Search
Close this search box.

Helmer Stoel

Eerst het succes, dan de moraal

Aan media-aandacht heeft Rutger Bregman geen gebrek. Zijn nieuwe boek, Morele ambitie, staat in alle kranten en wordt ook op televisie veel besproken. Het boek is tegelijk gelanceerd met The School for Moral Ambition, een non-profitorganisatie in Amsterdam.

Het is, heel toepasselijk, Bregmans meest ambitieuze project tot nu toe, na zijn eerdere werk over de vooruitgang, het universele basisinkomen en het ongekend succesvolle De meeste mensen deugen uit 2019. De Engelse vertaling daarvan lag in boekhandels over de hele wereld in de etalage. Nu zegt hij niet enkel te willen schrijven, maar ook in actie te komen. The School for Moral Ambition zou niets minder dan een wereldwijde beweging moeten worden.

Met zijn nieuwste boek populariseert Bregman ideeën uit de Engelstalige wereld. Daar is in de afgelopen jaren het gedachtegoed van het effectief altruïsme, een liefdadigheidsbeweging, heel populair geworden. De Engelse filosoof Benjamin Todd, een van de grondleggers daarvan, hield in zijn boek 80,000 Hours uit 2016 al een soortgelijk pleidooi als dat van Bregman.

Succes is bovenal ‘impact’. Bregman onderschrijft de typisch neoliberale economisering van moraliteit. Iemand zonder succes is nu niet alleen in maatschappelijk, maar ook in moreel opzicht een loser.

Bregman bindt de strijd aan met de ‘verspilling van talent’. Veel goedbetaalde en succesvolle mensen kiezen voor een veilige carrière, in plaats van verandering na te streven en ‘een verschil te maken’. Er zijn andere maatstaven voor succes nodig, zoals het goede doen en maatschappelijke impact. Waar het volgens hem aan ontbreekt, is ‘morele ambitie’.

Dat verduidelijkt Bregman aan de hand van een indeling in vier categorieën. Mensen die ambitieus noch idealistisch zijn, zitten vast in bullshit jobs. Mensen die weliswaar ambitie hebben, maar geen idealen, eindigen veelal als consultant, marketeer, bankier of jurist op de Zuidas. Dan is er een groep mensen die niets voor elkaar krijgt, het ‘woke activisme’. En tot slot heb je wat Bregman als de perfecte combinatie ziet: mensen met ambitie én idealen.

Winners en losers

Het is meteen duidelijk dat Bregman preekt voor mensen zoals hijzelf: in de eerste plaats universitair geschoolden die over voldoende materiële zekerheid beschikken om ondernemerschap na te streven. Kortom, een groep met een zeker sociaal en cultureel kapitaal en vooral ook besteedbaar vermogen. Zoals het wervende tekstje op de site van zijn ngo het stelt: ‘Je hebt een keurig cv en een prima baan. Je bent wat ze in de volksmond “succesvol” noemen.’ Bregman richt zich als lid van de elite tot de elite. Wat morele ambitie betreft hoeven we ons over de volgorde geen illusies te maken: eerst het succes, dan de moraal. Of zoals hij zijn recept formuleert: ‘Stel dat je de ambitie van een carrièretijger neemt en er een flinke scheut idealisme aan toevoegt.’

Niet toevallig is Bregman dan ook het strengst voor mensen die wel idealen hebben, maar gespeend zouden zijn van ambitie. Deze figuren, die Bregman vooral op links waarneemt, voert hij op in de gedaante van de ‘nobele verliezer’: iemand die ‘goede intenties’ heeft, maar niets bereikt. Linkse idealisten – ‘woke activisten’, veganisten, klimaatactivisten, en radicale systeemcritici, allemaal op één hoop gegooid – overschatten het belang van ‘bewustzijn’ en komen niet tot praktische resultaten. Bregman citeert Margaret Thatcher: ‘Niemand zou zich de barmhartige Samaritaan herinneren als hij alleen maar goede bedoelingen had gehad; hij had ook geld.’

De grote paradox van Bregmans pleidooi is dat ondanks alle kritiek op de idealisten die bewustzijn boven actie verkiezen, morele ambitie zelf uiteindelijk ook alleen maar een roep om bewustzijnsverandering is.

Dit is niets nieuws, maar een bekende diagnose die ook op links door velen wordt gedeeld. Er zijn artikelen en boeken over volgeschreven. Om werkelijk iets te veranderen, heeft een linkse beweging een organisatie, een plan, en ja, ook geld nodig. Maar Bregman ziet in deze kritiek aanleiding om volstrekt onkritisch een conventioneel idee van succes te omarmen en zelfs te verheerlijken. Succes is bovenal ‘impact’. Hij onderschrijft de typisch neoliberale economisering van moraliteit. Iemand zonder succes is nu niet alleen in maatschappelijk, maar ook in moreel opzicht een loser.

Voor Bregman begint het veranderen van de wereld bij jezelf. Morele ambitie is dan ook in de eerste plaats een zelfhulpboek. Het kijkt vanuit een door en door individualistisch perspectief naar de wereld. Het gaat uiteindelijk om het ontplooien van je ‘talent’ en het bereiken van je ‘idealen’. Maar zonder verdere context is niet duidelijk wat ‘het goede’ is dat gedaan zou moeten worden. En vanuit dit zelfhulpperspectief worden de belangrijke bewegingen die de Bregman noemt – het abolitionisme in de VS, het georganiseerd verzet tegen de Jodenvervolging in Nederland – gereduceerd tot anekdotes over Grote Persoonlijkheden, zonder ze te zien voor wat ze waren: sociale en politieke bewegingen.

De persoon met een systeemkritisch perspectief wordt op karikaturale wijze neergezet. Bregman heeft het over ‘geprivilegieerde types die zodra het over hun eigen verantwoordelijkheid gaat, roepen dat we het eerst over het systéém moeten hebben’. Systeemkritiek bestaat alleen als een rookgordijn voor het ontlopen van de eigen verantwoordelijkheid. Maar het veranderen van het systeem en het veranderen van jezelf hoeven elkaar natuurlijk niet uit te sluiten. Wie zei er ook alweer dat die twee bij iedere werkelijke verandering altijd samenvallen?

Een moreel heldenverhaal

Bregman verwerpt alle systeemkritiek en verkiest moreel individualisme boven politiek. Maar het zou een vergissing zijn om het individualisme dat Bregman hier propageert als ‘apolitiek’ te zien. Waar De meeste mensen deugen nog een vurig pleidooi voor democratische participatie bevatte, wordt de mens in Morele ambitie beschreven als ‘een kuddedier’. Hoewel in de democratie het volk zou regeren, zo legt Bregmans ons uit, is dat volk in werkelijkheid passief. Echte verandering wordt alleen volbracht door ‘onbuigzame minderheden’.

Bewegingen die wel op brede steun mochten rekenen, zoals Occupy en Black Lives Matter, worden afgeserveerd met de woorden ‘bewustzijn en verandering zijn niet hetzelfde’. Wat we in plaats daarvan nodig hebben, is een succesvolle onderneming: ‘het nieuwe Tesla van de goededoelensector’, of ‘een Zweinstein voor de do gooders’. Tegelijk gelden de uiterst rechtse Elon Musk en Peter Thiel als voorbeelden. Een opvallend voorbeeld van Bregmans politieke blindheid bleek wel in Buitenhof, waar hij over Oekraïne te spreken kwam. In plaats van deze oorlog in al zijn complexiteit te bezien, bleek het ‘effectief goed doen’ zich in deze context te vertalen naar oorloghitserij: ‘Je moet granaten kopen voor Oekraïne.’

De grote paradox van Bregmans pleidooi is dat ondanks alle kritiek op de idealisten die bewustzijn boven actie verkiezen, morele ambitie zelf uiteindelijk ook alleen maar een roep om bewustzijnsverandering is. Het is, zo zegt Bregman zelf, uiteindelijk ‘een manier van kijken’, ‘een besmettelijke mindset’.

Aan het begin van Morele ambitie wordt gewaarschuwd dat het boek ‘geen comfort biedt, maar ongemak’. Maar het tegenovergestelde is waar: Bregman maakt het ons maar al te gemakkelijk. Het ideaal dat hij schetst, is het ideaal van zijn eigen geprivilegieerde bubbel. Het omarmt een narcistisch ethos waarin de heel bijzondere persoon die ‘het verschil maakt’ boven de zaak wordt gesteld. Het gaat, zoals hij in Buitenhof opmerkte, om ‘het verhaal dat je aan je kleinkinderen wilt vertellen’. Bregman wil vooral een moreel heldenverhaal, met een held die wint. Maar van wie eigenlijk?

Helmer Stoel is redacteur van Jacobin Nederland

Verder lezen?

Jacobin bestaat dankzij betalende abonnees.

Sluit een abonnement af, en lees meteen deze en al onze andere bijdragen.

Met groet,

De redactie van Jacobin Nederland

PS: Al abonnee? Log dan in om verder te lezen.