Bewapende schaamte

In verklaringen over de winst van de PVV en extreemrechts elders in Europa blijft een belangrijke emotie onderbelicht: schaamte. De PVV speelt slim in op de schaamte die mensen over hun leefomstandigheden voelen. Maar de ware veroorzakers van ongelijkheid zijn natuurlijk niet je Syrische buurman of asielzoekers in Ter Apel.
Geert Wilders bezoekt een markt in Spijkenisse, 2017. Bron: Wikimedia Commons

Jacobin #1 is uit.
Abonneer je voor €30 en we sturen hem op.

Sinds de PVV als grote winnaar uit de verkiezingen is gekomen, is iedereen haastig op zoek naar antwoorden. Ik ook, dus vroeg ik mijn moeder om duiding. Mijn moeder is namelijk iemand die al jaren geleden is weggeduwd door de politiek en die door armoede constant in overlevingsstand staat. Ze stemt dan ook niet meer, omdat ‘ze (politici) allemaal hetzelfde zijn’. Ik vroeg haar om een verklaring waarom de PVV de grootste is geworden. ‘Tsja’, zei ze, ‘mensen zijn het zat en willen iets anders. Ze vergeten alleen dat Wilders niet iets anders is.’

Ze heeft gelijk, de kern van de PVV is nog altijd hetzelfde, gezien het partijprogramma en het stemgedrag in het parlement. Toch kreeg Wilders afgelopen verkiezingscampagne van de media het goedkeurende stempel ‘milder’, iets waar hij zelf gretig gebruik van maakte door te roepen dat zijn ‘ongrondwettelijke’ – lees: racistische en discriminerende anti-Islamstandpunten – nu even in de koelkast gezet moeten worden, omdat de ‘prioriteiten bij andere zaken liggen’. De belangrijkste van deze zaken bleken immigratie en asiel te zijn en eigenlijk verkondigde Wilders hierover dezelfde standpunten die de PVV eerder naar voren bracht, maar dan in een iets ander jasje. Ogenschijnlijk ging het hiermee niet om de mensen die binnen onze landsgrenzen wonen, maar om diegene die er nog buiten zijn. Het bleek een effectieve verschuiving te zijn: othering van mensen die we niet in onze straten kunnen zien, zodat de slachtoffers onzichtbaar zijn en dus een gemakkelijk doelwit.

Telkens wanneer een extreem- of radicaalrechtse partij wint, zijn met name de progressieven collectief verbaasd dat ‘het zo ver heeft kunnen komen’ en wordt er naarstig naar verklaringen gezocht.

Wat in dit proces opvalt, is de constante verontwaardiging. Wilders in Nederland, Meloni in Italië, Orbán in Hongarije, Bolsonaro in Brazilië en Trump in de Verenigde Staten: telkens wanneer een extreem- of radicaalrechtse partij wint, zijn met name de progressieven collectief verbaasd dat ‘het zo ver heeft kunnen komen’ en wordt er naarstig naar verklaringen gezocht. Deze verklaringen variëren, maar twee keren steeds terug: de rechtse meerderheid ontstaat door een arbeidersklasse die ofwel door xenofobie, ofwel door frustratie wordt gedreven. In mijn optiek zijn beide verklaringen keerzijden van dezelfde munt, waarbij in beide gevallen een belangrijke component ontbreekt: schaamte.

Verdeeldheid en ongelijkheid

De enorme opkomst van radicaal- en extreemrechtse partijen in het westen is namelijk niet de uitkomst van geïsoleerde fenomenen, maar een teken van een diepere, meer verontrustende malaise. Het is een manifestatie van bewapende schaamte. Mensen voelen zich achtergesteld, vergeten en buitengesloten door een systeem dat hen in de steek gelaten heeft, hetgeen leidt tot schaamte. Radicaal- en extreemrechtse partijen zetten deze schaamte vervolgens in als wapen en weten zo de aandacht van de daadwerkelijke veroorzakers van ongelijkheid af te leiden.

De toenemende frustratie van de mensen die zich laten verleiden door deze partijen is te begrijpen. In een wereld waar ongelijkheid toeneemt en waar de gemiddelde burger steeds meer moeite heeft om rond te komen, stapelen de zorgen en problemen zich op. De kloof tussen arm en rijk groeit, de rijen bij de voedselbanken worden langer, we bevinden ons te midden van crises in energie en zorg en onze overheid heeft een structureel gebrek aan vertrouwen in de burger onderaan de samenleving. In dit klimaat van verdeeldheid en ongelijkheid gedijt nativistisch gedachtegoed – het idee dat een staat uitsluitend bewoond moet worden door de ‘oorspronkelijke bewoners’ en dat alles van buitenaf een bedreiging is voor de homogeniteit van de natie – gecombineerd met het proces van othering, het demoniseren van een fictieve representatie van de ‘ander’ waar men zich tegen kan afzetten.

De reden dat nativisme wortel heeft kunnen schieten in onze moderne samenleving is te herleiden tot de schaamte die voortkomt uit ongelijkheid. Wanneer je niet meer mee kunt komen in een geïndividualiseerde, kapitalistische samenleving, omdat je bijvoorbeeld de stijgende kosten voor levensonderhoud niet meer kunt betalen, ontstaat er schaamte. Deze schaamte wordt door radicaal rechts vakkundig gekoppeld aan nativisme en othering.

Het inzetten van deze schaamte als wapen zien we terug in de manier waarop radicaal- en extreemrechtse partijen de afgelopen decennia alle onderdelen van bestaanszekerheid hebben gekoppeld aan migratie.

Schaamte is namelijk een krachtig politiek instrument. Het is een emotie die ons diep raakt, die onze eigenwaarde en ons gevoel over onze plaats in de samenleving beïnvloedt. Wanneer mensen zich schamen voor hun (verslechterde) economische positie of sociale status, voelen ze vaak een pijnlijke discrepantie tussen waar ze zijn en waar ze denken dat ze zouden moeten zijn. Dit wordt verder versterkt door de meritocratische mythe (het idee dat iedereen zijn eigen lot kan bepalen door hard werken en talent), die maakt dat mensen het gevoel hebben dat het feit dat ze niet kunnen meekomen hun eigen schuld is. In werkelijkheid wordt je kans van slagen in het leven echter beïnvloed door vele factoren die buiten je individuele controle liggen: de plek waar je wieg staat, het kapitaal van je familie, je opvoeding, de opleiding van je ouders en hun netwerk. Wanneer de realiteit van de ervaren ongelijkheid botst met het idee van de meritocratie, ontstaat een vruchtbare bodem voor schaamte. Deze schaamte zorgt er vervolgens voor dat mensen zich vervreemd voelen van de samenleving.

Radicaal- en extreemrechts hebben deze schaamte effectief aangewend door zichzelf op te werpen als verlossers die de schaamte zullen verhelpen en die zo deze mensen terug de maatschappij in zullen helpen. Denk bijvoorbeeld aan de uitspraak die Wilders deed tegen Timmermans in het 1vandaag debat: ‘u spreekt geloof ik zeven talen, maar niet de taal van het volk.’ Het is een van de talloze voorbeelden waarin een radicaalrechtse partijleider zichzelf profileert als iemand die ‘van het volk’ is, iemand die de ‘normale mens’ wél kan begrijpen. Hiermee zet hij zich af tegen de (heersende) politiek in een poging om eenheid te creëren met de mensen die weggeduwd zijn uit de maatschappij.

Geen wij zonder zij

Maar om dit proces te laten werken is er altijd een ‘ander’ nodig om af te stoten, een ‘wij’ kan immers niet bestaan zonder een ‘zij’. Om dit te bewerkstelligen creëren radicaal- en extreemrechtse partijen een narratief waarin bepaalde gemarginaliseerde groepen de schuld krijgen van de economische en sociale problemen van de ‘inheemse’ bevolking. Xenofobie en nativisme worden hierbij als werktuigen gebruikt om de schaamte en onzekerheid van mensen om te zetten in woede en haat. Door andere groepen als minderwaardig, of als oorzaak van problemen te bestempelen, wordt niet alleen het idee van eenheid versterkt, maar wordt ook de eigen sociale positie relatief verhoogd, met als gevolg dat het gevoel van schaamte vermindert. Dit proces van othering versterkt de wij-zij-dichotomie, waarbij de eigen groep als superieur wordt gezien en de ‘ander’ als inferieur.

Het inzetten van deze schaamte als wapen zien we terug in de manier waarop radicaal- en extreemrechtse partijen de afgelopen decennia alle onderdelen van bestaanszekerheid hebben gekoppeld aan migratie. De woningmarkt zou oververhit zijn door migranten, mensen kunnen geen baan meer vinden door migranten, enzovoorts. Allemaal aantoonbaar onjuist, maar op deze manier wordt nativisme gekoppeld aan een aantal fundamentele onderdelen van onze samenleving en is het makkelijk om mensen te mobiliseren. 

Xenofobie maakt dat we de daadwerkelijke veroorzakers van ongelijkheid niet meer zien: het grootkapitaal en de bestuurlijke elite.

Dat we dit effect nog steeds niet goed snappen is terug te zien in het nationaal kiezersonderzoek, waaruit bleek dat PVV-stemmers ‘eigen volk eerst’ boven bestaanszekerheid kiezen. Wat we ons echter moeten realiseren is dat decennialang xenofobie, nativisme en het bewapenen van schaamte ervoor heeft gezorgd dat ‘eigen volk eerst’ in de ogen van PVV-stemmers precies is waar bestaanszekerheid over gaat. Radicaal- en extreemrechts hebben op deze manier de (terecht bestaande) gevoelens van onrecht gemobiliseerd door deze te verschuiven naar de vermeende bedreigingen van immigratie, multiculturalisme en globalisering. Ze presenteren zichzelf hiermee als de verdedigers van de nationale identiteit en de belangen van de ‘gewone’ burger, terwijl ze feitelijk de sociale cohesie ondermijnen en de echte oorzaken van onzekerheid en ongelijkheid negeren.

Een stem op radicaal- en extreemrechts is namelijk niet alleen een stem waarmee je xenofobie vrij spel geeft, het is ook nog eens een stem tegen de belangen van de arbeiders- en onderklasse. Xenofobie maakt namelijk ook dat we de daadwerkelijke veroorzakers van ongelijkheid niet meer zien: het grootkapitaal en de bestuurlijke elite. Hiermee vervalt ook het valse frame dat de PVV ‘sociaaleconomisch links’ zou zijn. Analyses tonen namelijk aan dat de PVV in theorie best aan de armen wil geven, maar niets wil wegnemen bij de rijken. Combineer dit met het idee dat zondebokpolitiek nooit de daadwerkelijke veroorzaker van ongelijkheid ter verantwoording roept en het wordt vrij duidelijk dat er economisch weinig links is aan de PVV.

Solidariteit als wapen

Om een antwoord te vinden op de groei van radicaal- en extreemrechts en échte verandering teweeg te brengen, is het belangrijk dat we de consequenties van schaamte (veroorzaakt door decennialang neoliberaal beleid) erkennen en ons niet meer tegen elkaar laten uitspelen. Tegelijkertijd moeten we ook inzien dat de arbeidersklasse veranderd is en dat we op basis hiervan nieuwe solidariteit nodig hebben. De arbeidersklasse van vandaag is namelijk divers: deze omvat witte mannen in fabrieken, maar ook vrouwen van kleur in de zorg. Dit maakt dat vormen van klassenongelijkheid nauw verweven zijn met wat we ‘identiteitspolitiek’ noemen. Zo was het toeslagenschandaal in Nederland niet alleen een aanval op mensen met een kleinere portemonnee, maar ook op mensen met een andere etnische achtergrond. Dit toont aan dat de strijd tegen ongelijkheid niet alleen een economische strijd is, maar ook een strijd tegen discriminatie en voor inclusiviteit.

Het is echter een probleem dat de traditionele linkse partijen, die ooit de stem waren van deze bredere arbeidersklasse, moeite hebben om deze nieuwe realiteit te omarmen en een brug te slaan tussen inclusie en de klassenstrijd. Aan de ene kant is er een beweging die zich richt op milieu, inclusie en discriminatie en die zich voornamelijk inzet voor de klimaatcrisis en voor de stem van mensen van kleur en de LHBTQIA+-beweging. Aan de andere kant is er een beweging die zich concentreert op economische ongelijkheid en de klassenstrijd en die zich bezighoudt met het terugdringen van armoede en de groeiende sociale en economische kloof tussen de mensen met kapitaal en de mensen zonder. Deze twee bewegingen moeten samenkomen om een effectieve tegenkracht te vormen tegen de verdeeldheid en uitsluiting die radicaal- en extreemrechts zaaien. Zolang deze twee stromingen gescheiden blijven, zal de samenleving onderling blijven vechten om de kruimels, terwijl de echte veroorzakers van de problemen – het grootkapitaal en de bestuurlijke elite – buiten schot blijven.

De strijd voor rechtvaardigheid vereist dus een dubbele strategie: enerzijds moet er een duidelijke en overtuigende alternatieve visie worden geboden, een visie die economische zekerheid en sociale rechtvaardigheid combineert met een inclusieve maatschappijvisie. Anderzijds moet er hard gewerkt worden aan het blootleggen en bestrijden van de echte oorzaken van maatschappelijke problemen, in plaats van mee te gaan in het vingerwijzen naar gemarginaliseerde groepen. Dit betekent een nadruk op het aanpakken van de ongelijkheid en onzekerheid die het neoliberaal beleid heeft gecreëerd en daarnaast het bouwen aan een beweging waarin iedereen een plek heeft en niemand zich hoeft te schamen voor zijn positie. Het betekent ook het herkennen van de mensen die daadwerkelijk verantwoordelijk zijn voor de ongelijkheid – niet de Syrische buurman of de asielzoekers in Ter Apel, maar het grootkapitaal en de structuren en instituten die ongelijkheid in stand houden. Alleen zo kunnen we bouwen aan een samenleving die werkelijk vrij en rechtvaardig is voor iedereen.

Milio van de Kamp is docent Interdisciplinaire Sociale Wetenschap aan de Universiteit van Amsterdam. In mei 2023 kwam zijn boek Misschien moet je iets lager mikken uit: een rauw en persoonlijk verhaal over kansenongelijkheid.

Abonneer je voor €20 en krijg toegang tot alle artikelen of voor €30 en ontvang dit jaar twee nummers op papier