Op uitnodiging van enkele kaderleden van de Communistische Partij van Irak (ICP) stap ik op een goedkope nachtvlucht naar Bagdad voor een vierdaags bezoek. Het is zeven uur ’s ochtends als het vliegtuig landt.
Ik heb veel over Irak gelezen en het nodige van de wereld gezien. Toch ben ik hier een buitenstaander. Zo heb ik geen flauw idee welke namen je beter niet kunt noemen om jezelf niet in de voet te schieten. Maar een land leer je pas echt kennen als je met je voeten in de modder staat.
Dat het hoofd van de veiligheidsdienst tienduizend dollar bijdraagt aan de bouw van het nieuwe partij-onderkomen is geen geheim – de Iraakse media hebben dit bekendgemaakt. Maar de naam van mijn begeleider (een ex-ambassadeur met een indrukwekkend persoonlijk netwerk) kan ik beter voor me houden. Al was het maar om te voorkomen dat zijn blauwe pas, die tal van poorten opent, geblokkeerd wordt.
Chaos in de stad
‘Neem je twee flessen whisky en twee flessen wijn mee als relatiegeschenk?’ Met Selma werk ik al jaren nauw samen en zij heeft mijn bezoek voorbereid. Met een goed relatiegeschenk smeed je sterkere banden en toon je respect voor gastvrijheid. ‘Misschien een beetje veel om zonder problemen het land binnen te krijgen,’ app ik terug. ‘Nee hoor,’ antwoordt zij, ‘wij zorgen ervoor dat je door onze kameraden opgevangen wordt voordat je door de douane gaat.’
In de aankomsthal op Bagdad Airport word ik inderdaad opgevangen door Selma en een kameraad die lang ambassadeur van Irak in meerdere Aziatische landen is geweest. Ze heten me welkom met een omhelzing. Onze ambassadeursvriend beschikt over een blauwe diplomatieke pas en maant het hoofd van de migratiedienst tot spoed. Met een paginagrote stempel en een ongecontroleerde koffer loop ik de Iraakse februari-ochtend in.
Het vriest net niet en vanwege de lage temperatuur zijn scholen en universiteiten gesloten. Scholieren en studenten zitten thuis in de kou – de meeste woonhuizen in Bagdad hebben airco noch verwarming.
Met de auto rijden we langs de ‘Groene Zone’: een gebied van zo’n twintig vierkante kilometer met een hoge muur die is voorzien van prikkeldraad en scheermesjes. Die hebben de Amerikanen na hun inval in 2003 opgetrokken, in de ijdele hoop zo veiligheid te creëren voor zichzelf en de Iraakse elite.
Met zijn uitgestrektheid, open gaten, chaos en gebrek aan groen is Bagdad een typische hoofdstad van een ontwikkelingsland. Twee jaar geleden overleed een goede vriend hier door een auto-ongeluk en nu ervaar ik zelf de verkeerschaos van de gehavende metropool. Op de weg woedt een continue strijd tussen de ruim acht miljoen mensen die in de Iraakse hoofdstad wonen. Er rijden veel meer auto’s dan er plek voor is. De helft van hun tijd staan Irakezen in de file, de andere helft proberen ze de verloren tijd in te halen door hard het gaspedaal in te drukken. Iets simpels als de straat oversteken is hier alsof je naar de andere kant van de A10 probeert te lopen bij slecht zicht.
We rijden langs oude en nieuwe panden, vaak drie tot vijf verdiepingen hoog. Kantoren, banken, hotels, winkels – heel veel winkels – restaurants en tal van eetstalletjes. Elektriciteitsdraden zijn als kluwen wol aan palen bevestigd. Op veel plekken worden nieuwe wegen, viaducten en rotondes aangelegd waar weinig stadsplanning bij aan te pas lijkt te komen. En zoals gebruikelijk in politiek turbulente tijden, is er aan politieke en religieuze reclameborden geen gebrek.

Op nogal wat borden staan afbeeldingen van religieuze en wereldlijke leiders die voortijdig zijn gaan hemelen doordat ze de afgelopen jaren bij terreuraanslagen van de VS om het leven zijn gekomen. Op andere borden staan mannen – altijd mannen – die een significante bijdrage zouden hebben geleverd aan Allah’s koninkrijk op aarde. Met stip op één: Soleimani, het voormalig hoofd van de Iraanse Revolutionaire Garde. Samen met de Iraakse veiligheidsman Abu Mahdi al-Muhandis werd hij vijf jaar geleden, onder Trump I, opgeblazen. Dat die aanslag gold als een ultieme belediging voor de Iraakse veiligheidsdiensten, hoeft geen verder betoog. Uit wraak werd een Amerikaanse evangelist geëxecuteerd door religieuze heethoofden.
We blijken op weg naar het Coral Baghdad Hotel: vier sterren in de wijk Al-Jadriya. Om er te komen, moeten we over een lange brug die ’s avonds met hippe discokleuren wordt opgeleukt. Zo komen we aan de andere kant van de Tigris die de stad in tweeën splitst. Had het niet wat minder gekund met het hotel, vraag ik. ‘Voor hotels is hier geen middensegment,’ krijg ik als antwoord. Of je overnacht voor weinig geld in een setting waar je ’s nachts het risico loopt om door boeven of extremisten uit je bed gehaald te worden, of je slaapt voor een prijs van twee keer Van der Valk in een groot bed, met een of meerdere mannen met kalasjnikovs voor de voordeur.
Jongeren bij de politiek betrekken
Na mijn bagage te hebben gedropt, vertrek ik samen met Selma per taxi naar onze eerste afspraak. De chauffeur die ons meeneemt, blijkt een universitaire opleiding journalistiek te hebben gedaan. Maar bij gebrek aan connecties kan hij nergens aan de bak komen: ‘En ik verdom het om mijn lippen te stiften om een wit voetje te halen.’
Na een rit van twintig minuten zet de taxi ons af bij Sajad Salem van Al Isteklaal. Dit voormalig kaderlid van de ICP kandideerde zich bij de verkiezingen van 2022 als onafhankelijk parlementslid. Met zijn vrouw en driejarige zoontje woont hij in een mooie flat in een ommuurd complex, waar je langs de bewaking moet om binnen te komen. We worden verwelkomd door Sajad, zijn vrouw – prachtige hoofddoek die een deel van het haar bedekt – en de kleine man die aan de tv gekluisterd zit. We nemen plaats op de bank en raken aan de praat, waarna de dame des huizes zich in de keuken terugtrekt om ons een uur later een copieuze maaltijd voor te zetten.
Sajad komt uit het zuiden van Irak, uit een agrarisch, apolitiek middenklassegezin. Na zijn opleiding tot advocaat raakte hij in 2011 betrokken bij protesten tegen de endemische corruptie en religieus extremisme. Hij wordt twee keer gearresteerd.
Bij de grote protesten in 2019 tegen de voortwoekerende corruptie en wanbestuur, speelt Sajad een prominente rol in het vreedzaam verzet. Zijn rechtszaak tegen de staat leidt tot bedreigingen van de kant van religieuze milities. Meer dan 2.500 rechtszaken worden tegen hem aangespannen en zijn tegenstanders ondernemen pogingen om Sajad, inmiddels parlementslid, zijn parlementaire onschendbaarheid te ontnemen.

Wanneer hij eind volgend jaar niet herkozen wordt, ziet het er slecht voor hem uit, fluistert Selma. Omdat Sajad een sleutelrol speelde in de zaak tegen een hoge functionaris van de Veiligheidsdienst die een politiek activist heeft vermoord, kunnen tegenstanders zijn bloed wel drinken. Ik vraag Sajad waarom hij het bijltje er niet bij neergooit nu hij ogenschijnlijk in een hopeloze situatie verkeert. ‘Hoewel wanhoop de klok slaat, word ik gedreven door de ambitie om jongeren bij de politiek te betrekken,’ antwoordt hij.
Voor we Sajad bezoeken, word ik gebrieft door Sadiq Al-Sahel van de Iraakse Democratisch-Socialistische Beweging. ‘Formeel vertegenwoordigt Sajad de SPD, maar ideologisch en politiek bestaan er grote verschillen binnen links Irak. Interne tegenstellingen hebben meer met ego’s te maken dan met inhoud en normaal gesproken stemmen linkse en seculiere parlementariërs hun standpunten keurig op elkaar af. Communisten en andere linkse organisaties hebben het imago ongelovig te zijn, maar niet corrupt. De laatste twee jaar lijkt er wat meer ruimte te ontstaan voor vrijheid van meningsuiting in ons land,’ legt hij uit.
Al-Sahel benadrukt dat Irak stabiel lijkt, maar dat in werkelijkheid niet is. ‘We leven onder een repressief regime. Er vinden willekeurige arrestaties plaats en er wordt gemarteld. De buitenlandse schuld is gegroeid van 61 naar 81 miljard dollar. Ook internationaal is de situatie zorgelijk, de VS zijn gestopt met soft power-projecten en trekken hun handen van Irak af.’ De VS maakten een puinhoop van het land, legt Al-Sahel uit. Nu laten ze de rotzooi achter.
‘Zo’n vijftien families maken hier de dienst uit en zijn sturend binnen een netwerk van zo’n zestig milities, dat is onze “deep state”. Ze hebben het ook voorzien op digitale activisten en houden zo de bestaande orde, of beter gezegd: wanorde, in stand. Van onze 329 parlementariërs staat slechts een handjevol los van de religieuze partijen, die in veel gevallen voor onvrijheid en corruptie staan. Hierdoor keren steeds meer mensen zich af van de politiek. Bij de verkiezingen van 2023 ging slechts 20 procent van het electoraat naar de stembus.’
Eerbetoon
In de middag is er een culturele manifestatie in het prestigieuze pand van de nationale architectenvereniging. Naar verluidt zal iedereen die er in de seculiere politiek en culturele sector toe doet, hier aanwezig zijn. Aan asbakken geen gebrek: in Irak wordt gerookt als in Hollywoodfilms uit de jaren vijftig.
Alcoholgebruik daarentegen is uitgerekend de laatste paar maanden stevig aan banden gelegd. ‘Officieel in het kader van islamitische wetgeving, maar dat is allemaal flauwekul,’ aldus de ex-ambassadeur die me begeleidt. ‘De werkelijke reden is dat politie en justitie een groot financieel belang hebben bij de illegale verkoop van bier en sterke drank. Ondertussen zijn drugs een veel serieuzer probleem. Niet alleen het gebruik, maar ook de productie en de export van het spul. Crystal meth is de afgelopen tijd big business geworden en het aantal verslaafden neemt hand over hand toe. Terwijl de autoriteiten in ontkennismodus zitten.’
Terwijl wij gemoedelijk in de hal zitten, vult die zich gestaag met bezoekers die doorlopen naar de grote zaal. De meeste aanwezigen zijn op leeftijd en lijken elkaar te kennen. Onder de belangstellenden ook meerdere kleerkasten met oortjes, die een aantal ramen blinderen om buitenstaanders het zicht te ontnemen.
Het gerucht gaat dat de president in aantocht is, maar dat blijkt bij nader inzien niet het geval. We moeten het doen met de minister van Buitenlandse Zaken, die aan mij wordt voorgesteld en me vertelt dat hij Nederland buitengewoon erkentelijk is voor het feit dat hij en zijn familie daar onderdak hebben gekregen toen Saddam Hoessein in de jaren zeventig dood en verderf zaaide onder Irakese communisten en democraten.
De culturele manifestatie in de centrale ruimte staat in het teken van de herdenking van Mukram Al-Talabani, Koerd van origine, die als lid van het Centraal Comité van de Communistische Partij en minister van Irrigatie en Transport een belangrijke stempel heeft gedrukt op de onafhankelijkheid en economische ontwikkeling van Irak in de jaren zestig en zeventig. Een panel van vier mannen onderstreept Al-Talabani’s historische verdiensten, waarna zijn stokoude zus met horten en stoten een eerbetoon voorleest aan de iconische figuur die een maand geleden op 101-jarige leeftijd overleed.
In de zaal zo’n 150 aanwezigen, waarbij de voorste rij is vrijgehouden voor partijleiders en de buitenlandse gast. De rij beschikt over voorzettafeltjes met watertjes, blocnotes en pennen. Camera’s en schrijvende pers leggen het gebeuren vast. De dag erop zie ik mezelf heel klein op een overzichtsfoto op de achterpagina van de partijkrant, wat in de Arabische wereld de voorpagina blijkt te zijn.
Een van de aanwezigen geeft aan dat ‘communist’ voor ‘intellectueel’ staat, en dat ‘intellectueel’ in Irak synoniem is voor ‘communist’.
We sluiten de dag af met een etentje in restaurant Bet Halab, waar tien leden van het Centraal Comité in een aparte ruimte aan een ronde tafel zitten om met mij van gedachten te wisselen. Ook hier zijn de meeste aanwezigen op leeftijd, maar er zijn ook een paar jongere professionals. De partijvoorzitter stelt me de aanwezigen voor, waarbij hij zichzelf en mij bij wijze van respect overslaat.
Een van de aanwezigen geeft aan dat ‘communist’ voor ‘intellectueel’ staat, en dat ‘intellectueel’ in Irak synoniem is voor ‘communist’. Voor mij een mooi bruggetje om te informeren hoe ‘communist’ zich hier verhoudt tot de werkende mens, want met enkele tienduizenden kiezers op een stedelijke bevolking van acht à negen miljoen zielen lijkt me dat er op dit vlak nog een wereld te winnen is. Het is natuurlijk prachtig dat de partij drie keer per week een krant uitbrengt (De Weg van het Volk) en tweemaandelijks zowel een wetenschappelijk als een cultureel tijdschrift (het laatste al zestig jaar, zonder ook maar één onderbreking), maar uiteindelijk gaat het communisten erom de volksmassa’s te mobiliseren – toch?
Onder het eten hebben we een aangenaam, verhelderend gesprek waarin ik uitleg hoe een partij als de SP in Nederland de massalijn probeert toe te passen. Ervan uitgaande dat de grote meerderheid van de mensen hier geen auto heeft en het een beproeving is om de weg over te steken, leg ik de vraag voor of het bijvoorbeeld geen idee zou zijn om samen met bewoners van de hoofdstad actie te voeren voor de aanleg van een aantal zebrapaden. Wat volgt is gegrinnik. Veel vragen krijg ik niet; mijn verhaal over hoe je je als partij met de mensen verbindt rond alledaagse, meer strategische vraagstukken, lijkt ter kennisgeving te worden aangenomen.
Sjeik van deze tijd
De volgende ochtend gaan we lopend op weg naar het kantoor van sjeik Humam Hamoudi, die na de val van Saddam de commissie leidde voor de nieuwe grondwet die in 2004 met steun van 80 procent van de kiezers werd aangenomen. Ook het strak geschilderde verblijf van de sjeik – met op de binnenplaats meerdere imposante 4×4 ‘stationwagons’ – ligt in een deel van de buurt waar je niet zomaar naar binnen loopt.
Bij binnenkomst in het fraaie onderkomen begroeten de ex-ambassadeur en de sjeik elkaar hartelijk. Ons wordt verzocht plaats te nemen in de ruime ontvangstzaal. Ik krijg een mooi gedecoreerde stoel aangeboden naast de sjeik, terwijl mijn begeleiders en mensen van de persdienst op sofa’s aan beide lange zijden van de zaal gaan zitten.
Sjeik Humam heet me welkom en zegt zich op het gesprek te verheugen. Naar zijn zeggen heeft hij zijn huiswerk gedaan en zich grondig verdiept in de Nederlandse SP. ‘In het kort,’ zo steekt hij van wal, ‘wil ik u complimenteren met uw beginselprogramma Heel de Mens en de politieke standpunten van uw partij. Want ik moet bekennen dat ik bij het lezen weinig tegen ben gekomen waar ik me niet in kan vinden. En aan mijn Irakese vriend zou ik willen zeggen: “Doe daar je voordeel mee, want het laat zien dat linkse partijen niet per se in het idioom van de jaren vijftig hoeven te blijven hangen.” Tegelijkertijd zou ik van mijn eerbiedwaardige gast graag willen weten hoe het komt dat zijn partij electoraal zo veel verloren heeft de afgelopen twintig jaar.’
Ik dank de sjeik voor zijn vriendelijke woorden en complimenteer hem voor zijn grondige voorbereiding. Met betrekking tot de vraag over de electorale achteruitgang van de SP wijs ik op de mentale transformatie die het neoliberalisme teweeg heeft gebracht, de doorbraak van extreemrechts, de brave aangepastheid van links en haar onvermogen om rond migratie, klimaat en gender steun te vinden onder brede lagen van de bevolking.
Met de voormalig ambassadeur praat ik na afloop uitgebreid door over zijn connectie met de sjeik. Naar zijn zeggen spelen leeftijdsgroepen en persoonlijke relaties uit de studententijd een belangrijke rol in het menselijk verkeer. De sjeik en hij hebben dertig, veertig jaar geleden aan dezelfde elite-universiteit in Groot-Brittannië gestudeerd, wat een band voor het leven heeft gesmeed.
Dat de broer van de sjeik tot de sjiitische geestelijkheid behoort die openstaat voor samenwerking met linkse en seculiere krachten, is voor hem als communist een extra motief om de oude relatie met de sjeik te onderhouden. De impact hiervan op maatschappelijke en politieke ontwikkelingen zou groot zijn. Zo zouden het hoofd van de staatsveiligheidsdienst en voormalig minister-president Mustafa Al-Kadhimi een maandsalaris (10.000 dollar) hebben afgestaan voor de bouw van het nieuwe hoofdkwartier van de Communistische Partij.
Tegenwind
’s Middags volgen gesprekken met vertegenwoordigers van vakbonden, ngo’s, studenten en vrouwen. We spreken over de alomtegenwoordige corruptie, religieus sektarisme, de angst voor ongelovigen, de protesten tegen maatschappelijke problemen, de repressie en het bloedvergieten door milities en veiligheidstroepen die in 2019 en 2020 meer dan driehonderd – vooral jonge – antiregeringsactivisten hebben doodgeschoten.
Opvallend weinig wordt er gesproken over de Amerikaanse invasie van 2003 die niet alleen het Saddam-regime, maar ook de structuren van de Irakese samenleving vernietigde. Het resultaat was een machtsdeling tussen sjiieten, soennieten en Koerden ‘die van elkaar afkeken hoe je als elite je zakken vult, de onderkant eronder houdt en de nationale onafhankelijkheid te grabbel gooit,’ zoals een van mijn gesprekspartners het kernachtig samenvat.
Qua vakbonden is de situatie weinig rooskleurig. Volgens mijn begeleiders zijn ze ‘van karton’. Twee vakbondsvertegenwoordigers weten de problemen rond arbeid helder te benoemen. Zo komt Irak voor op een kort VN-lijstje uit 2024 van ‘foute landen’ waar het aan arbeidswetgeving ontbreekt. De werkloosheid is hoog – boven de 20 procent – en het gemiddelde salaris ligt op 210 dollar per maand. De vijf miljoen werknemers in de private sector zijn er financieel slechter aan toe dan het deel van de beroepsbevolking dat voor de overheid werkt: wie ziek is, krijgt niet doorbetaald en onbetaald overwerk is eerder regel dan uitzondering.
Het Irakese hoger onderwijs stond tot voor kort hoog aangeschreven, maar dat is inmiddels verleden tijd. Privé-universiteiten, geld witwassen, diploma’s verkopen – het is de nieuwe realiteit.
De twee mannelijke studenten die me bijpraten, Abdullah en Ayub, zijn energiek en hebben gevoel voor humor. Maar optimistisch zijn de vertegenwoordigers van de verboden Studenten Unie – van communistische signatuur – niet. ‘Veel jongeren zijn gefrustreerd, omdat de protesten van 2019 zo weinig hebben uitgehaald. De regeringspartijen met hun milities hebben hun grip op de universiteiten versterkt, waardoor de vrijheid van meningsuiting nog verder wordt ingeperkt. Ook buiten de onderwijsinstellingen worden we in de gaten gehouden,’ zegt Abdullah.
Vanwege politieke of religieuze redenen kun je zomaar van je opleiding verwijderd worden. Zelfs een vage aanklacht over schending van kledingvoorschriften kan je de kop kosten.
Ook commercie verziekt het Iraakse onderwijssysteem, leggen de studentenleiders uit. ‘Verplichte private bijlessen en bijscholing nemen toe. Nogal wat docenten slaan daar een slaatje uit. Het Irakese hoger onderwijs stond tot voor kort hoog aangeschreven, maar dat is inmiddels verleden tijd. Privé-universiteiten, geld witwassen, diploma’s verkopen – het is de nieuwe realiteit. Een PhD kost je 10.000 dollar, inclusief de officiële inschrijving van je academische kwalificatie bij het ministerie van Onderwijs. Het gros van de studenten wil arts of apotheker worden omdat je daar goed mee verdient. Je studeert voor je papiertje en als je dat hebt, heb je feitelijk een baangarantie voor de rest van je leven. Er zijn momenteel 6000 afgestudeerde apothekers, die vrijwel allemaal onderhandse prijsafspraken maken met artsen en specialisten.’
Deze ontwikkelingen zijn funest voor het academisch niveau van veel universiteiten. ‘Onze decaan zei onlangs dat ons academisch systeem het product “analfabetisme” op de markt zet,’ aldus Abdullah. ‘Naar schatting kan vandaag een kwart van de bevolking niet of nauwelijks lezen en schrijven.’
Repressieve shariawetgeving
De Iraq Women League werd in 1952 opgericht en maakt zich sterk voor wetgeving tegen huiselijk geweld, recht op onderwijs en recht op gezondheidszorg. Dat is hard nodig, want Irak is nog steeds een machomaatschappij: ook binnen de meeste progressieve en seculiere organisaties zijn mannen dominant.
In weerwil van de formele gelijke rechten voor vrouwen en mannen, is het stamrecht in hoge mate bepalend voor de positie van vrouwen. Vrouwen dienen vaak als wisselgeld als er disputen tussen verschillende stammen moeten worden opgelost. ‘Steden worden dorpser, in de zin van: bekrompen en door religie gedomineerd. Mannen en vrouwen worden klein gehouden, om te voorkomen dat ze hun rechten opeisen en de positie van de elite ter discussie stellen,’ aldus Fatima, een door de wol geverfde feministe op leeftijd.
‘Sinds 1959 hebben islamisten 27 pogingen gedaan om de grondwet te wijzigen. Na 26 mislukkingen slaagden ze er vorig jaar in om artikel 188 te herzien. Hierdoor worden de rechten van vrouwen en kinderen ondergeschikt gemaakt aan de sharia-wetgeving. Kindhuwelijken vanaf 9 jaar worden zo legaal. Positief is wel dat we hier het afgelopen jaar met 150 organisaties actie tegen hebben gevoerd en ook internationaal veel steun hebben gegenereerd.’
Na de Amerikaanse invasie werd in 2004 een nieuwe, progressieve grondwet opgesteld. Hiervoor was veel steun vanuit de academische wereld, de advocatuur en moeders van slachtoffers van politieke repressie. Maar vanuit religieuze hoek kwam fel verzet. Toch geeft Marwa, een jonge advocaat, de feministische strijd niet op. ‘Hoewel we vorig jaar een belangrijke slag verloren hebben, is het niet alleen maar kommer en kwel. Zo hebben we voorkomen dat de vrijheid van meningsuiting werd ingeperkt. En we hebben goed samengewerkt met Koerdische organisaties, hoewel de patriarchale wetten niet gelden in hun autonome gebieden.’
In weerwil van de formele gelijke rechten voor vrouwen en mannen, is het stamrecht in hoge mate bepalend voor de positie van vrouwen. Vrouwen dienen vaak als wisselgeld als er disputen tussen verschillende stammen moeten worden opgelost.
Als advocaat is Marwa sinds 2017 betrokken bij stichting Voor Haar. ‘Aan universiteiten en hogescholen streden we tegen het beruchte artikel 188. Daarop verbood de overheid het werk van onze stichting.’ Voor Marwa is duidelijk welk conservatief wereldbeeld er achter deze aanvallen zit: ‘De reactionairen willen vrouwen terug achter het aanrecht. Ze proberen het brede publiek aan hun kant te krijgen met kletsverhalen: het zou aan feministische vrouwen te wijten zijn dat er steeds meer echtscheidingen zijn.’
Mohamed Jumaa, ook advocaat, vult aan: ‘De aanpassingen aan artikel 188 ondermijnen de rechten van vrouwen op allerlei vlakken. Zo wordt de minimum huwelijksleeftijd verlaagd van 18 naar 15 jaar, wordt het erfrecht van vrouwen afgeschaft, is de man bij scheiding alleen nog maar verplicht om alimentatie te betalen als zijn ex-partner hem seksueel ter wille is en worden tijdelijke huwelijken wettelijk toegestaan. Kinderen zijn niet langer vrij om te breken met de religieuze traditie waarin ze zijn opgegroeid. Op verzet tegen die achterlijke wetswijzigingen wordt vanuit religieuze hoek heftig gereageerd. In de stad Najaf zijn vrouwelijke activisten fysiek aangevallen en ook in andere steden hebben activisten te lijden onder intimidatie. Internationale druk om artikel 188 in te trekken is belangrijk, omdat de Iraakse staat daar erg gevoelig voor is. Irak heeft een slechte reputatie als het om internationale verdragen gaat.’
Neoliberalisme als doodlopende weg
Onze voormalig ambassadeur heeft een afspraak voor me gemaakt met dr. Muther Mohamed Salh, de adviseur van de minister-president die thuis herstelt van een heupoperatie. ‘Bereid je maar voor op een gastcollege, want dr. Muther is een wandelende bibliotheek.’ Onbewust bereid ik me voor op een ontmoeting met een man die blijkbaar meer met cijfers dan met mensen heeft, maar daar vergis ik me in. De oprit van zijn huis blijkt bezaaid met kinderspeelgoed, en samen met zijn kleinzoon wacht Muther ons op.
Terwijl zijn kleinzoon ons thee inschenkt, neemt onze gastheer de tijd om ons te leren kennen. Daarna begint hij inderdaad aan een monoloog over de situatie van Irak. ‘De olieproductie, de spil van onze economie, draait momenteel op zo’n 50 procent van onze capaciteit en maakt 90 procent van de overheidsinkomsten uit. De helft van die inkomsten gaat naar de salarissen van een derde van de beroepsbevolking die voor de overheid werkt. De rest gaat naar de import van luxegoederen uit de westerse wereld en Azië.’
‘Rond de 70 procent van de bevolking is arm, zo’n 23 procent van de beroepsbevolking is werkloos en het percentage werkende vrouwen wordt op 30 procent geschat. Zo’n 4 miljoen ambtenaren, 3 miljoen gepensioneerden en 2,2 miljoen uitkeringsgerechtigden zijn financieel afhankelijk van steun van de overheid. Buiten olie produceert Irak vrijwel niets voor de internationale markt en de productiviteit van werknemers ligt schrikbarend laag; gemiddeld werkt een Irakees in overheidsdienst minder dan een half uur per dag. Niet omdat ambtenaren lui zijn, maar omdat de structuren in ons land niet goed functioneren.

Met een groeiende jonge bevolking zijn nieuwe banen van groot belang voor de stabiliteit en ontwikkeling van Irak, zegt dr. Muther. Er zijn minstens een half miljoen arbeidsplekken per jaar nodig om de bevolkingsgroei van 2,6 procent per jaar op te vangen. Maar die plekken zijn er niet, door de bezettingsmacht na de invasie en de vijftien families die dit land besturen. In plaats daarvan geven zij de vrije markt ruim baan. ‘De overheid heeft geen ontwikkelingsplannen en het ontbreekt haar aan capaciteit om de gewenste publiek-private investeringen in de productieve sector te doen, met name in het midden- en kleinbedrijf.’
De neoliberale logica is in Irak dominant: de overheid zit niet aan het stuur, maar volgt de economie. Er wordt geen kapitaal geaccumuleerd en geïnvesteerd, en er vindt op grote schaal kapitaalvlucht naar het Westen plaats. ‘Ons land heeft grote behoefte aan investeringen vanuit Europa, de Golfstaten en Turkije, maar die komen er niet vanwege de corruptie en de politieke instabiliteit,’ zegt Muther. ‘Door de economische malaise zijn steeds meer Irakese families financieel afhankelijk van geld uit het buitenland. De economische stagnatie is funest voor de werkende klasse. Je kunt de klok erop gelijkzetten dat de jonge generaties de komende jaren opnieuw in opstand komen, net als in 2019 gebeurde.’
Waarin moet er geïnvesteerd worden? Dr. Muther lepelt zonder aarzelen zijn prioriteitenlijst op: supergoedkope ‘hypermarkts’, waar noodzakelijke boodschappen gedaan kunnen worden; een farmaceutische industrie; de productie van reserveonderdelen voor machines en bouw-infrastructuur. Om politieke steun hoeft dr. Muther niet te bedelen: de minister-president zou vierkant achter zijn opvattingen staan.
Tot slot: de macht van het getal
De vraag hoe links zich verhoudt tot de macht is sterk afhankelijk van het type maatschappij waarbinnen het opereert. In kapitalistische, hoogontwikkelde West-Europese samenlevingen met hun anonieme bureaucratische beheersstructuren, doet de macht van het getal ertoe. Partijen die bij verkiezingen weinig stemmen en zetels weten te bemachtigen, zijn al snel irrelevant. In het beste geval worden ze sympathiek gevonden, maar vaak slaan ze nog geen deuk in een pakje boter.
Voor links in het Midden-Oosten en delen van Azië en Latijns-Amerika ligt dat anders. In een land als Irak, waar patronageverhoudingen van grote invloed zijn, spelen persoonlijke en familiaire banden een aanzienlijke rol in de maatschappelijke en politieke ontwikkelingen. Dat gold niet alleen voor de samenwerkingsprojecten tussen nationalisten en communisten tijdens de dekolonisatieperiode, maar ook nu.
De afgelopen negentig jaar heeft de Irakese Communistische Partij een rol van betekenis gespeeld die ver boven haar getalsmatige electorale steun reikt. Dit is mede te danken aan de denkkracht, het strategisch kapitaal en de internationale netwerken waar de organisatie over beschikte en deels nog beschikt.
Tegelijkertijd vormt de beperkte getalsmatige en organisatorische kracht van de organisatie haar achilleshiel. Wanneer machthebbers zoals Saddam Hoessein de organisatie als een bedreiging gaan ervaren, blijkt de partij buitengewoon kwetsbaar voor vervolging en repressie. Elke oudere communist in Irak kan je een lijstje namen geven van partijgenoten die slachtoffer werden van Saddams repressieve Baathpartij of de leidende elites van de afgelopen twintig jaar.
Alleen al hierom moeten de communisten zich praktisch verbinden met de werkende en werkloze massa’s, en breken met de traditie om louter de blijde boodschap van het socialisme te verspreiden. Nadenken is belangrijk, maar op doen komt het aan. Ook in Irak.
Hans van Heijningen houdt zich al vijftig jaar bezig met ontwikkelingspolitiek en mondiale gelijkheid. Van 2005 tot 2018 hij was partijsecretaris van de SP.