Kunstmatige intelligentie gaat onze banen wegautomatiseren. Dat was de teneur van de berichtgeving de afgelopen weken. OpenAI, het bedrijf achter ChatGPT, publiceerde een artikel met een lijst van functies die op de tocht zouden komen te staan door de technologie die zij ontwikkelen. Schrijvers, dichters, webdesigners, wiskundigen, journalisten en de in het artikel expliciet benoemde ‘beleidsanalisten op het gebied van klimaatverandering’ (climate change policy analysts) moeten vrezen voor hun baan.
OpenAI werd in 2015 opgericht door illustere tech-baronnen als Elon Musk, Peter Thiel en Sam Altman. Nadat ChatGPT in november 2022 voor het eerst op grote schaal publiek beschikbaar kwam, heeft het bedrijf een forse investering van Microsoft ontvangen. Het moge dus geen verrassing zijn dat een rapport afkomstig van zo’n bedrijf een niet mis te verstane vooringenomenheid bevat. Die vooringenomenheid komt duidelijk naar voren in het feit dat een baan in de lijst ontbrak: de ondernemer.
Ondernemers-bias
De cultus van de ondernemer staat centraal in Silicon Valley. Dat betekent dat de implementatie van nieuwe technologie per definitie vanuit dat perspectief bekeken zal worden: de ondernemer zal het naar eigen behoefte willen inzetten; dat komt meestal neer op het verlagen van de personeelslasten en het verhogen van de productie. Op die manier zal hij de winsten die in zijn eigen zakken en in die van aandeelhouders terechtkomen kunnen maximaliseren. Niets nieuws onder de kapitalistische zon dus.
Het is opvallend dat vooral beroepen die conservatieven zien als onderdeel van het linkse blok, als potentiële tegenstanders dus, bovenaan de schraplijsten prijken. Veel schrijvers en journalisten zijn traditioneel links en kritisch; de rechtse tech-kapitalisten lijken dus voor te sorteren op een machtsgreep: ondermijn de broodwinning van je politieke vijanden.
Technologie is nooit waardeneutraal, het weerspiegelt de machtsverhoudingen waarin het is ontstaan. Toch bevat veel technologie ook utopische toepassingsmogelijkheden; die kunnen echter pas volledig tot wasdom komen nadat de politieke verhoudingen door sociale strijd zijn veranderd. We hebben dringend behoefte aan sociale verbeelding om die mogelijkheden te zien.
Het marktalgoritme
Daartoe is het zinvol om een stap terug te doen in de tijd. Voor de Tweede Wereldoorlog stonden voorstanders van een kapitalistische markteconomie en voorstanders van een planeconomie recht tegenover elkaar. Hun debat is later het economisch (of socialistisch) calculatiedebat gaan heten: een technisch debat over de vraag welk systeem beter zou werken als economisch distributie-mechanisme. Het betrof hier dus geen politieke of moreel-filosofische discussie, de insteek was eerder instrumenteel te noemen.
Representanten van de Oostenrijkse school, zoals bijvoorbeeld Ludwig von Mises en Friedrich von Hayek, beweerden dat een markteconomie door het prijsmechanisme het beste systeem was om te zorgen dat vraag en aanbod bij elkaar werden gebracht. De prijs van een product was een getal dat veel gegevens samenvatte: productiekosten, schaarste of overvloed van een product, consumentenbehoeften, transport enzovoort. Al die snel veranderende contextuele gegevens zouden uiteindelijk nooit op tijd in de kaartenbakken van de planners terecht kunnen komen.
Socialistische voorstanders van de planeconomie zaten inderdaad in hun haren met wat de cybernetici feedback loops zijn gaat noemen: niet alle productie kon gemakkelijk gepland worden. Als behoeften van consumenten veranderden, zat je al snel met overschotten en tekorten. Idealiter zou een planeconomie echter veel nadelen van de kapitalistische economie, zoals bijvoorbeeld periodieke crises, kunnen voorkomen. De socialisten geloofden dat planning de economie efficiënter zou maken, maar hadden in de praktijk te maken met de technologische beperkingen van vijfjarenplannen en de kaartenbak.
In de Sovjet-Unie leken de aanhangers van de Oostenrijkse School gelijk te krijgen. Aanvankelijk zorgde de planeconomie voor hoge groeicijfers. De droom van de hyperefficiënte planeconomie was in de naoorlogse tijd van Nikita Chroesjtsjov nog springlevend, zoals de Engelse schrijver Francis Spufford beschreef in zijn boek Red Plenty. Dat succes stokte op een gegeven moment echter: de planeconomie raakte hopeloos achter ten opzichte van de westerse, kapitalistische markteconomieën.
De markt: een achterhaald mechanisme
In een artikel in New Left Review stelde Evgeny Morozov een paar jaar geleden dat het economisch calculatiedebat in essentie ging over wat we nu big data noemen. Als je dat spoor verder volgt, is het begrip marktmechanisme misschien wel een verouderde metafoor: zouden we tegenwoordig niet moeten spreken over een marktalgoritme, een soort real-life ‘computersysteem’ dat prijzen als input gebruikt?
Maar als de markt uiteindelijk een algoritme is dat werkt met grofmazige data, waarom zouden we dan niet een specifiek voor die functie ontworpen algoritme inzetten? Moderne digitale systemen bevatten immers ontstellend veel meer en kwalitatief betere gegevens over consumentenbehoeften dan in de twintigste eeuw ooit voor mogelijk zou zijn gehouden. Kunstmatige intelligentie kan helpen die enorme hoeveelheden data te interpreteren en toekomstige behoeften heel nauwkeurig te voorspellen. Moderne netwerktechnologie kan veranderingen in behoeften in een fractie van een seconde aan producenten leveren.
Stel: je hebt een smart-fridge staan die precies weet wat jij eet, dan kan een AI je toekomstige behoefte aan voedsel voorspellen. Als die AI weer in contact staat met de dichtstbijzijnde distributiecentra – of desnoods met de boer om de hoek – dan kunnen zij hun voorraden en planning precies op jouw behoefte (en die van je buren) afstemmen. Al die kunstmatige intelligenties kunnen samen exact berekenen wat ze wanneer moeten leveren om zo verspilling te minimaliseren. Dankzij internet, AI en big data is een decentrale planeconomie technologisch haalbaar geworden. Zo’n systeem zou oneindig veel duurzamer en efficiënter zijn dan het kapitalisme met zijn ‘creative destruction’.
Ondernemers overbodig gemaakt
Als bijna alle behoeften in kaart zijn gebracht en de productie perfect is gereguleerd, wat is dan nog de functie van een ondernemer? Een ondernemer is doorgaans iemand die een gat in de markt ziet en daar op het juiste moment inspringt om aan een behoefte te voldoen. Deze vaardigheid zou echter door de hierboven beschreven technologie volledig overbodig worden.
Silicon Valley idealiseert ondernemers vanwege hun geniale inzicht en hun wil om risico’s te nemen. Maar wat blijft er over van die genialiteit als AI het werk doet? Kun je nog spreken van een risico als de AI precies kan berekenen hoe de toekomstige vraag eruit gaat zien?
Musk en Thiel zijn miljardairs die hun immense vermogens doorgaans legitimeren met een beroep op hun ondernemerskwaliteiten. Maar goed, ook de schrijver, de dichter en de beleidsanalist op het gebied van klimaatverandering hebben bepaalde specifieke vaardigheden en kwaliteiten. Jammer voor Elon en Peter: ze blijken niet zo uniek als ze zelf denken. Maar vanzelfsprekend kom je deze denkrichting in hun rapporten niet tegen.
Socialisatie van technologie
De vraag die centraal zou moeten staan in de discussie over kunstmatige intelligentie is daarom niet zozeer op wat voor manier mensen zich moeten aanpassen aan deze technologie om een inkomen te kunnen blijven behouden. De belangrijkste vraag is wie de eigenaar van deze technologie zou moeten zijn en tevens wie toegang heeft tot de gebruikersgegevens.
Als alle inkomsten die kunstmatige intelligentie genereert vooral ten goede komen aan een groep nerdy oligarchen die in een bepaalde tijd toevallig op het juiste paard gegokt hebben, leidt dat tot een extreem ongelijke samenleving. Een samenleving bovendien waarin slechts enkele techgiganten op den duur bijna de gehele economie zullen beheersen. Zij kennen immers alle ondernemerskansen en zullen elk gat in de markt derhalve meedogenloos uitmelken.
Een politiek alternatief voor deze dystopische nachtmerrie ligt in de socialisatie van alle technologie rond kunstmatige intelligentie. Als we deze technologie zouden combineren met een gemeenschappelijk eigenaarschap – een commons – van economisch belangrijke data dient de vooruitgang niet enkel de minderheid, maar kan iedereen meeprofiteren.
Dylan van Rijsbergen is schrijver en werkt momenteel aan een boek over de hoogopgeleide middenklasse dat uit zal komen bij Mazirel Pers.