Marx’ ecosocialisme: terug naar de toekomst?

Hoe ziet de wereld na het kapitalisme eruit? De Japanse filosoof Kohei Saito herziet het marxistische denken over de toekomst in het licht van de klimaatverandering en pleit voor economische krimp. Maar is een wereld die lijkt op de tijd van vóór het kapitalisme een geloofwaardig alternatief? 
Ecosocialist Kohei Saito op de Frankfurter Buchmesse, 2024 (Wikimedia Commoms)

Jacobin #2 is uit! Abonneer je voor €30 en ontvang hem op papier

Er is een uitspraak die wordt toegeschreven aan Marx: ‘Wie plannen maakt voor na de revolutie, is een reactionair.’ Hoewel dit waarschijnlijk nooit echt door Marx is gezegd (noch door Engels, overigens), weet deze zin een belangrijk motief binnen het marxisme treffend te vatten. Dat is de gedachte dat de klassentegenstellingen die het kapitalisme voortbrengt onze wereld zo fundamenteel vormen, dat het praktisch onmogelijk is om met veel zin of zekerheid iets te zeggen over de wereld die geboren moet worden uit de revolutie die een einde maakt aan die economische orde. 

En hoewel Marx en Engels onder andere via hun rol in de Communistische Internationale nauw betrokken waren bij het formuleren van praktische politieke doelen, liet geen van beiden een blauwdruk voor de toekomst na. Het marxisme bleef op de eerste plaats een analytisch instrument om onze wereld mee te zien – niet de wereld die mogelijk op enig moment gaat komen. 

Marx was veel, maar géén utopisch denker.Wellicht klinkt die stellige ontkenning van het marxisme als een utopische traditie enigszins eigenaardig. Tussen ons en Marx ligt bijna anderhalve eeuw aan drukinkt, waarvan een aanzienlijk deel is gewijd aan de kritiek van liberalen dat het marxisme bij uitstek een utopische politieke ideologie is, die de wereld benadert met een blauwdrukachtige manier van denken.

Een lapje grond voor iedereen

Toch richtte Marx zich overduidelijk ook op de toekomst. Zijn polemieken met bepalende denkers onder de (Franse) utopisch socialisten gaan bijvoorbeeld voor een belangrijk deel over de oriëntatie op een open, nog onbekende toekomst, ook al lijken ze op het eerste oog soms te gaan over kleine of obscure twistpunten. 

Marx verweet een deel van de utopisch socialisten, met Proudhon als belangrijkste representant, dat hun revolutionaire visie neerkwam op een terugkeer naar een geromantiseerd verleden: een tijd waarin iedereen een eigen lapje grond had, of in ieder geval zou kunnen hebben, dat garant stond voor een zelfvoorzienend bestaan, vrij van de ketenen van het moderne kapitalisme. 

Proudhon en anderen wilden dat elke burger zijn eigen kleine domein zou krijgen. De Britse yeoman stond symbool voor die zelfvoorzienende werker-boer. Marx wilde van dat soort plannen echter niets weten en verweet Proudhon reactionaire politiek die niets wezenlijks zou oplossen. 

Zelfs als het mogelijk zou zijn om op revolutionaire wijze het eigendom in de wereld zo te verdelen dat iedereen een eigen lapje grond zou hebben, dan zouden de wetmatigheden van het kapitalisme nog niet zijn overwonnen, nog los van de praktische vraag of ieder lapje grond wel evenveel op zou brengen. 

Op zijn best zou het een tijdelijke terugkeer naar een status quo ante zijn: het terugspoelen van de geschiedenis tot een punt waarop alles kennelijk nog te redden viel, om die vervolgens weer af te draaien, nog altijd volgens dezelfde kapitalistische logica en wetmatigheden, in de hoop dat er ditmaal een andere uitkomst zou volgen.

De fundamentele onbepaaldheid van de toekomst binnen het marxisme biedt, aan de andere kant, weinig troost. De toekomst die al ruim een halve eeuw wordt voorspeld, is inmiddels aangebroken. Elk jaar vestigt een nieuw warmterecord; elk jaar is de oceaantemperatuur hoger, elk jaar brengt hevigere orkanen en tyfoons.. En elk jaar neemt de klimaatverandering, veroorzaakt door het kapitalisme, catastrofalere vormen aan.

Het mag zo zijn dat er binnen het theoretisch raamwerk van het marxisme niet heel concreet over de precieze vorm van de toekomst gespeculeerd kan worden – althans niet voor zover we het apocriefe maxime van Marx volgen – maar hoe zinvol is dat wanneer we geconfronteerd worden met een wereld waarvan de toekomst in steeds angstaanjagendere scherpte zichtbaar wordt?

In die zin is het enigszins eigenaardig dat er tot voor kort niet bijzonder veel aandacht was voor de ecologische dimensie van het marxisme – een niche voor academici die met verdwaalde snippers uit de marxistische bibliotheek bezig waren, buiten de hoofdstroom om.

Marx’ ongepubliceerde aantekeningen

Kohei Saito bracht daar verandering in met de publicatie van Marx’s Ecological Notebooks, een diepgravende studie naar de ecologische dimensie in met name Marx’ vroegere werk. In zijn onderzoekingen komt Saito tot een aantal boeiende en opmerkelijke stellingen, waaronder een eigenaardig soort herwaardering van de yeoman-figuur.

Saito ziet de tijd van de yeomen als een moment in de geschiedenis dat nog niet kapitalistisch was en waar mogelijkerwijs een andere afslag genomen had kunnen worden. Hoewel de yeoman door het voortdenderen van de kapitalistische logica uiteindelijk het veld moest ruimen omdat zijn manier van leven niet meer houdbaar was, was de manier waarop hij produceerde – kleinschalig, hoofdzakelijk voor zichzelf en voor een lokale markt, zonder dat daarbij een expliciet kapitalistisch winstmotief leidend was – een model dat zou kunnen gelden als een daadwerkelijk alternatief voor het kapitalisme.

Saito’s werk boeit met name vanwege de manier waarop het met een zeer uitvoerige, nauwgezette en contextuele lezing van Marx’ ongepubliceerde aantekeningen tot een interpretatie van het marxisme komt die nauw verwant is aan de politiek van het moderne ecosocialisme. Saito weerspreekt de conventionele uitleg van Marx’ opmerking in de Parijse manuscripten dat de natuur het niet-organische lichaam van de mens is. 

De natuur wordt daarin gezien als een verlengstuk van de menselijke drang tot het bewerken van de natuurlijke hulpbronnen die de aarde hem aanreikt. Saito stelt echter dat Marx nooit bedoelde dat de mens de natuur moet domineren en overheersen, en er de grondstoffen kan vinden voor zijn eigen ambitie.

Daarmee weerspreekt Saito de aanname, zo nadrukkelijk onderdeel van het marxisme zoals dat in de twintigste eeuw politiek in de praktijk werd gebracht, dat industrialisering en kapitalisme noodzakelijke ontwikkelingsstappen zijn op weg naar een sociale orde waarin welvaart en overvloed op collectieve grondslag geproduceerd worden, en waarin schaarste niet langer relevant is. 

De klassieke veronderstelling dat Marx niet alleen een criticus was van het kapitalisme, maar dat hij het ook erkende (en mogelijk zelfs bewonderde) als kracht die met behulp van technologische innovatie en schaalvergroting de productie van goederen voor een wereld zonder schaarste mogelijk kon maken, moet wat Saito betreft daarom worden losgelaten. 

Saito’s lezing is dat Marx veel kritischer was op de grenzeloze productiedrift van het kapitalisme dan tot nu toe vaak wordt verondersteld. Een toekomstige socialistische samenleving zou de productiedrift van het kapitalisme niet zomaar kunnen aanwenden voor een productiewijze die daadwerkelijk collectief en zonder winstoogmerk sturing geeft aan de rijkdom die de wereld voortbrengt. 

In plaats daarvan, stelt Saito, wees Marx vrij consistent – in zijn aantekeningen althans – op de ecologische en natuurlijke grenzen van het productieproces. Het kapitalisme duwt de productie tot ver voorbij die grenzen, met catastrofale gevolgen voor de natuurlijke omgeving waarin onze levens zijn ingebed. 

Die gevolgen waren al zichtbaar in de negentiende eeuw in de vorm van vervuilde rivieren, landschappen en steden, maar zijn nu overal ter wereld onontkoombaar. Klimaatverandering, natuurlijk – al kon Marx daar nog niets over weten.

Grenzen aan de groei

Het probleem van het kapitalisme, stelt Saito, is dat het – door de dwingende noodzaak tot het maken van steeds meer winst – de ecologische grenzen van wat de aarde kan dragen op enig moment onvermijdelijk schendt. 

Er is geen oneindige groei op een planeet met eindige natuurlijke hulpbronnen. Het mechanisme dat het kapitalisme daartoe drijft, is de onthechting van de productie van de (logischerwijs begrensde) natuurlijke omgeving waarin het productieproces is ingebed – een natuurlijke omgeving waar bijvoorbeeld de yeoman nog wel in was ingebed. 

In zijn natuurlijke toestand leeft de mens immers in nauw contact met de natuur. Het kapitalisme ontkoppelt het productieproces in verregaande mate van die natuurlijke inbedding, bijvoorbeeld door het opdelen van het productieproces in talloze kleine stappen, en door de noodzaak tot het maken van winst de eisen te laten stellen voor hoe omvangrijk dat productieproces is. Daarmee levert het kapitalisme de mens uit aan een wereld waarin de natuurlijke grenzen voortdurend worden geschonden en waardoor de balans tussen mens en natuur wordt verstoord.

Kapitalistische productie zorgt zo voor een verregaande vervreemding van de mens tot zijn natuurlijke omgeving. Saito rehabiliteert de term ‘vervreemding’ binnen Marx’ werk en geeft het begrip een hernieuwde definitie, die de mensheid minder tot middelpunt maakt. De vergissing van de oudere, humanistische interpretatie van Marx, die altijd veel waarde heeft gehecht aan Marx’ idee van vervreemding als een proces waardoor mensen als het ware ‘minder mens’ werden, was dat het de natuurlijke omgeving van de mens nog altijd als een soort bijgedachte beschouwde. Ook de humanistische lezing veronderstelde immers dat de natuur een soort hulpmiddel is voor mensen..

Dat is op de eerste plaats een probleem voor mensen zelf. Saito betoogt dat Marx’ opvatting over vervreemding allereerst betrekking heeft op het doorsnijden van de band die mensen hebben met hun natuurlijke omgeving. Zoals Marx in zijn Parijse manuscripten opmerkte, is het doel van iedere emancipatie het herstel van de relatie van de mens tot zijn eigen menselijkheid en zijn natuurlijke eigenschappen. 

In die zin is Saito’s waardering voor de yeoman ook begrijpelijk: de notie van een natuur die noodzakelijkerwijs begrensd is (en wie, behalve wellicht een enkele ecomodernist, zou die stelling überhaupt willen betwisten?), vereist ook een heroriëntatie op de oudere aannames binnen het marxisme dat de productiewijze van het kapitalisme zou kunnen worden aangewend voor het produceren van de welvaart van de toekomstige, socialistische wereld.

Een nieuwe horizon: een stap terug

Saito’s werk heeft daarmee echter ook een eigenaardig effect.Het betwist namelijk stellig twee gedachten die binnen het marxisme dikwijls als wezenlijk werden beschouwd: de gedachte dat de toekomst na de onvermijdelijke revolutie fundamenteel onbekend is en de gedachte dat de materiële ontwikkelingen van het kapitalisme een noodzakelijke fase in de geschiedenis vormen.

Door het kapitalisme te identificeren als een moment in de geschiedenis waarop de natuurlijke inbedding van de mens op de helling kwam te staan en waardoor de natuurlijke grenzen van de wereld werden geschonden, geeft Saito namelijk ondubbelzinnig een horizon aan het marxisme die rechtstreeks strijdig is met die oude gedachte.

Als het immers zo is dat het kapitalisme een stap te ver is, in plaats van een stap in een proces waarvan het einde nog aan ons moet worden geopenbaard, dan is het doel van de revolutie om een soort ecologische en historische correctie op ons huidige pad door te voeren. Een stap terug en opzij – maar niet een stap richting een fundamenteel open, onbekende toekomst.

Saito zet daarmee misschien niet zozeer het marxisme als zodanig op zijn kop, maar wel het denken over de toekomst waartoe het marxisme ons eigenlijk zou moeten leiden. Die toekomst lijkt namelijk niet langer vanzelfsprekend een toekomst die fundamenteel onkenbaar voor ons is. Integendeel: de toekomst lijkt misschien enigszins op het verleden, omdat een terugkeer naar een manier van leven voor mensen binnen de natuurlijke grenzen van de wereld erin centraal staat. Alleen dan, hoopt Saito, zonder klassenstrijd.

De ongemakkelijke vragen die dat oproept, laat Saito geheel buiten beschouwing. Saito negeert de kritiek, veelal opgeworpen door critici van het ecosocialisme (of van degrowth), dat de focus op natuurlijke grenzen in feite neerkomt op een ontzagwekkend grote krimp van de economie. 

En het is inderdaad de vraag of een terugkeer naar ’natuurlijke’ grenzen, gedefinieerd op de manier waarop Saito dat hoofdzakelijk lijkt te doen, daar niet toe leidt. Voedselproductie  ziet er bijvoorbeeld fundamenteel anders uit wanneer die niet langer op industriële schaal gebeurt. Wellicht is dat goed – maar er zijn vraagstukken rondom de beschikbaarheid en distributie van voedsel die niet zonder acute en grote problemen kunnen worden opgelost.

Toch zet Saito’s werk aan tot een fundamentele bezinning op de oude aanname binnen het marxisme dat de toekomstige socialistische productiewijze min of meer vanzelf afrekent met de roofbouw op de planeet.

Er is geen garantie dat het collectiviseren van de productiemiddelen ook leidt tot een heroriëntatie van het productieproces, zodat de natuurlijke grenzen van de planeet niet geschonden worden. Misschien is het inderdaad wel nodig dat er een geheel alternatieve vorm van productie moet worden ontwikkeld voordat een terugkeer naar de natuurlijke grenzen van – en natuurlijke relatie tussen – de planeet en de mens mogelijk wordt.

Russische boerencommunes

In die zin is het interessant om te zien dat Saito in zijn conclusie kort stilstaat bij de historische literatuur over de Russische boerencommunes uit de negentiende eeuw. Saito beschouwt die communes, op basis van zijn eigen onderdompeling in de literatuur van de negentiende eeuw, net als veel negentiende-eeuwers als alternatieve economische modellen die zich buiten de kaders van het moderne kapitalisme bevonden. Omdat de communes zich buiten die kaders bevonden, vertegenwoordigen ze mogelijk ook een alternatief ontwikkelingspad: een route waarin mens en natuur in nauwer contact staan met elkaar.

Saito’s greep naar de boerencommunes is in zoverre opmerkelijk, omdat ook een denker als Alexander Herzen op latere leeftijd de lof van die communes begon te zingen en er zijn eigen hoop op een revolutie in Rusland op losliet. Ook Marx vond de communes op latere leeftijd steeds interessanter.

Waar Saito echter aan voorbijgaat, is het feit dat de sociologische kennis over die communes – zoals die tot zowel Herzen als Marx kwam, in ieder geval – grotendeels was gebaseerd op het werk van de Duitse baron Von Haxthausen, die in het midden van de negentiende eeuw op uitnodiging van de Russische tsaar een studie had verricht naar de boerencommunes en hun geschiedenis.

Het werk van Von Haxthausen werd door allerlei verschillende politieke stromingen binnen Rusland verwelkomd: niet alleen door radicale democraten als Herzen, maar ook door conservatieven, die erin het bewijs vonden dat de zuivere Russische volksziel, onbesmet door de perverse gewoontes van het Europese westen, voortleefde in het Russische binnenland.

De Russische boerencommunes waren bovenal een tabula rasa waarop allerlei politieke stromingen hun eigen hoop en verwachtingen projecteerden – los van de vraag of die verwachtingen realistisch waren. Een nadrukkelijker engagement van Saito met de historische bronnen rondom die Russische boerencommunes had hem mogelijk behoed voor het maken van dezelfde vergissing in zijn conclusie, waarin hij de stelling betrekt dat er allerlei vormen van sociale organisatie bestaan die nog onaangetast zijn door de logica van het kapitalisme en die in die zin vooruitwijzen naar een alternatieve toekomst.

De kracht van het marxisme is altijd geweest dat het ondubbelzinnig aanwees welke dynamieken ten grondslag liggen aan het kapitalisme: harde, materiële feiten die voortkomen uit de organisatie van privaat bezit en uit de manier waarop de markt opdraagt tot het maken van winst.

De tekortkomingen van Saito’s boek liggen erin dat zijn uiteindelijke analyse niet toewerkt naar een herinterpretatie van de manier waarop die wetmatigheden kunnen worden overwonnen door een herstel van de mens binnen zijn natuurlijk begrensde omgeving. In plaats daarvan blijft Saito’s werk steken bij de hoop dat er alternatieven bestaan die zich in cultureel en sociaal opzicht tot nu toe als het ware hebben weten af te schermen van de invasie van het kapitalisme in hun wereld. 

Dat is een mooie gedachte – maar ook een die weinig meer om het lijf heeft dan de hoop dat het mogelijk is, zonder handen en voeten te geven aan de manier waarop. Marx’s Ecological Notebooks weet overtuigend te beargumenteren dat Marx’ denken een ecologische dimensie heeft die tot nu toe is genegeerd, en dat die dimensie bovendien moet worden begrepen als een correctie op de oude veronderstelling dat de socialistische toekomst op een gelijksoortige productieve leest door kan gaan als het kapitalisme. Waar Saito minder stevig staat is in het tonen van hoe een ecosocialistisch alternatief eruit zou kunnen zien.

Saito, Kohei. Karl Marx’s Ecosocialism: Capital, Nature, and the Unfinished Critique of Political Economy. Monthly Review Press, 2017.

Thijs Kleinpaste is historicus en was oprichtend redacteur van Jacobin Nederland

Steun de groei van het socialisme in Nederland

Abonneer je voor €20 en krijg toegang tot alle artikelen of voor €30 en ontvang jaarlijks twee nummers op papier