Op maandag 12 juni overleed Silvio Berlusconi in een Milanees ziekenhuis. De mediamagnaat, viermalig premier, clowneske showman en organisator van bunga bunga-feestjes met minderjarigen, hield drie decennia lang het Italiaanse publieke leven in zijn ban. Internationaal werd hij gezien als de arci-italiano, de ‘doorsnee Italiaan’ die werd vereenzelvigd met Italië zelf.
Na zijn dood besteedde de Italiaanse en internationale pers veel aandacht aan zijn grote overredingskracht. Hij hield van overtuigen en verleiden, meldt La Repubblica; als verleider had hij een overweldigend verlangen geliefd te worden, schrijft Politico. Veel minder ging het over zijn politieke erfenis. Zelfs zijn meest fervente voorstanders vinden het moeilijk om aan te wijzen wat hij betekend heeft voor Italië. Dat is niet vreemd, want afgezien van de culturele verandering die hij teweeg heeft gebracht, heeft hij het land opgezadeld met een desastreuze politieke en economische erfenis.
De twijfelachtige herkomst van zijn fortuin (vanwege banden met de maffia), zijn lidmaatschap van de illegale vrijmetselaarsorganisatie P2, de seksuele schandalen, de ontelbare rechtszaken waaraan hij steeds dankzij zijn institutionele rol kon ontkomen (op een na: de veroordeling voor belastingfraude in 2013) – veel elementen lijken eerder afkomstig uit de biografie van een crimineel dan die van een modern politicus. En toch was Berlusconi een van de invloedrijkste politici van ons tijdperk.
Fedele Confalonieri, jeugdvriend en levenslange vertrouweling, merkte begin jaren negentig al op: ‘De waarheid is dat Berlusconi geen politiek dier is. Hij is een utopist. In een andere tijd en plaats zou hij een verlichte monarch kunnen zijn.’ En inderdaad was Berlusconi de pionier van een nieuw soort populisme. In de postpolitieke jaren negentig, terwijl traditionele politieke partijen afbrokkelden en het publieke leven aan privatisering ten onder ging, vond Berlusconi een nieuw soort politicus uit: de buitenstaander die de politiek komt redden en tegelijk onbeschaamd en doorzichtig zijn publieke functie inzet voor privébelangen. Hedendaagse politici als Trump, Johnson, Bolsonaro en Salvini zijn zonder Berlusconi ondenkbaar.
De weg vrijmaken voor radicaal rechts
Berlusconi betrad in 1994 de politiek. Opgeschrikt door een valutacrisis en een reeks maffiamoorden verkeerde Italië in een staat van wanorde. Het zogenaamde ‘Schone Handen’-proces (Mani Pulite) van 1992-1993 had de vergaande politieke corruptie blootgelegd, met name in de drie regeringspartijen, en leidde zo tot de val van de Eerste Republiek. Het politieke stelsel en politieke partijen werden hervormd, en het politieke vertrouwen onder kiezers bereikte een dieptepunt. Toen in 1994 alles erop wees dat een coalitie van linkse partijen de verkiezingsoverwinning in de wacht zou slepen, besloot Berlusconi Forza Italia op te richten (zich sluw de nationale voetbalslogan ‘Hup Italië’ toe-eigenend). Forza Italia was meer een verkiezingscampagne dan een partij, en ook nog de eerste Europese verkiezingscampagne in Amerikaanse stijl. Met zijn in het vastgoed verdiende miljoenen had hij door tussenkomst van de bevriende socialistische leider Bettino Craxi een imperium van televisiestations kunnen opbouwen. In een videospotje, verspreid via zijn eigen tv-zenders, verklaarde de ondernemer Berlusconi dat hij ‘niet wilde leven in een illiberaal land, dat geregeerd wordt door onvolwassen krachten en door mannen die onlosmakelijk verbonden zijn met een verleden dat politiek en economisch bankroet is.’ Vanaf het begin stond de campagne in het teken van het afwenden van een dreigende machtsovername door het ‘communisme’, zoals hij het hele linkse politieke spectrum steevast zou blijven noemen.
Berlusconi voer mee op het ‘postideologische’ politieke klimaat van de jaren negentig. Vanaf het begin presenteerde de miljardair zichzelf als een uomo del fare, een ‘man van de actie’, die niets op had met het gebabbel van de professionele politici. Als zogenaamde self-made ondernemer pretendeerde hij een gewone man van het volk te zijn, maar omarmde het neoliberalisme. Berlusconi was de eerste politicus van de jaren 90 in wie het monsterverbond tussen een nieuw soort populisme en het neoliberalisme zichtbaar werd. Hij is in Nederland dan ook vaak vergeleken met Pim Fortuyn, die niet toevallig een bewonderaar van Berlusconi was.
Het programma dat Berlusconi nastreefde was eenduidig neoliberaal: deregulering en liberalisering (flexibiliseren van de arbeidsmarkt, belastingverlaging), en het afschaffen van financiering in het onderwijs en de zorg. Het is niet verbazingwekkend dat hij een Engelse BBC-journalist eens zou hebben toevertrouwd dat hij een foto van Margaret Thatcher bij zijn bed hield. In 1994 beloofde hij een economisch wonder. Maar zijn sprookjes zouden keer op keer niet ingelost worden, en Berlusconi bleek een vloek voor de Italiaanse economie. Bijzonder schokkend was zijn nalatigheid om tijdig hervormingen door te voeren tijdens de eurocrisis, wat hem de vijandschap van het oer-liberale Britse blad The Economist opleverde. Zijn onvermogen door de crisis te navigeren leidde in 2011 uiteindelijk tot het einde van zijn vierde en laatste ambtstermijn als premier.
Hoewel hij een zelfverklaard liberaal was, maakte Berlusconi gedurende zijn hele politieke carrière de weg vrij voor radicaal rechts. Al in 1993 steunde Berlusconi Gianfranco Fini, de secretaris van de neo-fascistische Movimento Sociale Italiano (MSI), in diens campagne voor het burgemeesterschap van Rome. Door na zijn verkiezingsoverwinning van 1994 zowel de opvolger van MSI, de Alleanza Nationale, als de xenofobe en separatistische Lega Nord mee te laten besturen, zorgde Berlusconi ervoor dat radicaal rechts in de mainstream ingang vond. De samenwerking tussen Forza Italia en radicaal rechts bleef dertig jaar lang een zekerheid in de Italiaanse politiek. Deze invloed was zo sterk, dat het de meeste linkse partijen steevast in een reactieve rol dwong, geleid door anti-berlusconismo in plaats van een eigen politieke agenda. Bij de afgelopen verkiezingen van 2022 hielp hij de Fratelli d’Italia, de postfacistische partij van Meloni, aan de macht te komen. Ook maakte hij er een sport van om het historische fascisme te bagatelliseren. Zo verklaarde hij eens op de internationale Holocaust-herdenkingsdag dat Mussolini ‘het goed gedaan heeft’, op zijn antisemitische rassenwetten na. Hoewel hij zich in de laatste jaren als een pro-Europees liberaal presenteerde, die tegen het gevaarlijke ‘populisme’ zou optreden, was deze act flinterdun.
Een cultuuromslag
‘Italianen lachen meer om het leven dan ieder andere natie,’ luidt een bekende uitspraak van de Italiaanse dichter Giacomo Leopardi. Berlusconi speelde cynisch met dit Italiaanse zelfbeeld. Zich verschuilend achter het masker van het komische, zette Berlusconi zijn provocaties en grappenmakerij in om zich het imago van de gewone man aan te nemen, en tegelijk van de anti-politieke ondernemer die op de beroepspolitici en heersende gedragsregels neerkeek. Ver voordat Trump er zijn signatuur van maakte, gebruikte de clown Berlusconi zijn transgressieve en hedonistische gedrag vooral om zijn superioriteit kenbaar te maken. Ironische en satirische humor die hem zelf tot doelwit maakte, verdroeg hij dan ook niet.
Zijn culturele invloed op Italië was enorm. Meer dan zijn publieke activiteiten deed hij aan tv: zijn tv-programma’s, geïnspireerd door de Amerikaanse televisie, transformeerden de taal en waarden van een hele generatie. Tegenover de publieke RAI-zenders introduceerde hij in de jaren tachtig privézenders met licht verteerbaar entertainment zoals Dallas en Drive In. Brekend met de oude tweedeling tussen katholieke en communistische media, spraken deze zenders een steeds welvarender wordende middenklasse aan. Mediamagnaat en politiek figuur ineen, bevond hij zich in de positie om kritische geluiden in de Italiaanse media te kunnen ondermijnen.
Zijn seksistische tv-programma’s reduceerden vrouwen tot de rol van seksueel object en beïnvloedden daarmee het zelfbeeld van een generatie jonge vrouwen. De feministische schrijfster en activist Lorella Zanardo heeft in haar documentaire Il Corpo delle Donne uit 2019 laten zien hoe Berlusconi’s televisiezenders een verwrongen beeld van de vrouw hebben gecreëerd. Ook wist ‘Silvio’ een heuse persoonlijkheidscultus rond zichzelf te scheppen. Een lachwekkend dieptepunt is de videoclip van het liedje Meno male che Silvio c’è (‘Het is maar goed dat Silvio er is’), waarin verschillende ‘hardwerkende’ Italianen –– van de bakker tot de onderwijzer – samenkomen om het uit te zingen van geluk dat Italië gezegend is met Berlusconi. Van zijn villa in Arcore, niet ver van Milaan, maakte hij een modern Versailles, met kilo’s marmer en meesterwerken uit de schilderkunst aan de muren. Op het terrein is er ook een ondergronds mausoleum, waar hij nu begraven ligt, met 30 tombes voor zijn naaste medewerkers, familie en geliefden.
Hoe succesvol deze cultus is geweest, valt nu, vlak na zijn dood, duidelijk te zien in de opvallende mildheid van het oordeel in Italië over Berlusconi. Bij gebrek aan duidelijke politieke prestaties wordt hij geprezen om zijn persoonlijke kwaliteiten, werkcapaciteiten en hedonisme. Zijn feesten met minderjarige prostituees, zijn louche activiteiten en pogingen tot corruptie lijken nu de geschiedenis in te gaan als menselijke zwakheden, die elke doorsnee Italiaan zo zou kunnen vergeven: een beeld dat bevestigd werd door de preek van de aartsbisschop die op de uitvaart van 14 juni in de Milanese Dom sprak: ‘Hij is een mens geweest, met een onuitputtelijk verlangen om te leven.’ Vergeleken met het geradicaliseerde politieke landschap van het moment, kan de verleiding groot zijn om nostalgisch op hem terug te zien als een onschuldige schertsfiguur. Maar niets is minder waar. Door zijn jarenlange ondermijning van de Italiaanse democratie en rechtsstaat, zijn steun aan radicaal rechts en zijn vergaande culturele invloed, heeft hij in Italië mede de puinhopen gecreëerd die het de reactionaire regering van Meloni mogelijk hebben gemaakt aan de macht te komen.
Helmer Stoel is redacteur van Jacobin Nederland.