept de strijd aan te binden met extreemrechts. Hij hekelt terecht de Nederlandse consensuscultuur, waarin ‘polarisatie’ koste wat kost vermeden moet worden. Zoals hij het stelt: ‘Sommige zaken zijn te belangrijk om er altijd maar “uit te willen komen” met elkaar.’ Ook bespreekt hij op scherpe wijze de retorische trucjes (de jij-bak, de zogenaamde ‘valse balans’) van onder andere Wilders en Van der Plas.

Van de meritocratie naar Wilders 

Schimmelpenninck hanteert een nostalgische klassiek-liberale opvatting van politiek: deze bestaat uit een rationele discussie tussen goed geïnformeerde burgers. Hij is een pleitbezorger voor het culturele liberalisme in een tijd dat het economische liberalisme volledig in diskrediet is geraakt. Wat bij hem overblijft is de meritocratie, een pleidooi voor verdiensten en kansengelijkheid. 

Het probleem met de meritocratie is uiteraard dat het ‘slagen’ of ‘falen’ van een persoon volledig aan diegene zelf te danken zou zijn. Al het ‘succes’ is de eigen verdienste, en al het falen is de eigen schuld. Dit is wat de Amerikaanse filosoof Michael Sandel ‘de tyrannie van de verdienste’ noemt. Hij wijst erop hoe er in een meritocratische samenleving veel waarde aan diploma’s wordt toegeschreven en hoe er stelselmatig op ongediplomeerden en hun werk wordt neergekeken. In deze context beschrijft hij hoe bij Amerikaanse politici als Bill Clinton en Barack Obama bij het aanprijzen van beleid ‘slim’ versus ‘dom’ de overhand krijgt over ‘rechtvaardig’ versus ‘onrechtvaardig’ of ‘adequaat’ versus ‘inadequaat’.

Ook al beweert Schimmelpennick bij hoog en laag dat het onderscheid tussen ‘slim’ en ‘dom’ niets met opleiding te maken heeft, toch functioneert het als codetaal voor ‘hoogopgeleid’ en ‘laagopgeleid’. Hij treedt op als een cultureel-sociale grensrechter van de politiek. Hoewel het waar is dat rechtspopulisten een zekere anti-intellectualistische strategie hanteren van gespeelde naïviteit en domheid, valt er in Schimmelpennincks denkkader geen onderscheid te maken tussen de gehaaide, cynische rechtspopulist die zich opzettelijk naïef en ongeïnformeerd voordoet, en iemand die zich alleen ‘volks’ uitdrukt, of alleen niet over zekere politieke kennis beschikt. Voor Schimmelpenninck maakt dit namelijk ook niet uit. Want de politiek blijft voorbehouden aan de juist gecertificeerde ‘expert’, met de juiste houding en de ‘kennis van zaken’. Het is niet het terrein waar mensen zelf opkomen voor hun eigen belangen en zeggenschap over hun leven opeisen. 

Zoals ook Sandel betoogt is het juist de stelselmatige uitsluiting van praktisch geschoolden en het dedain waarmee ze worden bejegend door de academisch geschoolden die de opkomst van rechtspopulisten als Wilders en Trump mogelijk maakten. Dat leidt tot de volgende paradox: hoewel Schimmelpenninck tegen het rechtspopulisme ten strijde trekt, heeft zijn positie hier juist de weg voor vrijgemaakt. 

De centrale termen waarmee De domheid regeert de hedendaagse politiek analyseert, zijn onscherp en weinig verhelderend. Ironisch dat een boek dat tekeer gaat tegen retorische spelletjes in de politiek, zelf hoofdzakelijk uit een retorisch spelletje bestaat. Vooral biedt het geen enkel perspectief om de kiezer voor een meer democratische vorm van politiek te winnen. Erger nog, het schotschrift  van Schimmelpenninck toont zich op zijn eigen wijze als ten diepste anti-democratisch: de enige die ergens ‘wilden’ ziet – ‘nobel’ of niet – is hij.

Helmer Stoel is redacteur van Jacobin Nederland. 

Steun de groei van het socialisme in Nederland

Abonneer je voor €20 en krijg toegang tot alle artikelen of voor €30 en ontvang dit jaar twee nummers op papier