Meer seks, minder Halsema?

De komst van het Erotisch Centrum, zoals de gemeente Amsterdam van plan is, staat op gespannen voet met het ideaal van een gemeenschappelijke stad, betoogt Lars Meijer. 
Artist impression voor het Erotisch Centrum (Gemeente Amsterdam)

Jacobin #1 is uit.
Abonneer je voor €30 en we sturen hem op.

De meeste inspraakavonden zijn achter de rug, een voorlopige locatie is gevonden, het besluit krijgt vorm. Als het aan burgemeester Halsema ligt, gaat er in Amsterdam een Erotisch Centrum komen. Maar, wie zich enigszins bezighoudt met alle ontwikkelingen rond het ‘verplaatsen’ van de Wallen kan niet anders dan zich verbazen over de stroeve ontwikkelingen van het plan. Het idee om honderd van de nog bestaande 249 ramen te sluiten en hiermee sekswerk van de binnenstad naar ‘de oksel’ in Amsterdam-Zuid (tussen het Amstelpark en de Europaboulevard) te verplaatsen, stuit op veel weerstand. Niet enkel bij de sekswerkers, die zich meermaals tegen het plan hebben uitgesproken, maar ook bij de bedrijven en scholen in de buurt van de beoogde locatie. In interviews blijft burgemeester Halsema herhalen dat sekswerkers niet de oorzaak zijn van de overlast op de Wallen, maar onder de streep vangen zij wel de klappen van dit nieuwe beleid op.

De pogingen van de gemeente Amsterdam om grip op de Wallen en sekswerkers te krijgen zijn niet nieuw. Een van de eerdere pogingen was het zogenaamde Project 1012, opgezet door toenmalig PvdA-wethouder Lodewijk Asscher in 2007. Hij had de wens te komen tot een ‘economische opwaardering van de oude binnenstad van Amsterdam en een doorbraak van de criminele infrastructuur.’ Dit plan mislukte, aldus de Rekenkamer Metropool Amsterdam, maar als gevolg van Project 1012 sloten wel 112 ramen. Een ander mislukt plan, een paar jaar later opgezet, was gemeentebordeel My Red Light, bedacht door toenmalig burgemeester Eberhard van der Laan. Het project verliep dramatisch: het kampte met schulden en onveilige situaties en leidde uiteindelijk tot nog meer gesloten ramen. Na het mislukken van Project 1012 en My Red Light zijn de plannen voor een Erotisch Centrum ontstaan. In 2021 zei burgemeester Halsema in een debat over sekswerk: ‘We zullen enigszins bijsturen, maar de ontwikkeling van een erotisch centrum is aan de markt. We willen geen herhaling van My Red Light.’

Het sluiten van ramen en het verplaatsen van sekswerkers naar een plek buiten de binnenstad, staat in een lange neoliberale traditie om steden aantrekkelijker, veiliger, en bovenal ‘schoner’ te maken. De rafelranden moeten eraf, zodat er meer plek komt voor internationale bedrijven om zich in de binnenstad van Amsterdam te kunnen vestigen. Times Square Red, Times Square Blue van de Amerikaanse schrijver Samuel R. Delany, over het verdwijnen van het erotisch hart van New York, biedt een scherp inzicht in de mogelijke ontwikkeling van de Wallen, mochten de plannen voor het Erotisch Centrum doorgang vinden. Hij richt zijn pijlen niet enkel op het verdwenen erotisch kapitaal, maar ook op de meerwaarde van contact tussen verschillende soorten mensen die plekken als de Wallen teweeg kunnen brengen.

Disneyland in de binnenstad

Het is haast niet meer voor te stellen, maar tot begin jaren negentig was Times Square gevuld met erotische bioscopen, seksshops, peepshows en bordelen. In het openingsessay Times Square Blue loopt Delany door de straten waar veel van zijn twintiger en dertiger jaren zich hebben afgespeeld. Hij praat met de huidige buurtbewoners, vraagt hen hoe de wijk is veranderd? Het antwoord laat zich raden. Waar ooit Eros zat, een van de eerste homoseksuele bioscopen in de stad, staat tegenwoordig een Disneywinkel. Een seksshop wordt omgebouwd tot een wolkenkrabber met lunchroom. De gemeenschap waar hij deel van uitmaakte, bestaat niet meer.

Net zoals de Wallen door haar drukte en overlast de gemeente Amsterdam al jarenlang een doorn in het oog is, was Times Square (en het aangrenzende 42nd Street) voor New York een bron van ergernis. Er doen verschillende verhalen over wie de verandering (of ‘renovatie’) in gang heeft gezet. Ook hier lukte het burgemeesters Koch en Dinkins in eerste instantie niet om het stadsdeel ‘schoon te poetsen’ en de verandering te voltrekken. Er was een grote speler nodig om meer bedrijven mee te kunnen aantrekken: dit werd Disney. Het bedrijf werkte zeer nauw met het 42nd Street Development Project samen, saillant detail is dat het werd binnengehaald door toenmalig burgemeester (en tegenwoordig Trumpist) Rudy Giuliani. In 2007 zei hij in een speech:

Het gebeurde op basis van een goed georganiseerde campagne, een onderzoek over de impact van pornografie op buurten en een intense strijd in de rechtbank waarvan niemand dacht dat we die zouden winnen. Het belangrijkste is dat de pornografiebedrijfjes verloren en van Times Square werden verjaagd.

De porno verloor, en het hart van New York kon familievriendelijk worden gemaakt. Uit het boek van Delany blijkt niet dat bioscopen, peepshows of seksshops overlast geven. En hoewel hij schreef over processen die zich al begin jaren negentig voltrokken, zijn er parallellen te vinden met de Wallen. Hetzelfde geldt namelijk voor de sekswerkers in de hoofdstad.

Het stigma op sekswerk en de kwetsbare positie van sekswerkers, maakt het voor de gemeente makkelijk om voor het bereiken van een gevoel van schijnveiligheid de ramen te sluiten of verplaatsen.

Uit diverse reportages over de wijk blijkt dat de problemen van deze urban jungle met name bij massatoerisme en drugscriminaliteit liggen – iets dat Halsema beaamt in interviews. In plaats van hier actief mee aan de slag te gaan wordt de aandacht verschoven naar de gemeenschap van sekswerkers. Het stigma op sekswerk en de kwetsbare positie van sekswerkers, maakt het voor de gemeente makkelijk om voor het bereiken van een gevoel van schijnveiligheid de ramen te sluiten of verplaatsen. Hierdoor kan het College laten zien dat zij met de problemen van de binnenstad bezig is, zonder de vingers te branden aan stadsinkomsten (massatoerisme) of landelijke problemen (drugscriminaliteit). De indruk wordt gewekt dat op plekken waar sekswerkers klanten werven criminaliteit inherent aanwezig is. Daarmee wordt de aanwezigheid van sekswerkers en hun klanten voor de gemeente een stok om mee te slaan. In de communicatie vanuit de gemeente klinkt dan ook minachting voor deze groep. Het raamwerk zou niet meer ‘van deze tijd zijn’ of vernederend voor de vrouwen, dus er moet een ‘oplossing’ komen, een mes dat aan twee kanten snijdt.

Beter een goede buur dan een verre vriend

Een belangrijk argument dat Delany maakt in het afsluitende essay Times Square Red is dat ‘de vorm van kapitalisme waaronder we leven het meest aangenaam is […] wanneer mensen in groten getale contact tussen verschillende klassen […] begrijpen, waarderen en nastreven.’ In de ogen van Delany is zulke communicatie enkel mogelijk, wanneer een stad een gezonde verhouding heeft tussen ‘contact’ en ‘netwerk’. Het Wallengebied met de huidige vorm en het huidige aanbod aan erotisch entertainment trekt mensen uit elke laag van de samenleving en richt zich zodoende op ‘contact’, zoals Delany dit omschrijft. Het is een wijk waarin geleefd wordt, waarvan de straten worden bewandeld door vrijwel de gehele samenleving. Door het verdwijnen van steeds meer ramen begint deze unieke plek echter steeds meer op een ‘gewone’ buurt te lijken. Dit zal een homogener en kapitaalkrachtiger publiek aantrekken, de ‘kwaliteitsbezoeker’ volgens de gemeente, waardoor de kans om op straat mensen met verschillende (seksuele) interesses tegen het lijf te lopen kleiner wordt. Dit is het gevolg, aldus Delany, wanneer ‘netwerk’ de overhand krijgt in de stad. De wijk creëert geen gemeenschappelijk gevoel, door het verdwijnen van wat de wijk in de eerste plaats eigenzinnig en authentiek maakte. Deze ontwikkeling versterkt een gevoel van individualisme; wat kan ik hier voor mezelf uithalen? Hij licht toe: ‘Als elke seksuele ontmoeting inhoudt dat je met iemand mee naar huis moet, wordt de seksuele activiteit in een stad angstig, klassegebonden en kieskeurig.’ Het werk van sekswerkers mag dan transactioneel zijn, de affecten die zij door hun aanwezigheid in de wijk met zich meebrengen, zijn niet reproduceerbaar.

Juist het feit dat het erotisch entertainment zo centraal ligt in de hoofdstad is uniek: het is zichtbaar voor iedereen zonder dat er tickets of reizen met het openbaar vervoer voor nodig zijn.

Zo zal iemand die naar het Erotisch Centrum reist niet, als op de Wallen, even spontaan langsgaan en na afloop nog ergens wat drinken. Er moet thuis al een keuze worden gemaakt – ga ik vanavond wel of niet? – daarna volgt een eenzame rit in de auto of metro. Er is geen ruimte om te slenteren of treuzelen in het Erotisch Centrum. De klant loopt alleen naar de kamer, en vertrekt daarna weer. Het aspect van gezamenlijk op straat zijn, daarna de kroeg in, wandelen langs de gracht en een nieuw gezicht zien, zal op deze manier verdwijnen. De openbare uiting van seks en erotiek moet uit het zicht worden gehouden, naar de rand van de stad worden gebracht, hetgeen verdere stigmatisering en verpreutsing in de hand werkt. Juist het feit dat het erotisch entertainment zo centraal ligt in de hoofdstad is uniek: het is zichtbaar voor iedereen zonder dat er tickets of reizen met het openbaar vervoer voor nodig zijn. Deze toegankelijkheid brengt de mensen die er wonen, werken of een bezoek aan brengen met elkaar in contact. Dit is wat nu dreigt te verdwijnen. Een stad is niet enkel kroegen of winkels, maar ook erotica en seks, met een cultuur die zich daar omheen heeft gevormd.

De Wallen in de Amsterdamse binnenstad. (Wikimedia Commons)

Meer seks, minder Halsema

Dit blijkt ook uit het boek De Wallen: toekomst van ons verleden uit 2020 van voormalig sekswerker, oprichter van het Prostitutie Informatie Centrum (PIC) en schrijver Mariska Majoor. In het boek richt zij zich op de bewoners en talloze (seks)werkers die zich in ‘het dorp’ vestigen en behandelt ze ook haar eigen herinneringen aan de Wallen. Doordat zij zich al jaren door de wijk beweegt, heeft ze goed zicht op de gevolgen van gemeentelijk beleid. Ze spreekt met trans-sekswerker Anaisa over de aangekondigde veranderingen:

De steeds terugkerende discussie over de sluiting van ramen zorgt voor veel spanning. Je weet niet waar je aan toe bent. Veel collega’s zouden echt niet weten wat ze moeten als ze dit werk niet meer zouden kunnen doen. Een paar trans-collega’s uit het buitenland hebben zelfs hun woning opgezegd en werken zo veel mogelijk, omdat ze bang zijn dat de ramen dichtgaan.

Ze spreekt van het belang van de gemeenschap die trans-sekswerkers onderling hebben, vanwege de specifieke (en toch diverse) klanten die zij aantrekken. Het is juist dit contact – het ongedwongen karakter van een zwaai, een koffie bij het ontmoetingscentrum, een herkenbare host op straat – dat ook bijdraagt aan een leefbare wijk. Een Erotisch Centrum zou eenzelfde gemeenschappelijkheid hebben als winkelcentrum Hoog Catharijne: een non-plaats ontdaan van vuil, met een constante temperatuur, maar niet bedoeld voor contact. Er wordt gewerkt, maar niet geleefd. Na afloop wordt het geld weggestoken en de bus naar huis gepakt. Er kan geen sprake zijn van spontaniteit, de toevalligheid om iemand op straat tegen het lijf te lopen.

‘De Wallen zijn maximaal geïntegreerd in de samenleving, hoe geweldig is dat? Het idee dat het Erotisch Centrum ook veiliger is voor of meer regie geeft aan sekswerkers, zoals de gemeente beweert, is onjuist.’

Het belang van het gemeenschappelijke karakter van de Wallen wordt bevestigd door Lucy*, sekswerker en werkzaam bij het Prostitutie Informatie Centrum. ‘In het gemeentelijk beleid ligt de nadruk op controledrang: toezicht houden en reguleren’, zegt Lucy wanneer ik haar spreek, ‘maar het constant onder een vergrootglas liggen maakt onzeker, want zijn we er nog wel over vijf jaar?’ Als voorbeeld noemt ze het Zandpad in Utrecht. Een plek waar eerst een actieve sekswerkgemeenschap was, is in 2013 ontmanteld zonder zicht op heropening. Kan de gemeente garanderen dat dit niet gebeurt met de ramen op de Wallen? ‘Niemand wil een Erotisch Centrum in de buurt hebben,’ licht Lucy toe, ‘daarom kwamen de plannen daar ook niet van de grond. De Wallen zijn maximaal geïntegreerd in de samenleving, hoe geweldig is dat? Het idee dat het Erotisch Centrum ook veiliger is voor of meer regie geeft aan sekswerkers, zoals de gemeente beweert, is onjuist. Ik ben volledig eigen baas in mijn werkkamer, ik heb de regie. Dat ik mijn klanten kan zien en vooraf kan beoordelen – zijn ze dronken, hoe kijken ze uit hun ogen? – geeft mij veel vrijheid. Mijn deur kan alleen door mij worden geopend. Er is een idee om bij het Erotisch Centrum bezoekjes digitaal te laten verlopen, wat mij juist minder regie over een situatie geeft.’

Wie van de Dam richting de Wallen loopt, kan zich dan niet aan de indruk onttrekken dat de gehele wijk tegen de plannen van de stad is. In diverse ramen van cafés en winkels hangen posters met teksten die oproepen om de sluiting van de ramen een halt toe te roepen. ‘Het Wallengebied is een soort dorpje. Wanneer ik ‘s ochtends door de straat loop, kom ik constant bekenden tegen. Ik blijf ‘hoi!’ zeggen. Weet je wat het leuke is? Sinds de plannen van de gemeente is de saamhorigheid nog groter geworden. Ook bijvoorbeeld mensen die hier op het plein wonen vinden het zelfs een prettig idee dat de vrouwen hier staan tot zes uur in de ochtend.’ Deze laatste maatregel is het directe gevolg van de toenemende protesten van sekswerkers. Tot afgelopen februari moesten de gordijnen om drie uur ‘s nachts sluiten, wat voor menig sekswerker grote gevolgen had voor zowel financiën als veiligheid. Het geld voor het huren van een raam moest in minder tijd worden verdiend, waardoor er ook minder streng werd gekeken naar wie naar binnen werd gelaten. In sommige gevallen namen sekswerkers klanten zelfs mee naar huis, waar sociale controle totaal ontbreekt. Sekswerkers dwingen om naar een andere plek te verkassen, zorgt voor minder regie en veiligheid. ‘Er is saamhorigheid op de Wallen, je let op elkaar. Tijdens mijn eerste dag achter het raam had ik een klant die gemasseerd wilde worden en het beviel hem wel. Hij bleef een kwartiertje, en nog een kwartiertje, dus dat gordijn bleef lang dicht. Mijn collega aan de overkant van de straat stuurde direct een appje naar kantoor. ‘Kunnen jullie even checken of Lucy niet in stukjes wordt gesneden?’

Het gemeenschappelijke aspect waar Lucy over spreekt, komt overeen met de inhoud van het manifest  Meer seks, minder Halsema van actiegroep Mokum Kraakt:

Vandaag beginnen we bij deze ramen [Sint Annenkwartier]: ooit een werkplek voor sekswerkers, tot ze zijn aangekocht door Stadsgoed NV om ‘opgewaardeerd’ te worden tot de volgende wafelwinkel, poké bar of concept store. Ondertussen staan ze alweer twee jaar leeg. […] De problemen in deze buurt kunnen alleen opgelost worden door de mensen die hier dagelijks wonen of werken.

Het zwaartepunt zit in ‘m de laatste regel. Het is contact dat verandering teweeg kan brengen. De actiegroep onderstreept dat de gemeente ‘jarenlang groot heeft ingezet op citymarketing, vastgoedbezitters en hotelbazen vrij spel heeft gegeven en woningen heeft verruild voor seksshops.’ Dit ligt in lijn met de citymarketingstrategie van de gemeente Amsterdam, die twee jaar na de start van Project 1012 is gepubliceerd. In de strategie valt uit een radardiagram te lezen dat er de komende jaren meer moet worden geïnvesteerd in Amsterdam als kennis- en zakenstad, en minder in ‘sex, drugs en R&R’. In de toelichting staat: ‘Wie tolereert en gedoogt geeft velen vrijheid maar loopt ook risico’s. Amsterdam moet waken voor teruglopende ‘allure’ van de stad – goedkoop, afnemende authenticiteit, beperkte kwaliteit van het winkelaanbod’. Met elkaar in contact staan is jarenlang geen prioriteit geweest, daar is stad noch sekswerker mee geholpen. Ook in de Nieuwe aanpak integrale citymarketing wordt enkel gesproken over ‘corporates, startups, vastgoed, talent, sociaal, ondernemen en congressen.’ Het bouwen van een Erotisch Centrum is niet het resultaat, maar slechts het symptoom van een stad die langzaam haar voeling verliest met haar inwoners.

City of marketing?

Wat eenmaal vertrokken is, komt niet meer terug. De weerzin om een sekswerkergemeenschap vitaal te houden, legt het af op het moment dat er veel geld kan worden verdiend. En aangezien dit soort wijken zich van oudsher in stadscentra bevinden, is de keuze snel gemaakt wie er naar de marge moet vertrekken. De bouw van het Erotisch Centrum zal als onderbouwing dienen voor de gemeente om te proberen bestaand raamgebruik terug te dringen: de sekswerkers kunnen immers een werkplek in Amsterdam-Zuid krijgen. Als de beoogde doelgroepen uit Nieuwe aanpak integrale citymarketing worden gevolgd, dan zullen in de leegstaande peeskamers, in navolging van eerder beleid, start-ups en/of ‘talenten’ (c.q. kunstenaars, ontwerpers) worden gezet. Anderzijds bestaat er een goede kans dat bestaande partners van de gemeente, zoals Stadsgoed NV, deze locatie opwaarderen naar winkels of dure studio’s. Met steeds minder raamwerkers, zal het moeilijker worden om gezamenlijk een vuist te maken als in de toekomst verdere plannen voor het inkrimpen van de Wallen worden ontwikkeld. Er zijn situaties waarin de mogelijkheid tot contact in de wijk kan toenemen, zoals in het geval van een toename van het aantal sociale huurwoningen, maar tot op heden heeft de gemeente nog geen aanleiding gegeven om hierop te rekenen.

Tot slot speelt er, aldus Delany, Majoor, Lucy en Mokum Kraakt, nog een component mee: de angst voor de rol van erotiek en seks in het publieke leven. Met de winst van de PVV bij de laatste Tweede Kamerverkiezingen en de trage normalisering van extreemrechtse retoriek in het publieke debat, is de vrijheid van seksualiteit en genderexpressie onderwerp van discussie geworden, waarbij verworvenheden op dit gebied niet zelden worden heroverwogen. Dit heeft tot gevolg dat kwetsbare groepen, zoals sekswerkers, op nog meer weerstand kunnen rekenen. Ondertussen blijkt wel dat conservatieve geluiden niet enkel uit extreemrechtse hoek hoeven te komen. In Times Square Red zag ook Delany zijn stad langzaam veranderen:

Er is al een conservatief, regulerend discours dat contact tussen klassen ziet als de bron van zo’n beetje alles wat gevaarlijk, onveilig of ongewenst is in het leven van het land op dit moment, van aids en ‘perversie’ in al zijn vormen, tot het falen van het onderwijs en verloedering van wijken, tot dakloosheid en stedelijk geweld. […] Door dit discours zal elke sociale vorm (of zelfs architectuurvorm) die ons weghoudt van contact, en de voorkeur geeft aan netwerken, waarschijnlijk worden goedgekeurd.

De marketingachtige uitspraak van burgemeester Halsema, dat het bouwen van het Erotisch Centrum kan bijdragen aan het ‘doorbreken van taboes’, komt mij dan ook nogal vergezocht over. Ik denk aan de videotheek waar ik vroeger kwam, waar porno achter een gordijn werd geplaatst. Op deze manier wordt er niets ‘gevierd’, zoals wordt beweerd, maar juist weggemoffeld. Het zou echt taboedoorbrekend zijn als de gemeente volledig achter haar sekswerkers en hun belangen ging staan. Anders is het slechts een kwestie van tijd totdat alle rode lichten op de Wallen doven. Amsterdam: geen city of sin, maar slechts een city of marketing..

Sekswerkers werken onder een gefingeerde naam. Vanwege hun privacy is alleen hun werknaam gebruikt.

Lars Meijer studeerde journalistiek en creative writing. Hij is redactiecoördinator van het digitale literaire tijdschrift DIG en zijn werk verscheen onder andere in ExtraExtra, nY, en De Groene Amsterdammer.

Abonneer je voor €20 en krijg toegang tot alle artikelen of voor €30 en ontvang dit jaar twee nummers op papier