Er bestaat een kloof tussen linkse intellectuelen en de rest van de wereld, in het bijzonder de arbeidersklasse. Wie deze kloof ontkent, houdt zichzelf voor de gek; maar als universele emancipatie het doel van je werk is, kun je je er ook niet zomaar bij neerleggen dat enkel een zeer select gezelschap het überhaupt te lezen zal krijgen. Karl Kautsky schreef in 1903 al: ‘Mijn collega’s zullen vast verontwaardigd zijn dat ik dit toegeef, maar deze tegenstelling bestaat echt, en het zou een zeer ondoelmatige tactiek zijn om te proberen dit feit op te lossen door het te negeren.’
De zogenaamde intelligentsia bestaat niet alleen uit rijke erfgenamen die geen andere zorg hebben dan het bevredigen van hun nieuwsgierigheid.
Vraag en aanbod
Het personeel van de Bijenkorf heeft afgelopen maanden meerdere keren gestaakt. Ik deelde een foto van een van de stakers op Instagram: je ziet een vrouw voor de gevel van de Bijenkorf in Amsterdam staan, met het onderschrift: ik ben Paula en ik verdien €13,98 per uur. Een vriendin, een vrouw met een indrukwekkend academisch en artistiek cv die in de culturele sector werkt, stuurde me een berichtje: ‘ik maar twaalf, waar blijft mijn staking? Die moet ik zeker weer zelf organiseren…’ maar dat gaat ze niet doen, want het zou niets uithalen. Haar werkgevers weten: ze wil haar arbeid niet aan de hoogste bieder verkopen. Ze wil een baan die, zij het enigszins in de verte, te maken heeft met wat ze interessant vindt, en die haar van een netwerk voorziet in een sector waar ze ook andere ambities heeft dan in haar levensonderhoud voorzien. Dit geldt natuurlijk voor wel meer mensen, maar in de wereld van cultuur en wetenschap is het aanbod aan werkers veel groter dan de vraag.
In de wereld van cultuur en wetenschap is het aanbod aan werkers veel groter dan de vraag.
Gechanteerd met je dromen
Dit soort ambities maken intellectuelen bijzonder makkelijk uit te buiten. In de culturele sector en in de wetenschap werken mensen zich stelselmatig over de kop, onder meer om te bewijzen dat zij hun slecht betalende maar gewilde baan waard zijn; voor hen immers tien anderen. Er zijn blijkbaar dingen te halen in die sectoren die maken dat de nauwverholen uitbuiting en het gebrek aan financiële stabiliteit makkelijker te verdragen zijn. De niet-economische motieven van mijn vriendin en veel van haar collega’s verklaren voor een groot deel ook de kloof tussen intellectuelen en andere werkers: het gevoel niet voor geld, maar voor je dromen te werken (en te lijden). Vaak gaat dit lijden onder slechte arbeidsomstandigheden echter wel gepaard met een zeker superioriteitsgevoel aan de kant van de intellectueel; daar tegenover staat rancune aan de kant van werkers die saaiere of zwaardere banen hebben.
Een tijdschrift voor alle werkers
Stel dat je een links tijdschrift wil maken, wie gaat er dan voor schrijven? De intellectuelen natuurlijk, want die kunnen zo goed schrijven. En wie gaat het lezen? De intellectuelen natuurlijk, want die kunnen zo goed lezen. Is er dan geen manier om iets te maken dat zowel academici die zogenaamd de boel links aan het indoctrineren zijn, als hun studenten die universiteitsgebouwen bezetten, als stakers bij winkelketens, openbaar vervoer en de Stadsreiniging, als de kunstenaars die creatief de eindjes aan elkaar knopen, als de callcentermedewerkers die op het punt staan hun baan op te zeggen, als de dudebro die iets met IT doet maar zich ondertussen afvraagt of er niet meer is in dit leven, als de magazijnmedewerkers van een sorteercentrum, een tijdschrift te maken dus waarin al deze verschillende mensen willen lezen en schrijven? Het opheffen van klassenverschillen kan geen voorwaarde zijn voor het oprichten van een tijdschrift. Het is een ambitie die buiten de wereld van het tijdschriften maken valt. Maar wat we wel kunnen proberen, is mensen ervan overtuigen dat ze grotendeels dezelfde klassenbelangen hebben. Iedereen die niet profiteert van het kapitalisme, doet er goed aan na te denken over een route naar een beter alternatief.
Het opheffen van klassenverschillen kan geen voorwaarde zijn voor het oprichten van een tijdschrift.
Wat ons verenigt
Er lijkt in de media enige onzekerheid te bestaan over de vraag welk woord je moet gebruiken voor het economisch actieve deel van de bevolking. Werknemer sluit zelfstandigen buiten, arbeider klinkt industrieel en ouderwets, arbeidskracht klinkt een beetje vies en werkenden is vreemd Nederlands. Ik gebruik graag het woord ‘werker’. Het is de meest actieve en inclusieve benaming: iedereen die leeft van een salaris of uitkering kan zichzelf zien als werker. Het verschil tussen Jacobin Nederland en andere tijdschriften is dat we heel verschillende mensen aanspreken, niet als hoogopgeleiden, als fatsoenlijke burgers, als weldenkende mensen, als gezellige consumenten, maar als werkers: als mensen die zichzelf genoodzaakt zien hun arbeid te verkopen op de markt, of anders de gevolgen te ervaren. De verschillen tussen het hoe en waarom van die arbeid vallen weg als je je rekeningen niet kunt betalen, en zelfs als je dat wel kan, je je steeds moet afvragen: tegen welke prijs? Je baas is een secreet en je ziet je vrienden nooit. In Jacobin gaat het veel over werk, niet omdat we werk zo leuk vinden, maar omdat het voor het grootste deel van de mensen dé dominante factor in hun leven is. Laten we elkaar aanspreken als werker, zodat we het met elkaar kunnen hebben over hoe we die rol kunnen veranderen. Over hoe we een wereld bereiken waar we alleen werken voor wat we echt nodig hebben, zodat we ruimte overhouden voor alles dat het leven de moeite waard maakt.
Hannah van Binsbergen is hoofdredacteur van Jacobin Nederland.