Marxisme, land en de mondiale werkende klasse 

Willen we de wereldwijde ecologische crisis oplossen, dan moeten we groter denken dan goedbedoelde lokale landinitiatieven doen. Veel groter zelfs. Matt Huber ziet mondiale oplossingen in de filosofie van Marx.   

Jacobin #1 is uit.
Abonneer je voor €30 en we sturen hem op.

Als je het hebt over de ecologische en antikoloniale politiek van vandaag, dan kun je eigenlijk niet om de factor ‘land’ heen. Tenslotte worden de zwaarst onderdrukten ter wereld nog altijd van hun land verdreven. En ook sociale bewegingen proberen al heel lang land te onteigenen dat in handen is van machtige staten en kapitalisten. De geschiedenis van de twintigste-eeuwse revoluties en antikoloniale bewegingen draaide grotendeels om land en landhervormingen. 

Voor socialisten is het dan ook cruciaal om de relatie tussen kapitalisme en land te begrijpen. Om te beginnen is het kapitalisme historisch ontstaan door het gros van de mensheid gewelddadig los te rukken van haar directe afhankelijkheid van land. Als geen ander economisch systeem in de geschiedenis is dat wat kapitalisme doet. En voor de meeste mensen op aarde is dit een relatief recente ontwikkeling. Sinds de Tweede Wereldoorlog is de uittocht uit het agrarische plattelandsbestaan – een fenomeen dat geleerden ‘depeasantization’ noemen – indrukwekkend geweest. Eric Hobsbawm beschreef het als volgt:

De meest dramatische en ingrijpende verandering van de tweede helft van de [twintigste] eeuw, die ons voor altijd afsnijdt van de wereld van het verleden, is de dood van de boerenstand. Sinds het neolithicum leefden de meeste mensen van het land en vee, of als vissers van de zee. Met uitzondering van Groot-Brittannië bleven boeren en boerinnen zelfs in geïndustrialiseerde landen tot ver in de twintigste eeuw een enorm deel van de bevolking uitmaken. 

In geïndustrialiseerde landen, zoals de Verenigde Staten, is dit proces bijna voltooid. Bij de bekrachtiging van de Amerikaanse grondwet werkte ruwweg 90 procent van de bevolking in de landbouw, tegen 1910 was dat 35 procent en vandaag is het nog maar 1 procent. Wereldwijd versnelde dit proces onder het neoliberalisme, dat boeren onderwierp aan internationale concurrentie als gevolg van ‘vrijhandelsverdragen’ en beleid. Volgens cijfers van de Wereldbank werkte in 1991 nog 43 procent van de mondiale beroepsbevolking in de landbouw; in 2022 was dat percentage gedaald naar 26 procent. 

In principe ondergaat elk land ter wereld dezelfde ontwikkeling. Zo werkte in 2022 nog maar 9 procent van de Brazilianen op een boerderij. China, waar volgens sommigen de grootste massamigratie ooit plaatsvond, ging van 60 procent landbouwwerkers in 1991 naar 23 procent in 2022. Bolivia: van 43 naar 27 procent. De enige plek op aarde waar de ontvolking van het platteland een andere beweging laat zien, is sub-Sahara Afrika. Angola zag zijn agrarische beroepsbevolking stijgen van 40 naar 56 procent. In andere landen, zoals Burkina Faso, nam de boerenbevolking wel af, maar vormt deze nog steeds een meerderheid met een daling van 89 naar 74 procent. In Kenia is een bescheiden daling te zien van 48 naar 33 procent. 

Wat moeten we denken van deze wereldwijde transformatie? En wat zegt het ons over de vooruitzichten voor ecologische politiek?

Proletariërs zijn landloos

Marxisten hebben een term om dit fenomeen te beschrijven: ‘proletarisering’. Het is een proces waarbij de directe producenten van land en productiemiddelen onteigend worden, met als gevolg dat ze hun arbeidskracht op de markt moeten verkopen om een leefbaar loon te verdienen. In mijn boek Klimaatverandering als klassenoorlog betoog ik dat dit een diepgaand ecologisch proces is: mensen verruilen een levenswijze waarbij ze direct afhankelijk zijn van het land, voor een levenswijze waarbij ze afhankelijk zijn van de grillen van de markt. Het is geen verrassing dat boeren over de hele wereld zich tegen dit proces hebben verzet: het vormt een bedreiging voor hun materiële zekerheid die geworteld is in het land. 

Proletarisering creëert voor het kapitaal een gigantische arbeidersklasse om uit te buiten: loonarbeid was volgens Marx de belangrijkste bron van winst. Naast de arbeidersklasse en kapitalistische klasse, verankert dit proces bovendien een ‘derde klasse’: particuliere landeigenaren die in ruil voor ‘huur’ arbeiders en kapitalisten toegang geven tot hun land. Veel linkse bewegingen die strijden voor veilige huisvesting, stuiten op de hindernis van de huisbazenklasse. In de milieustrijd staan de huisbazen aan beide kanten

Hoe gewelddadig en traumatiserend landonteigening ook is, marxisten hebben in het verleden altijd geloofd dat het bevrijdend zou zijn om in de werkende klasse ‘de doodgravers van het kapitalisme’ te creëren. Vooral Friedrich Engels stelde dat wanneer arbeiders van het land werden gescheiden, hun lokale of parochiale blik zou plaatsmaken voor een universeel bewustzijn. Als universele klasse zouden ze strijden voor emancipatie: ‘Voor het scheppen van de huidige revolutionaire klasse, het proletariaat, was het absoluut noodzakelijk dat de navelstreng werd doorgesneden die de arbeider van weleer nog met de aarde verbond.’ Door enorme aantallen arbeiders samen te brengen in steden en fabrieken, creëerde het kapitalisme een grote massa met een gevoel van gedeelde belangen – en het vermogen om zich tegen werkgevers en het systeem te organiseren. 

We leven op een planeet die bijna volledig is geproletariseerd. De overgrote meerderheid van de mensen – de werkende klasse – is diep vervreemd van de ecologische voorwaarden voor ons collectieve bestaan.

Traditioneel pleitte het marxisme niet voor het in stand houden van kleinschalige boerenlandregimes, noch voor het creëren van agrarische socialistische communes (Marx en Engels staan erom bekend dat ze zulke experimenten ‘utopisch’ noemden). Ondanks pogingen om Marx, vanwege zijn studie naar Russische boerencommunes, als ‘degrowth-communist’ te beschouwen, was Marx zelf duidelijk. In het eerste ontwerp van zijn brief aan de Russische populiste Vera Zasulich schreef hij: 

De commune kan geleidelijk de gefragmenteerde landbouw vervangen door grootschalige, machinaal geassisteerde landbouw die bijzonder geschikt is voor de geografische situatie van Rusland. 

In plaats hiervan stelden marxisten voor dat de geproletariseerde meerderheid de ‘productiemiddelen’ in zijn geheel moest overnemen – inclusief het land. Zo bekritiseerde Lenin de Russische populistische ‘Narodniks’, die beweerden dat socialisme gebaseerd zou zijn op kleinschalige controle over het land door boeren. Lenin stelde juist dat het land genationaliseerd moest worden – of beter, gesocialiseerd. Zodat arbeiders, en niet alleen de staat, zelf de controle zouden hebben over het land. Dit moest gebeuren op een manier die de landbouw rationaliseerde, gebruikmakend van de moderne, efficiënte methoden die onder het kapitalisme waren ontwikkeld. 

Marx en Engels voorspelden de geleidelijke proletarisering van de mondiale boerenstand en van kleine ambachtelijke producenten. Lang konden critici aannemelijk maken dat de twee ongelijk hadden gehad, omdat de boerenstand tot diep in de twintigste eeuw bleef bestaan. Maar nu lukt dat niet meer: we leven op een planeet die bijna volledig is geproletariseerd. Dit betekent dat de overgrote meerderheid van de mensen – de werkende klasse – diep vervreemd is van de ecologische voorwaarden voor ons collectieve bestaan. 

Landpolitiek en de mondiale werkende klasse

Deze vervreemding leidt vaak tot eco-linkse politieke projecten rond ‘hereniging met het land’, in de vorm van zeer lokale experimenten met alternatieve landbouw of gemeenschappelijke energiecoöperaties. Ook is links aangehaakt bij livelihood environmentalism: bij boeren- of inheemse bewegingen die hun bestaande landstructuren verdedigen tegen onteigening. Ze roepen op tot voedsel- of energiesoevereiniteit onder andere voorwaarden dan die van het kapitaal, waarbij lokale gemeenschappen de controle hebben over hun eigen land en hulpbronnen, en vooral lokaal voorzienend zijn.

Pogingen om het land en de bestaansmiddelen van mensen te verdedigen, zijn rechtvaardig en verdienen steun. Maar deze oriëntatie is niet bepaald marxistisch; het hedendaagse eco-socialisme heeft meer weg van het programma van de Narodniks. Zo is nooit duidelijk geweest hoe lokalistische en landsoevereiniteitsbewegingen de belangen van de geproletariseerde meerderheid kunnen dienen, die voor haar bestaan afhankelijk is van toegang tot geld en goederen in plaats van land. Onder het kapitalisme is de werkende klasse afhankelijk van mondiale netwerken van gesocialiseerde arbeid: elk goed dat we consumeren, is het product van duizenden werkers over de hele wereld. Wat socialisme voor marxisten betekende, is het afschaffen van privaat eigendom en het volledig socialiseren van de controle over een al gesocialiseerd productiesysteem.

Arbeidsintensieve, kleinschalige landbouw is geen basis voor maatschappelijke emancipatie.

Zoals Lenin beargumenteerde (behalve toen het leveren van land aan boeren een politieke noodzaak werd, in de noodsituatie na de Russische Revolutie), draaide landpolitiek niet om het simpelweg handhaven van lokalistische of onvervreemdbare relaties met het land. Het ging eerder om het socialiseren van het land, waarbij collectief moest worden gepland wat de maatschappij als geheel nodig had. Zo’n socialistisch gepland landgebruik moest zich niet alleen richten op de belangen van lokale gemeenschappen, maar ook rekening houden met de behoeften van de samenleving als geheel – aan voedsel, energie, grondstoffen, bosbouwproducten etc. Daarom zijn arbeidsproductiviteit en -efficiëntie in de landbouw cruciaal; arbeidsintensieve, kleinschalige landbouw is geen basis voor maatschappelijke emancipatie. 

In tegenstelling tot het kapitalisme, dat land onderwerpt aan de destructieve eisen van winstmaximalisatie en de anarchie van de markt, moet socialistische planning van landgebruik zorgvuldig rekening houden met ecologische beperkingen en duurzaamheidseisen. En de mensen die op of nabij land wonen dat is aangewezen voor gemeenschappelijk gebruik, zouden meer democratisch gewicht moeten krijgen bij collectieve beslissingen. Zo zouden inheemse en boerengemeenschappen de controle over hun eigen land en hulpbronnen kunnen behouden en de voorwaarden kunnen bepalen voor handelssamenwerkingen met grootschalige mondiale productiesystemen.  

Dit perspectief heeft diepgaande gevolgen voor de ecologische crisis. Wat het marxisme voorstelt is een wereldwijde klasse – het proletariaat – die een toch al mondiaal en gesocialiseerd productiesysteem los kan rukken van het kapitaal, om het in te zetten voor de behoeften van de hele mensheid. Is dit niet precies wat de ecologische crisis eigenlijk vereist? We hebben haast op planetaire schaal sociale controle over de productie nodig, zodat we zowel kunnen voorzien in menselijke behoeften als de aarde bewoonbaar kunnen houden.

De lokalistische linkse landpolitiek biedt weinig mogelijkheden om problemen op grote schaal op te lossen. Je kunt je makkelijk voorstellen hoe kleine militante groepjes lokaal land en bestaansmiddelen in beslag kunnen nemen, terwijl de kapitalistische ordening van de wereldwijde productie grotendeels intact blijft (denk aan het opzetten van kleine ‘voedselsoevereine’ bubbels, terwijl de wereld in brand staat). We hebben een planetaire machtstheorie nodig – en het marxisme biedt ons er een.

‘Geen eigenaars van de wereld’

Diep in deel 3 van Het Kapitaal maakt Marx een zeldzame opmerkingen over hoe een ‘verheven’ samenleving (socialisme) eruit zou kunnen zien:

Zelfs een hele samenleving, een natie, ja alle contemporaine samenlevingen, zijn geen eigenaars van de wereld. Ze zijn alleen bezitters van de aarde, vruchtgebruikers, en moeten die als boni patres familias [goede familievaders] aan de volgende generaties verbeterd achterlaten. 

Socialisme vereist het overwinnen van privaat eigendom van land – of het nu in kapitalistische vorm is of in die van een klein boerengezin – om een echt gesocialiseerde relatie met land op te bouwen. Kapitalisme creëert een klasse met het vermogen om niet alleen de mensheid te bevrijden van uitbuiting en nodeloze ontbering, maar ook om onze collectieve, aardgebonden relatie met de natuur op planetaire schaal te beheren. Ecologisch links heeft vandaag de dag dringend behoefte aan zo’n internationalistische visie, gebaseerd op mondiaal ecologisch rentmeesterschap.

Matt Huber is professor in de geografie aan Syracuse University en auteur van het onlangs bij EPO in Nederlandse vertaling verschenen Klimaatverandering als klassenoorlog.

Vertaling: Tina Hoenderdos

Abonneer je voor €20 en krijg toegang tot alle artikelen of voor €30 en ontvang dit jaar twee nummers op papier