Marxisme en de Zwarte Radicale Traditie

Volgens Zwarte Radicale denkers als Aimé Cesaire, Franz Fanon en C.LR. James bood het marxisme een prima kader voor de bevrijdingsstrijd, maar was de theorie nog niet compleet. Dit essay van Grâce Ndjako is een voorpublicatie uit Het Communistisch Manifest ..in de 21ste eeuw dat Jacobin in samenwerking met uitgeverij Atlas Contact uitbrengt.
Een graffitiportret van de Martinikaanse dichter en denker Aimé Cesaire (Wikimedia Commons)

Jacobin #2
komt uit.
Abonneer je voor €30 en we sturen hem op.

Waarom bestaat er zoiets als de Zwarte Radicale Traditie? Waarom valt deze denkstroming niet gewoon onder de linkse radicale traditie? Je zou namelijk denken dat een universalistische theorie zoals het marxisme iedereen zou moeten kunnen verenigen. Toch zijn het vragen waar Zwarte denkers regelmatig mee worden geconfronteerd. Dit vindt zijn oorsprong in de spanning die er vaak is geweest tussen Westerse radicale bewegingen en hun verhouding tot Zwarte mensen. Aan de ene kant wordt het kader waarin wordt gedacht vaak overgenomen door Zwarte denkers, maar tegelijkertijd wijzen deze laatste ook op de tekortkomingen van deze bewegingen. Vaak omdat niet op de situatie in de koloniën, slavernij en racialisering wordt gereflecteerd. Maar daarbij wordt er ook kritisch gedacht over de mate waarin vanuit deze kaders de situatie van Zwarte mensen kan worden begrepen.

Een goed voorbeeld hiervan is de Martinikaanse dichter en denker Aimé Césaire. Césaire was een belangrijke grondlegger van de Négritude, een literaire en culturele beweging die zich verzette tegen het Frans kolonialisme en assimiliatiebeleid. Als antwoord op een verwijt van Franse communisten dat een focus op ras, op Zwarte mensen, een vorm van racisme zou zijn, zei hij het volgende: ‘Marx is all right, but we need to complete Marx.’

Ook veel Zwarte feministische denkers zoals The Combahee River Collective, een collectief van Zwarte socialistische feministen uit de jaren zeventig, nemen deze roep om een aanvulling over. In hun statement schrijven zij:

Although we are in essential agreement with Marx’s theory as it applied to the very specific economic relationships he analyzed, we know that his analysis must be extended further in order for us to understand our specific economic situation as Black women.

Net als veel andere Zwarte denkers nam Césaire Marx’ analyse uit Het communistisch manifest over. In navolging van Marx eindigt Césaire zijn befaamde vertoog ‘Over het Kolonialisme’ met een oproep voor een arbeidersrevolutie omdat alleen deze werkelijk bevrijdend zou zijn. Hij formuleert het als volgt:

Dit betekent dat de redding van Europa geen kwestie van een revolutie in methoden is, maar van de Revolutie. Een revolutie die, in afwachting van een klasseloze samenleving, de enige tirannie van een gedehumaniseerde bourgeoisie zal laten vervangen door het primaat van de enige klasse die nog een universele missie heeft, omdat deze in haar vlees lijdt onder al het kwaad uit de geschiedenis, onder al het universele kwaad: het proletariaat.

Voor Césaire is de strijd tegen het kolonialisme uiteindelijk een strijd tegen het kapitalisme, en deze dienen de gekoloniseerden samen met arbeiders over de hele wereld te voeren.

Verdere tegenstellingen

Maar het marxisme miste wel een belangrijk element. In Het manifest wordt bijvoorbeeld wel gesproken over de kolonisatie van Amerika, de omzeiling van Afrika en de ruilhandel met de koloniën, maar niet van racialisering als nieuwe categorie waarlangs de maatschappij wordt ingedeeld. In het manifest wordt beargumenteerd dat in ieder tijdperk van de geschiedenis er een indeling van de maatschappij in verschillende standen plaatsvindt. De grote klassentegenstelling van de moderne burgerlijke maatschappij zou die van bourgeoisie en proletariaat zijn. Maar de kolonisatie van Amerika, de omzeiling van Afrika en de ruilhandel met de koloniën schiepen niet alleen een nieuw terrein voor de opkomende bourgeoisie, ze schiepen dus ook een nieuwe tegenstelling in de maatschappij. Een begrip van de koloniale situatie van Zwarte mensen vergde volgens denkers als Césaire meer dan de analyse die het klassieke marxisme bood.

Toch is de koloniale situatie voor veel Zwarte denkers en politiek activisten zonder Marx’ analyse niet te begrijpen. Het kapitalisme zou namelijk niet puur volgens een kleurenblinde marktlogica opereren. In zijn boek Empire of Cotton toont de Amerikaanse historicus Sven Beckert aan hoe de ontwikkeling van het moderne kapitalisme aan de hand van één product – katoen – kan worden verklaard. De handel in katoen was volgens Beckert een mondiaal netwerk. Het verbond verschillende continenten met elkaar en zorgde er op die manier voor dat verschillende vormen van uitbuiting elkaar kruisten: van de wevers in India, de Afrikaanse tot slaaf gemaakte in Alabama, Griekse handelaren in de steden rond de Nijldelta, tot arbeiders in Lancashire. Het is volgens Beckert dan ook belangrijk dat wanneer we aan het kapitalisme denken, we ook aan slavernij denken:

We associate industrial capitalism with contracts and markets, but early capitalism was based as often as not on violence and bodily coercion. Modern capitalism privileges property rights, but this earlier moment was characterized just as much by massive expropriations as by secure ownership.

Volgens Beckert was koloniale uitbuiting dus een belangrijk onderdeel in de ontwikkeling van het kapitalisme.

In de Zwarte Radicale Traditie wordt daarom ook van ‘raciaal kapitalisme’ gesproken. Deze term is bedacht door de witte marxistische Zuid-Afrikaanse historici Martin Legassick en David Hemson. Zij beweerden dat het kapitalisme in Zuid-Afrika floreerde dankzij de segregatie en uitbuiting van de Zwarte bevolking. Klasse en ras konden hier niet van elkaar worden losgekoppeld omdat de klassenverschillen langs raciale scheidslijnen liepen. De term raciaal kapitalisme is later overgenomen door verschillende denkers binnen de Zwarte Radicale Traditie.

Toch was het idee niet echt nieuw. Sterker nog, het idee dat klasse en ras onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn werd al decennia eerder door Zwarte denkers uitgedragen. We zien het onder andere terug in de toespraak die de eerste Congolese premier Patrice Lumumba hield op de dag dat Congo onafhankelijk werd van België. Het Belgisch kolonialisme in Congo laat zich goed vatten door de beroemde laatste woorden van mr. Kurtz in Heart of Darkness van Joseph Conrad, een boek dat zich in Congo afspeelt: ‘The horror! The horror!’ Zo horen we over deze horror in de speech van Patrice Lumumba, uit de mond van een Congolees. We horen hierin ook kritiek op de raciale hiërarchie en de link die deze heeft met de koloniale geschiedenis.

Omdat wij het uitputtende werk hebben ervaren dat vereist werd in ruil voor salarissen die ons niet toestonden om te eten tot we verzadigd zijn, noch om onszelf fatsoenlijk te kleden of te huisvesten, noch om onze kinderen als dierbaren op te voeden. We hebben de ironieën, de beledigingen en de klappen ervaren die we ’s ochtends, ’s middags en ’s avonds te verduren kregen, omdat we ‘nègres’ waren.

In dit fragment uit de speech lieert Lumumba de onderdrukking en uitbuiting die de Congolezen hebben ondergaan aan het feit dat ze werden geracialiseerd. Onafhankelijkheid moest aan zowel de koloniale uitbuiting als de raciale onderdrukking een einde maken. Maar aan de ene vorm van onderdrukking kan geen einde komen als niet ook de andere vorm van onderdrukking wordt aangepakt. Precies dat werd later ook door Césaire gezegd.

Het marxisme bleek het enige kader te bieden van waaruit veel Zwarte denkers en politiek activisten het kolonialisme radicaal konden analyseren en bekritiseren. Veel Afrikaanse en Caribische onafhankelijkheidsbewegingen waren om deze reden ook marxistisch. Zwarte denkers binnen de Radicale Traditie zoals Césaire, W.E.B. Dubois en Anton de Kom legden een verband tussen kapitalisme, racisme en kolonialisme. Maar ook denkers en activisten die in tegenstelling tot de voorgaande namen minder vaak worden geassocieerd met de Zwarte Radicale Traditie, zoals Martin Luther King jr., deden dat. Zo zei King ooit in een speech:

You can’t talk about solving the economic problem of the Negro without talking about billions of dollars. You can’t talk about ending the slums without first saying profit must be taken out of slums. You’re really tampering and getting on dangerous ground because you are messing with folk then. You are messing with captains of industry. Now this means that we are treading in difficult water, because it really means that we are saying that something is wrong with capitalism.

King sprak hier over de situatie in de Verenigde Staten, maar het geldt ook voor andere gebieden. Zo argumenteren Legassick en Hemson over de situatie in Zuid-Afrika dat de structuren die raciale ongelijkheid en de uitbuiting van arbeiders reproduceren, overeind zullen blijven als het ontmantelen van het apartheidssysteem niet ook gepaard gaat met een ontmanteling van het kapitalisme. Zij hadden dan ook kritiek op het idee dat het internationaal kapitaal het apartheidssysteem omver zou kunnen werpen en het zou kunnen vervangen door een multiraciale democratie. Deze kritiek wordt door steeds meer Zuid-Afrikaanse jongeren gedeeld, zij beweren dat de raciale ongelijkheid en segregatie zijn blijven voortbestaan.

De Haïtiaanse revolutie

Zoals eerder aangegeven kwam Césaire tot de conclusie dat Het manifest moest worden aangevuld door ook een analyse over ras en het kolonialisme te formuleren. Door met name aan te tonen hoe het kolonialisme zorgde voor een nieuwe indeling in de maatschappij, door nieuwe categorieën zoals de ‘inheemse’ en de ‘nègre’ te creëren. Deze categorieën hebben hierdoor hun historische eigenaardigheden. De emancipatie van Zwarte mensen vergt volgens Césaire daarom meer dan de politieke emancipatie die in Het communistisch manifest wordt nagestreefd. Het manifest wil universeel zijn, maar draagt niet de emancipatie van Zwarte mensen in zich mee als het niet ingaat op deze koloniale particulariteiten.

In zijn boek over de Haïtiaanse Revolutie (1791-1804), met de toepasselijke titel Toussaint Louverture: la Révolution française et le problème colonial, toont Césaire aan hoe eerder ook het denken van de Franse revolutionairen moest worden aangevuld door het probleem van slavernij en kolonialisme aan te kaarten. De Franse revolutionairen hadden ook een wereldomvattende ideologie, maar zij beseften onvoldoende dat deze nog niet universeel was doordat het mensen in de koloniën uitsloot. De kwestie slavernij en slavenhandel werd tijdens de Franse Revolutie namelijk in eerste instantie niet bekritiseerd, ondanks de verlichtingsidealen waarop die gebaseerd was.

Een delegatie van mensen uit Saint-Domingue (hedendaags Haïti) van gemengde afkomst reisde in 1789 af naar Frankrijk om bij de Nationale Grondwetgevende Vergadering hun rechten op te eisen. De Trinidese historicus C.L.R. James argumenteert dat de Franse bourgeoisie het onderwerp van de koloniën en de slavenhandel zo lang mogelijk probeerde te vermijden. Men was ervan overtuigd dat de koloniën geruïneerd zouden worden als mensen met gemengde afkomst rechten zouden verkrijgen.

Volgens James had de Franse bourgeoisie na de val van de Bastille zelf geprofiteerd van de klap die de monarchie te verduren kreeg. Het stelde de Verklaring van de Rechten van de Mens en Burger op om het feodale systeem af te schaffen, ingegeven door het idee dat mensen vrij en gelijk geboren zijn. Een ideaal dat ze niet wilden uitbreiden naar de mensen in de koloniën. In verschillende Franse koloniën, zoals Martinique en Guadeloupe, vonden er revoltes plaats.

They had heard of the revolution and had construed it in their own image: the white slaves in France had risen, and killed their masters, and were now enjoying the fruits of the earth. It was gravely inaccurate in fact, but they had caught the spirit of the thing. Liberty, Equality, Fraternity

Vóór de Haïtiaanse revolutie dachten de Franse revolutionairen niet na over het afschaffen van slavernij. De Haïtiaanse socioloog en antropoloog Michel-Rolph Trouillot stelt dat de Haïtiaanse Revolutie en het afschaffen van slavernij ondenkbaar waren. Het vormde een uitdaging voor de ontologische en politieke veronderstellingen van zelfs de meest radicale verlichtingsdenkers en -schrijvers, en voor het raamwerk van waaruit voor- en tegenstanders dachten over ras, kolonialisme en slavernij. Men kon de Haïtiaanse Revolutie en het afschaffen van de slavernij hierdoor niet eens conceptualiseren. Daarmee was de Haïtiaanse Revolutie volgens Trouillot de ultieme test voor de universalistische pretenties van zowel de Franse Revolutie als de Amerikaanse Revolutie, want ook deze revolutie zou over waarden als vrijheid, gelijkheid en burgerrechten gaan maar slaagde er vervolgens niet in om deze daadwerkelijk aan alle mensen toe te kennen.

Men dacht ook hier niet na over afschaffing van de slavernij. Zowel de Franse als de Amerikaanse Revolutie faalde voor deze test. Beide wisten de principes waarop hun samenleving was gefundeerd niet uit zichzelf radicaal te bevragen. De Franse Revolutie verschilt dan van de Amerikaanse Revolutie door uiteindelijk wel te reageren op de Haïtiaanse Revolutie, en zelf ook de slavernij af te schaffen. Trouillot zegt hierover: ‘It dealt with the impossible only after that impossible had become fact.’ De Franse Revolutie had de Haïtiaanse Revolutie dus nodig om op een blinde vlek te worden gewezen en te zien wat mogelijk was.

De categorie ‘mens’

Het antwoord op de vraag die C.L.R. James zichzelf stelt – hoe het komt dat de Nationale Grondwetgevende Vergadering niet bereid was om het onrecht waar de delegatie onder gebukt ging te bestrijden – ligt bij de manier waarop de categorie ‘mens’ werd geconceptualiseerd. Want in werkelijkheid is ‘de mens’, in het werk van de Europese Verlichtingsdenkers door wie de Franse revolutionairen waren geïnspireerd, de witte mannelijke Europeaan. Of zoals de Jamaicaanse filosoof Charles Mills stelt: ‘European humanism usually meant that only Europeans were human.’ Zwarte mensen werden niet gerekend tot de categorie ‘mens’ maar werden tot de categorie van niet-mens gereduceerd. Een niet-mens kan geen aanspraak maken op rechten van ‘de mens’.

Het is een idee dat we ook terugzien in het denken van de Jamaicaanse denker Sylvia Wynter. In het Europese denken over ‘de mens’ is er op verschillende wijzen onderscheid gemaakt tussen wie tot de mensheid werd gerekend en wie tot de categorie niet-mens werd gereduceerd. In de Middeleeuwen werd dit bepaald door religie, de mens was christen en de niet-christen was ‘de ander’. Dit onderscheid is volgens denkers als Wynter en Mills nooit verdwenen, maar slechts vervangen door nieuwe categorieën. Homo religiosus werd vervangen door homo politicus. Ten slotte ontstaat met de toename van het secularisme in Europa homo economicus, die als ‘de mens’ geldt. De liberale humanist vat ‘de mens’ vanaf dat moment in bio-economische termen, ‘de ander’ is de inheemse, de Zwarte persoon, én de proletariër. Het klassieke marxisme biedt een analyse voor het ontstaan van die laatste categorie, maar niet voor de manier waarop de categorieën van de inheemse en de Zwarte persoon ontstaan, een gevolg van de racialisatie die plaatsvindt om kolonisatie en slavernij te rechtvaardigen.

Een belangrijke Martinikaanse anti-koloniale denker die dit idee al eerder aankaartte was Frantz Fanon. In de conclusie van Les damnés de la Terre stelt Fanon dat het tijd is om het Europa te verlaten dat het altijd maar over ‘de mens’ heeft terwijl het deze overal vernietigt. Hij verwijst hiermee ook naar het eerder genoemde verlichtingsdenken. Frankrijk, dat zichzelf zag als het land van de Verlichting en zich ten doel stelde deze denkwijze te verspreiden, is uit naam van deze verlichte beschaving andere volkeren gaan koloniseren. Fanon verwoordt dit als volgt:

In naam van de Geest, de Europese Geest wel te verstaan, rechtvaardigde Europa zijn misdaden en legitimeerde het de slavernij waarin het viervijfde van de mensheid hield.

Fanon stelt dus dat Europa in naam van de zogenaamde Europese Geest al haar misdaden jegens gekoloniseerden heeft gerechtvaardigd en de slavernij heeft gelegitimeerd. Het denken over ‘de mens’ had Europa er immers niet van weerhouden om een terreurbewind te voeren in Congo, inheemsen van het Amerikaanse continent van hun land te verdrijven, en Algerijnen in eigen land als tweederangs niet-burgers te behandelen. Zij zagen hier geen tegenstelling in, de gekoloniseerden zouden onbeschaafd zijn en waren dan ook geen volwaardige mensen zoals zij dat waren.

Zo kan een verlichtingsdenker als Voltaire over de vrijheid en gelijkheid van ‘de mens’ schrijven en tegelijkertijd investeren in de TransAtlantische slavenhandel. Een denker als Ernest Renan, die nochtans bekendstaat om zijn humanisme, kan spreken van inferieure en ontaarde rassen die door superieure rassen moeten worden gedomineerd. Kant kan bekendstaan als verlichtingsdenker, en tegelijkertijd een hiërarchie aanbrengen in verschillende rassen. John Locke, een van de ideologische grondleggers van het liberalisme, kan stellen dat het de natuurlijke aard van de mens er een van vrijheid en gelijkheid is, en toch een voorstander zijn van slavernij.

Vanuit politieke tradities als het liberalisme werd het kolonialisme niet stelselmatig bekritiseerd – het werd daarentegen juist vaak gerechtvaardigd. Vandaar dat de eerder aangehaalde Mills beargumenteert dat het liberalisme historisch gezien altijd een raciaal liberalisme is geweest, concepties van vrijheid en gelijkheid waren hierbij enkel voorbehouden aan een selecte groep: de witte man. Het recht op vrijheid en eigendom gold niet voor Zwarte mensen, zij waren daarentegen juist het eigendom waar de selecte groep aanspraak op maakte. Ook Anton de Kom verwijst hiernaar in Wij slaven van Suriname:

…dat ook onder het nieuwe bewind het recht op eigendom, dat wil zeggen het recht tot gebruik en misbruik der levende have, tot koop en verkoop van onze vaders en moeders, heilig verklaard was en gehandhaafd zou worden.

Een dergelijke analyse ontbreekt in Het communistisch manifest doordat er geen aandacht wordt besteed aan de nieuwe raciale categorieën die door het kolonialisme in het leven zijn geroepen. Hierdoor wordt niet duidelijk hoe fundamenteel de raciale onderdrukking en uitbuiting die het kapitalisme via het kolonialisme creëert, is voor de verdere ontwikkeling van het kapitalisme.

Verhullende abstracties

Racialisering en raciale onderdrukking maken volgens de Franse historicus Sylvie Laurent onderdeel uit van de infrastructuur van het kapitalisme. Zij stelt dat fenomenen die kenmerkend zouden worden voor de ontwikkeling van het kapitalisme, zoals accumulatie, onteigening, geweld, segregatie en het ontnemen van eigen bezit, begonnen met de kolonisatie van het Amerikaanse continent. De logica van het kapitalisme en die van de rassenleer zijn allebei mystificaties: het gaat zowel bij de abstractie van kapitaal als bij de abstractie van ras om een negatie van de geschiedenis. Ze worden als noodzakelijke en vanzelfsprekende gegevens voorgesteld, alsof er altijd sprake is geweest van vervreemde arbeid. Zo verhult ras een geschiedenis van onteigening, dominantie en devaluatie. Een analyse die we in het denken van Marx niet terugzien.

Met de zogenaamde ontdekking van het Amerikaanse continent in 1492 ontstaat een nieuwe wereld. Het leidt tot een verdere Europese expansiedrift en handel. In Wij slaven van Suriname rekent Anton de Kom Europese ontdekkingsreizigers en veroveraars tot de vroege kapitalistische ondernemers:

Men zal vragen, hoe ik ertoe kom, om deze veroveraars en rovers bij het kapitalisme in te delen. Het antwoord is eenvoudig: niet slechts omdat zij zelf een soort kapitalistische ondernemers waren, maar vooral, omdat de geest welke hen vervulde, dezelfde geest was, die alle groothandel en elk koloniaal stelsel tot in de 18e eeuw bezield heeft.

Tegelijkertijd worden er in deze vroege koloniale periode ook nieuwe categorieën bedacht om mensen in te delen en te hiërarchiseren. De inheemse ontstaat als categorie tegenover die van de witte Europeaan. De inheemsen zouden geen beschaving kennen, de kolonisten verwijten hun dat ze hun land niet hebben bewerkt, waardoor zij niet de rechtmatige eigenaar van hun grondgebied zouden zijn. Het land kan in dat geval worden onteigend. Dit gebeurt dan ook over het gehele Amerikaanse continent. Vervolgens worden er plantages aangelegd om producten als katoen en suiker te verbouwen. Op deze plantages, op het Amerikaanse continent, worden Afrikaanse tot slaafgemaakten gedwongen aan het werk gezet.

Op de plantage wordt de Afrikaan een ‘nègre’, een geracialiseerde figuur die we ook al zagen in de speech van Lumumba. De Amerikaanse politicoloog Cedric J. Robinson poneert dat de ‘nègre’ staat voor de ontmenselijking van de Afrikaan. Op de plantages van het Amerikaanse continent wordt de Afrikaan namelijk een geracialiseerde figuur tegen wie de witte Europeaan zich kan afzetten. ‘The “Negro”, that is the color black, was both a negation of African and a unity of opposition to white.’ De Franse filosofe Nadia Yala Kisukidi stelt dan ook dat de moderne uitvinding van de ‘nègre’ onlosmakelijk verbonden is met de geschiedenis van het kapitalisme.

Eerder zagen we al dat volgens de Amerikaanse historicus Sven Beckert het kapitalisme gebaseerd was op slavernij. De plantage is dus zowel de plek waar de Afrikaan, als tot slaafgemaakte, werd gereduceerd tot de categorie van niet-mens, als een van de plekken die ten grondslag ligt aan de ontwikkeling van het moderne kapitalisme. Dit is een inzicht waarop het klassieke marxisme volgens Zwarte denkers binnen de Zwarte Radicale Traditie moet worden aangevuld. Césaire schreef hier in zijn boek over de Haïtiaanse Revolutie het volgende over:

Marx prees de fabriek als een broedplaats voor de revolutie. Maar is de tot slaaf gemaakte, meer dan een boer, niet al een arbeider van de aarde en is de ‘koloniale plantage’ niet al een beetje een fabriek?

Er is door Zwarte denkers uit de Zwarte Radicale Traditie en door andere antikoloniale denkers al veel geschreven over en onderzoek gedaan naar de raciale dimensie van het kapitalisme. Marxisten dienen net als de Franse revolutionairen de inzichten vanuit de koloniën mee te nemen in de eigen analyse.

Het Communistisch Manifest ..in de 21ste eeuw verschijnt 1 mei bij uitgeverij Atlas Contact. Onze hoofdredacteur Hannah van Binsbergen schreef de inleiding en onze redacteur en Marx-kenner Helmer Stoel maakte de leeswijzer.

Grâce Ndjako is schrijver, vertaler en filosoof. Ze is bezig met een proefschrift waarin zij onderzoekt hoe Zwarte kritiek omgaat met en reageert op witte kritiek.

Steun de groei van het socialisme in Nederland

Abonneer je voor €20 en krijg toegang tot alle artikelen of voor €30 en ontvang dit jaar twee nummers op papier