In de Afrika Cup finale staan neokolonialisme en pan-afrikanisme tegenover elkaar

Vanavond spelen Nigeria en Ivoorkust tegen elkaar in de finale van de Afrika Cup: twee landen die een fundamenteel ander geopolitiek standpunt vertegenwoordigen, ziet Gijs Doeleman.
Een supporter van Ivoorkust juicht tijdens de Afrika Cup wedstrijd tegen Equatoriaal-Guinee, 22 januari 2024. Foto: Chuck Kennedy Bron: Wikimedia Commons

Jacobin #2 is uit! Abonneer je voor €30 en
we sturen
hem op.

Vind nog maar eens een grootschalig sporttoernooi waarvan de organisatie niet te danken is aan de megalomanie van een autoritair politiek leider. Zo ook de Afrika Cup, waar vanavond gastland Ivoorkust de finale tegen Nigeria speelt. Het is niet lastig te achterhalen welke president hier met spelen zijn electoraat probeert te vergroten – de finale wordt namelijk gespeeld in het Alassane-Ouattara-stadion, dat president Ouattara van Ivoorkust speciaal voor de gelegenheid heeft laten bouwen.

In Europa is het een populair cliché dat Afrikaanse leiders zichzelf graag op zulke manieren vereren. De rol die Europese organisaties spelen in hoe deze mensen aan de macht komen en blijven, blijft daarbij vaak onderbelicht. Zo kwam president Ouattara in 2011 dankzij militaire interventie van het Franse leger aan de macht tijdens de tweede Ivoriaanse burgeroorlog. Deze oorlog begon nadat Ouattara en zittend president Laurent Gbagbo beiden de overwinning claimden en elkaar van verkiezingsfraude betichtten. In plaats van een herverkiezing of een hertelling door een onafhankelijke organisatie, heeft Frankrijk Ouattara toen gesteund door middel van een militaire interventie. 

Didier Drogba, de aanvoerder van het team van Ivoorkust, richtte zich in een interview na de wedstrijd tot zijn volk, waarin hij opriep tot een staakt-het-vuren en met zijn hele ploeg bad om vergiffenis en vrede.

In 2020 werd Ouattara herkozen voor zijn derde termijn, met maar liefst 95 procent van de stemmen. Dat verdacht hoge percentage had ongetwijfeld te maken met het feit dat er destijds protesten waren tegen Ouattara (omdat hij voor een ongrondwettelijke derde termijn ging) en hij dus niet op een eerlijke verkiezing kon vertrouwen. Ouattara kampt met populariteitsproblemen – en met voetbalsucces hoopt hij dat probleem op te lossen. Het is wrang om de sport daarvoor misbruikt te zien worden. Zeker in Ivoorkust, waar zich twintig jaar geleden een van de mooiste sprookjes van de voetbalgeschiedenis afspeelde. Dat ging zo: op 8 oktober 2005 kwalificeerde Ivoorkust zich voor het eerst voor het WK mannenvoetbal, toen ze in Soedan wonnen van Soedan, terwijl koploper Kameroen diezelfde avond gelijkspeelde tegen Egypte. Ivoorkust was in die tijd verwikkeld in een bloedige burgeroorlog tussen het islamitische Noorden (waar veel rebellen Ouattara steunden) en het christelijke Zuiden (onder leiding van de regering van Laurent Gbagbo). Didier Drogba, de aanvoerder van het team van Ivoorkust, richtte zich in een interview na de wedstrijd tot zijn volk, waarin hij opriep tot een staakt-het-vuren en met zijn hele ploeg bad om vergiffenis en vrede. Dit vormde het begin van het einde van de eerste Ivoriaanse burgeroorlog. Toen twee jaar later op Drogba’s instigatie een wedstrijd tegen Madagascar niet in de zuidelijke hoofdstad Abidjan werd gespeeld maar in Bouake, de voormalige rebellenstad in het centrum-noorden, en Drogba aan het einde van de wedstrijd de 5-0 maakte, stonden buiten het stadion legereenheden van beide kampen in harmonie voetballiederen naar elkaar te schreeuwen. 

Zoveel kracht zal er niet uitgaan van de finale vanavond, maar Ouattara had zich geen betere tegenstander kunnen wensen dan Nigeria: de twee landen vormen samen de grootste economieën van West-Afrika, maar Nigeria is duidelijk de grote broer. Bovendien vertolken de twee landen een wezenlijk ander geopolitiek standpunt, waarbij Frankrijk en Europa een grote schaduwrol spelen.

In de houdgreep van de CFA-frank

Om dit te begrijpen moeten we teruggaan naar de jaren zestig, naar de dekolonisatiegolf van West-Afrika. Frankrijk stond in die tijd kolonies af, maar in ruil daarvoor werden overeenkomsten gesloten die de landen alsnog sterk afhankelijk maakten van Frankrijk, en die hen tot op de dag van vandaag in de greep van Europa houden. De munteenheid (de CFA-frank) is met een vaste wisselkoers aan Frankrijk gekoppeld en wordt beheerd door een centrale bank, waar Frankrijk als enige de facto vetorecht heeft. Dit gebeurt in een uniek monetair systeem waar Frankrijk de staatskassen van voormalige kolonies beheert en hen tegen rente leningen verstrekt uit die kas. Hierbij wordt de CFA-frank kunstmatig sterk gehouden, waardoor bedrijven hun goederen moeilijk kunnen exporteren en import voordelig is, wat economische ontwikkeling tegenwerkt. Tegelijkertijd zijn er overeenkomsten met grote Franse bedrijven om ruwe grondstoffen tegen lage prijzen te importeren. Een voorbeeld van zo’n bedrijf is oliegigant Total Energies, de hoofdsponsor van deze Afrika Cup. Ook mocht het Franse leger op veel plekken in de regio gestationeerd worden en ingrijpen om ‘stabiliteit’ te waarborgen – doorgaans ging het daarbij om de stabiliteit van Frankrijk-gezinde regimes, zoals dat van president Félix Houphouët-Boigny van Ivoorkust tussen 1960 en 1993. Sinds de dekolonisatiegolf heeft Frankrijk meer dan vijftig militaire missies in de regio uitgevoerd, zoals die in Ivoorkust in 2011. Een ouder voorbeeld hiervan is operatie Persil in 1959, waarmee de Franse geheime dienst Guinee in een hyperinflatie stortte door nepbiljetten het land in te smokkelen, nadat president Sékou Touré weigerde de CFA-frank te hanteren. Minder creatieve voorbeelden zijn het simpelweg vermoorden van politiek leiders die zich tegen de uitbuiting verzetten, zoals Sylvanus Olympio (Togo) 1963, en Thomas Sankara (Burkina Faso) in 1987. Het neokoloniale systeem van onderdrukking in francofoon Afrika heeft de naam Françafrique gekregen, een cynische herspelling van de term France-Afrique – bedacht door de Ivoriaanse president Houphouët-Boigny die daarmee zijn warme banden met Frankrijk liet zien. 

Waar Laurent Gbagbo zich in de jaren tachtig verzette tegen het eenpartijstelsel van Houphouët-Boigny en tegen zijn heulen met Frankrijk, was Ouattara deel van de overheid. De CFA-frank bestaat nog steeds, maar stuit inmiddels op verzet. 

Neokolonialisme in (weer) een nieuw jasje?

Wanneer dat verzet zich uit in coups tegen lang zittende presidenten zoals president Ali Bongo van Gabon, is de Europese verslaggeving voorspelbaar: de corrupte bureaucratie wordt beschreven – de Bongo-familie bezat die honderden miljoenen dollars bezat terwijl het land in armoede leefde. Dat die vele miljoenen hun oorsprong vonden in deals met Europese multinationals en dat het Franse leger meermaals ingreep om de Bongo’s in het zadel te houden, daar hoor je minder over. Als het in de Europese media al over buitenlandse inmenging gaat, dan gaat het over het Russische Wagner-leger dat steun biedt aan rebellen en Chinese plundering van grondstoffen – dat die plundering vaak tot stand komt doordat ze iets betere voorwaarden bieden dan de langer bestaande plundering door bedrijven als Total Energies, wordt doorgaans verzwegen. De geopolitieke strijd die op de achtergrond gespeeld wordt tussen Ivoorkust en Nigeria, is op eenzelfde manier voor de meeste Europeanen onbekend. 

In 2019 presenteerden Macron en Ouattara het einde van Françafrique en het einde van de CFA-frank. Er zou een nieuwe munt komen, de ECO, die wel in Afrika gedrukt zou worden en een einde zou maken aan het neokoloniale systeem – al zou de munt wel een vaste wisselkoers met de euro kennen en zou de staatskas nog steeds worden beheerd in Parijs. Bijna vijf jaar later is er nog steeds niets van deze wassen neus terechtgekomen.

Al jaren eerder ontstond het plan vanuit de ECOWAS (Economic Community of West African States) om een gezamenlijke munteenheid op te zetten, onafhankelijk van Europa. Dit zou fungeren als een eigen soort eurozone. De keuze voor de naam ECO van Macron en Ouattara toont dan ook een doorzichtige poging om de wind uit de zeilen van de ECOWAS te halen. Bola Tinubu, president van Nigeria, is een voorstander van de gezamenlijke munteenheid. Daar kunnen natuurlijk ook de nodige vraagtekens bij gezet worden: hoe wenselijk is het om een monetaire eenheid te stichten in een zo heterogene regio als West Afrika? In elk geval wenselijker dan neokolonialisme in een nieuw jasje.

Vanavond spelen dus niet alleen Ivoorkust en Nigeria tegen elkaar, maar ook ECO tegen ECOWAS – neokolonialisme tegen panafrikanisme. Laten we hopen dat Osimhen een goede wedstrijd heeft.

Gijs Doeleman is filosoof in ruste en psychiater in spe. Daarnaast is hij Ajaxsupporter, maar de afgelopen weken beleefde hij vooral veel plezier aan de Afrika Cup.

Steun de groei van het socialisme in Nederland

Abonneer je voor €20 en krijg toegang tot alle artikelen of voor €30 en ontvang jaarlijks twee nummers op papier