Search
Close this search box.

De kluseconomie: voor uitbuiting, klik ‘aanvaard’; Een interview met Tim Christiaens

Je leest niet anders dan dat platformbedrijven zoals Uber het grootkapitaal dienen. Maar kan dat ook anders? Volgens Tim Christiaens kunnen coöperatieve platformen een belangrijke rol spelen in de sociale strijd.

Jacobin #1 over Zorgen komt uit.
Abonneer je voor €30 en ontvang hem in Mei.

In augustus schreef Uber voor het eerst in zijn bestaan geen rode cijfers, maar de geboekte winst gaat gepaard met fikse uitbuiting en ondermijning van werkersrechten. Het bedrijf staat symbool voor de platformeconomie – en voor de bijbehorende methodes om sociale lasten te omzeilen. Maar kan platformisering niet ook iets ánders dienen dan alleen het grootkapitaal? Volgens Tim Christiaens, universitair docent filosofie aan Tilburg University, hebben coöperatieve platforms de potentie om betere werkomstandigheden te creëren en kunnen ze een vangnet bieden aan werkers zonder papieren. Daarnaast maken ze het voor werkers mogelijk om de productiemiddelen zelf te beheren, zo betoogt hij.  

De laatste jaren is veel kritiek geleverd op economische analyses die vooral technologische ontwikkeling centraal stellen, maar weinig oog hebben voor de sociale krachten die aan de basis daarvan liggen. Terwijl er enkele jaren geleden nog utopische voorstellen werden gedaan voor volautomatisch luxecommunisme, wordt deze techno-optimistische visie nu in twijfel getrokken. Zo benadrukt Aaron Benanav bijvoorbeeld dat onze weg naar het socialisme vooral zou moeten gaan over het herinrichten van de sociale relaties. Volautomatisch luxecommunisme is dan misschien een illusie, maar nieuwe technologieën kunnen wel degelijk een belangrijke rol spelen in de sociale strijd. Dit is althans het perspectief dat Tim Christiaens ontvouwt in zijn nieuwe boek De kluseconomie: voor uitbuiting, klik ‘aanvaard’

Er zijn veel boeken geschreven over de kluseconomie en er is volop media-aandacht voor de slechte, zo niet mensonterende, werkomstandigheden bij bedrijven als Amazon, Deliveroo en pakketdiensten. Wat ontbreekt er in deze verhalen en waarom is juist op dit moment een boek over de platformeconomie van belang?

Er is inderdaad al best wat geschreven over de kluseconomie. Maar de media berichten er vooral episodisch over: als er een groot schandaal naar buiten komt, staan de krantenpagina’s er even vol van, waarbij de aandacht dan vooral uitgaat naar de negatieve aspecten van de kluseconomie. Begrijpelijk, want de problemen zijn ook groot. Kluswerkers worden stelselmatig uitgebuit en leveren allerlei vormen van onbetaalde en emotionele arbeid die doorgaans niet gevraagd wordt van iemand die in loondienst werkt. Daarnaast worden ze structureel aangezet tot steeds harder en langer werken. Maar als je alleen alle problemen opsomt, zoals de kranten doen, dan help je daarmee kluswerkers nog niet. Bovendien vervliegt de aandacht van de media zodra er een nieuwe, andere crisis opduikt. Het nadeel van dit soort steekvlamjournalistiek is dat mensen overweldigd worden door alle onrecht in de kluseconomie, zonder tijd te krijgen om oplossingen te overwegen. Waar willen we met de arbeidsmarkt naartoe? Hoe willen we werk de komende tien, twintig jaar vormgeven? En welke strategieën moeten we daar nu al voor beginnen te bouwen?  

Worden die vragen dan nooit gesteld in de kranten?

Al tien tot vijftien jaar wordt er uitstekend geschreven over digitale platformen en de digitalisering van werk. Maar het merendeel van die artikelen staat, jammer genoeg, achter een paywall en is vooral bedoeld voor een academisch publiek. Waardevolle kennis over de toekomst met duidelijke relevantie voor het publieke debat, gaat daardoor verloren. Bovendien ligt de focus in universitair onderzoek vaker op het bekritiseren van de status quo dan op mogelijke concrete oplossingen. 

Daarbij komt dat academische artikelen vaak terughoudend zijn. Het is veiliger om minder gewaagde voorstellen te doen met het oog op een wetenschappelijke publicatie. Maar politiek werkt niet zo. Daarin speculeer je over hoe je de wereld zou kunnen veranderen en verbeteren, waarbij succes nooit vooraf is gegarandeerd. In academische publicaties is er weinig ruimte voor de onzekerheden van echt politiek handelen. 

Een grote vraag binnen de bestudering van het platformkapitalisme is hoe deze bedrijven eigenlijk hun geld verdienen. Werkers zijn zelfstandigen en de apps van Uber en Deliveroo zijn gratis te downloaden. Het grootste raadsel is misschien wel dat Uber in augustus pas voor het eerst winst boekte sinds het bedrijf is opgericht. 

In het boek laat ik verschillende verdienmodellen zien. Sommige platformbedrijven werken met een abonnementsmodel, zoals Netflix en Spotify. Andere nemen een commissie op elke transactie die op hun platform plaatsvindt, zoals Uber en Amazon. Maar wat platformbedrijven vooral gemeenschappelijk hebben, is dat hun verdienmodel hoofdzakelijk is gericht op de monopolisering van data. Een bedrijf als Uber probeert een zo groot mogelijk deel van het stedelijk transport op het Uberplatform te krijgen, zodat het de alleenheerschappij heeft over de data die dat binnenbrengt. Met die data kan het bedrijf vervolgens gepersonaliseerde reclame aanbieden, maar ook bijvoorbeeld zelfrijdende auto’s trainen. 

Kwetsbare chauffeurs, die het inkomen niet kunnen missen, accepteren lagere prijzen en krijgen steeds minder loon aangeboden. Uber weet namelijk dat zij die slechtbetaalde ritten toch wel accepteren.

Een van de manieren waarop Uber er deze zomer in is geslaagd om eindelijk winst te boeken, is behoorlijk onheilspellend. Het is een strategie die draait om wat de Amerikaanse juriste Veena Dubal ‘algoritmische loondiscriminatie’ noemt. Uber houdt data bij over de prijzen die chauffeurs bereid zijn te aanvaarden. Kluswerkers die voor Uber rijden maar het geld niet hard nodig hebben en daarom alleen goedbetaalde ritten aannemen, krijgen steeds hogere lonen aangeboden. Terwijl kwetsbare chauffeurs, die het inkomen niet kunnen missen, lagere prijzen accepteren en hierdoor steeds minder loon krijgen aangeboden. Uber weet namelijk dat zij die slechtbetaalde ritten toch wel accepteren. Zo krijgen verschillende chauffeurs dus verschillend betaald voor dezelfde rit. Elk ‘chauffeursprofiel’ krijgt een loon dat nét hoog genoeg is om het aan het werk te houden, en geen cent meer. 

Dus als er al winst wordt geboekt, zit hem dat meer in de data dan in de kernactiviteit?

Het klopt dat de meeste platformbedrijven geen winst maken, althans tot nu toe. Maar door de druk van investeerders is dit aan het veranderen. Veel platformbedrijven zijn financieel ontzettend kwetsbaar. Toen de Nederlandse rechter in 2021 Deliveroo-koeriers classificeerde als werknemers in plaats van zzp’ers, heeft Deliveroo de Nederlandse markt verlaten. Iets gelijkaardigs gebeurde met het huishoudplatform Helpling, dat zich in Nederland failliet heeft verklaard in 2023, nadat de rechtbank hun platformwerkers had omgezet van een zelfstandigenstatuut naar dat van uitzendkrachten. 

Het juridische gevecht tegen de kluseconomie is vooral een gevecht tegen schijnzelfstandigheid. Dat moet ertoe leiden dat kluswerkers erkend worden als reguliere werknemers. In 2022 zijn er maatregelen genomen om schijnzelfstandigheid op te kunnen sporen, de Arbeidsdeal in België is hier een voorbeeld van. De Arbeidsdeal hanteert acht criteria aan de hand waarvan besloten wordt of er sprake is van schijnzelfstandigheid. De Europese Unie is momenteel ook bezig met soortgelijke maatregelen voor de gehele Europese arbeidsmarkt. Dit is volgens jou niet de juiste oplossing. Waar ligt de kern van het probleem wel?

Strijden voor een werknemersstatuut kan wel degelijk nuttig zijn, dus ik ondersteun die campagne zeker. Maar we moeten waakzaam zijn voor de mogelijke nadelen. Ten eerste zijn er heel wat mensen die hun platformwerk als een hobby beschouwen. De student die twee keer per maand voor Deliveroo rijdt om een uitstapje naar Amsterdam te betalen, of de verveelde huisgenoot die op de bank voor de tv een paar taken op Amazon Mechanical Turk afrondt tijdens de reclame, zitten niet meteen te wachten op een werknemersstatuut.

Zal Deliveroo nog steeds een oogje dichtknijpen voor illegale migranten op het platform als het bedrijf als werkgever juridisch verantwoordelijk gehouden zou kunnen worden voor personeel dat in dienst is?

Ten tweede zijn voltijds platformwerkers ook niet altijd fan van het werknemersstatuut. Bij Deliveroo bijvoorbeeld werken veel mensen zonder papieren. Zij huren een officieel account van iemand anders. Deliveroo controleert dit momenteel bijzonder weinig, omdat het weigert de verantwoordelijkheden van een werkgever op te nemen.

Als wij het statuut van kluswerkers strenger juridisch reguleren, dan dreigen deze mensen echter buiten de boot te vallen. Zal Deliveroo nog steeds een oogje dichtknijpen voor illegale migranten op het platform als het bedrijf als werkgever juridisch verantwoordelijk gehouden zou kunnen worden voor personeel dat in dienst is? En als we nu al weten hoe onethisch bedrijven als Deliveroo en Uber zich gedragen ten opzichte van kluswerkers, is het dan wel een goed idee om die bedrijven extra macht te geven door hen officieel werkgever te maken? Tot slot kunnen er onbedoelde neveneffecten gekoppeld zijn aan het werknemersstatuut. Zoals ik daarnet zei, is Helpling failliet gegaan toen de rechtbank een nieuwe classificatie oplegde voor de medewerkers. De huishoudhulpen van dit platform stonden bijgevolg op straat. Platformbedrijven ‘wegreguleren’ creëert niet automatisch andere, betere jobs voor kluswerkers. Veel Helplingmedewerkers belandden in werkloosheid of gingen zwartwerken, niet bepaald een verbetering van hun lot.

Daarom pleit ik voor een soort plan B: het geheel omgooien van onze benadering van arbeid, van werkgever- en werknemerschap, om zo de kluswerkers op te vangen. De strijd voor het werknemersstatuut zal veel platformbedrijven in financiële problemen brengen. We moeten daarop anticiperen en betere banen alvast beschikbaar stellen. Coöperatieve platformen kunnen daarin een oplossing bieden. Kluswerkers kunnen dan overschakelen naar coöperaties wanneer klassieke platformbedrijven in moeilijkheden komen. Toen Deliveroo bijvoorbeeld uit Nederland vertrok, hadden een aantal maaltijdkoeriers het coöperatief platform BestellenBij reeds opgericht. Dit had het potentiëel om koeriers op te vangen die net hun baan verloren waren.

Je benadrukt dat nostalgie naar het naoorlogse sociaal compromis niet gepast is. Zo schrijf je dat ‘het fordisme afhankelijk [was] van structurele uitbuiting van vrouwen, migranten en koloniale gebieden.’ Kunnen nieuwe technologieën bijdragen aan een ander economisch model, dat de nadelen van het fordisme zou kunnen omzeilen?

Het klassieke model van sociale welvaart had een aantal zeer aantrekkelijke eigenschappen, maar die waren niet voor iedereen toegankelijk. De welvaart in het mondiale noorden werd vaak gerealiseerd met koloniale grondstoffen, goedkope arbeid van migranten en het gratis werk van huisvrouwen. Het is onzeker of dit maatschappijmodel ooit gewerkt zou hebben zonder die onzichtbare vormen van uitbuiting. Bovendien bleek het compromis tussen arbeid en kapitaal zelf ook instabiel. Arbeiders verzetten zich tegen het monotone werk van de fordistische fabrieken en kapitalisten vonden dat hun investeringen in industriële groei te weinig opbrachten. Nostalgie naar het fordisme is begrijpelijk voor de sociale groepen die hiervan geprofiteerd hebben, maar ik denk niet dat het voor herhaling vatbaar is. Dat betekent niet dat we nu moeten wanhopen alsof elke politieke vooruitgang voortaan onmogelijk is. In plaats van terug naar het verleden, moeten we op zoek naar nieuwe alternatieven. 

We mogen de emancipatoire belofte van het internet niet zomaar vergeten.

Nieuwe technologieën kunnen hierbij helpen. We zijn het haast vergeten na jaren van krantenberichten over online polarisatie, fake news en filterbubbels, maar tot tien jaar geleden was de berichtgeving over sociale media en het internet overwegend positief. Het internet zou communicatie en kennis democratiseren, de Arabische Lente werd onthaald als ‘de Twitterrevolutie’. Daar is achteraf terecht kritiek op gekomen, maar we mogen die emancipatoire belofte niet zomaar vergeten. De mogelijkheden voor burgerbewegingen om zichzelf te organiseren zonder zich te onderwerpen aan centraal gezag, zijn inderdaad serieus toegenomen. Een magazine als Jacobin zou nooit mogelijk zijn geweest als de media nog gedomineerd werden door krantenconcerns of televisiekanalen. De kosten om een nieuwskanaal te starten, zijn enorm gedaald sinds de komst van het internet.

Ook in de kluseconomie kan technologie niet enkel gebruikt worden om kluswerkers te onderdrukken of uit te buiten, maar ook om hen te helpen. Platformtechnologieën worden nu alleen ontwikkeld door bedrijven die technologie gebruiken om lonen te drukken, werkers vervangbaar te maken of de werkdruk te verhogen. Alle kritiek op het gebruik van technologie en algoritmisch management is dus terecht en ik wijd meerdere hoofdstukken in het boek aan deze problemen.

Zijn er voorbeelden van platformtechnologieën die werkers hebben geholpen?

Het eerste voorbeeld dat me te binnen schiet, is Dynamo. Dat is een communicatieplatform ontwikkeld door onderzoekers en werkers van het klikwerkplatform Amazon Mechanical Turk (AMT). De arbeidsvoorwaarden voor AMT-werkers zijn ronduit verschrikkelijk en de lonen onvoorstelbaar laag. Maar een collectief van activisten heeft een communicatieplatform gebouwd waarop AMT-werkers veilig met elkaar kunnen overleggen over het opzetten van campagnes om hun rechten op te eisen. In 2014 gebruikten activisten Dynamo om Jeff Bezos’ persoonlijke e-mailadres te overspoelen met klachtenbrieven. Bezos had in de media namelijk gepocht over hoe bereikbaar hij wel niet was voor zijn personeel via e-mail. AMT-werkers hadden echter een andere ervaring: wanneer zij problemen hadden, werden zij van helpdesk naar chatbot gestuurd zonder ooit een oplossing te vinden. AMT heeft vervolgens diepgaande aanpassingen aan het betalingssysteem moeten aanbrengen om de klachten te doen stoppen. Het succes van de campagne toont het potentieel van platformtechnologie om het lot van kluswerkers substantieel te verbeteren.

Nog verder gaat CoopCycle: een federatie van coöperatieve koeriersplatformen verspreid over de hele wereld. Lokale arbeiderscoöperatieven van maaltijdbezorgers kunnen zich aansluiten bij de federatie, vervolgens biedt CoopCycle de codes om een bezorgplatform op te zetten én datawetenschappers om die code aan te passen aan de specifieke behoeften van de coöperatie. Hier heb je hetzelfde platform als bij bijvoorbeeld Deliveroo, maar kluswerkers krijgen zelf de controle over hoe de app ontworpen is en over de manier waarop die app hun werk coördineert. 

Bieden coöperatieve platforms dan een nieuw pad naar een socialistische toekomst? 

In eerste instantie blijft mijn pleidooi hier beperkt tot een strategie voor de kluseconomie in enge zin. Coöperatieven bieden daarbinnen, denk ik, de beste kans om werkers zelf rechtstreeks controle te geven over hun werkomstandigheden. Momenteel is de coöperatieve economie nog best klein, maar er is wel veel groeipotentieel. In Own this! How Platform Cooperatives Help Build a Democratic Internet beschrijft de Amerikaanse activist Trebor Scholz de Self-Employed Women’s Association (SEWA) in India. Dit is een soort coöperatieve vakbond die zich toespitst op de rechten van alleenstaande armere vrouwen. Het initiatief begon als een klassieke vakbond, maar groeide uit tot een organisatie met veel subafdelingen door telkens nieuwe problemen voor leden aan te kaarten. Op een gegeven moment merkte men bijvoorbeeld dat leden die een zelfstandig bedrijfje wilden starten, moeite hadden om het nodige krediet te verkrijgen bij banken of geldleners. Ze konden de contracten niet lezen of werden niet kredietwaardig bevonden. SEWA zette toen een eigen coöperatieve bank op om de leden verder te helpen. Hetzelfde gold voor ziektekostenverzekeringen; gemarginaliseerde vrouwen konden die vaak niet betalen. SEWA zette een eigen ziektekostenverzekering op om een antwoord te bieden op de problemen die de leden ervoeren. Dit soort stapsgewijze uitbreiding staat niet gelijk aan een plotsklapse revolutie, maar het bouwt wel mee aan kleine niches van menselijke vrijheid en geeft die de ruimte om te groeien.

Dat sluit echter niet uit dat in andere sectoren misschien andere oplossingen meer voor de hand liggen. Ik denk dat bijvoorbeeld lokaal verankerde coöperatieven niet onmiddellijk de meest logische instrumenten zijn om sociale media democratischer te besturen. Sociale media werken op zo’n grote schaal en vereisen zo veel datakracht, dat het democratiseren van sociale media misschien beter via de overheid zou werken. Als het publieke debat toch al grotendeels plaatsvindt op sociale media, dan moeten die misschien maar onttrokken worden aan private eigenaren en werkelijk eigendom van het volk worden.

Enerzijds bieden coöperatieve platformen werkers nieuwe mogelijkheden om zich te organiseren. Daarentegen laat jij ook zien dat sociale relaties de afgelopen decennia radicaal zijn veranderd. We leven niet meer in het tijdperk van het naoorlogse sociale compromis van hoge salarissen en economische groei. Dat heeft ook implicaties voor linkse politiek. Links moet zich dan niet meer vastklampen aan verouderd strategisch gedachtegoed waarin de arbeider een revolutionair subject was. Als de revolutie niet meer in de fabriek plaats zal vinden, wat is dan het alternatief? 

Ik zie vandaag geen enkele maatschappelijke groep die zichzelf als een proletariaat in marxistische zin zou kunnen organiseren om de kapitalistische fabrieken en de staat te veroveren, en deze om te vormen in een democratische planeconomie. Wat zou dat in de hedendaagse platformeconomie betekenen? Een fabriek bevindt zich op een duidelijk gelokaliseerde plaats, waaromheen arbeiders verenigd zijn die elke dag samenkomen. Daar kan je dus een arbeidersklasse als eenvormig revolutionair subject organiseren om fabrieksgebouwen te bezetten. Maar waar begin je als je bijvoorbeeld Deliveroo zou willen bezetten? Waar bevindt dat bedrijf zich? Op het hoofdkwartier in Londen, of in datacenters verspreid over de hele wereld? Of zit Deliveroo misschien in de cloud, en hoe moeten we die dan bezetten? Ik maak er nu een karikatuur van natuurlijk, maar mijn punt is dat politieke strategieën slechts zinvol zijn binnen een specifieke economisch-maatschappelijke politieke context. Het is belangrijker om te kijken naar die context en wat daarin mogelijk is, dan blind trouw te blijven aan klassieke theorieën.

Wat Marx’ voorstellen in de negentiende eeuw interessant maakten, was dat ze inspeelden op reële vermogens die in de krachtsverhoudingen van dat moment aanwezig waren, en dat ze gebruikmaakten van de toen beschikbare machtsinstrumenten. In plaats van zijn denkschema’s vandaag simpelweg te herhalen, zouden we moeten kijken naar de krachtsverhoudingen en emancipatoire kansen die het huidige tijdsgewricht ons biedt. Welke reële kansen voor emancipatie zijn er zichtbaar in de politieke economie van vandaag? Coöperatieve platformen vormen daarin een initiatief dat inspeelt op de werkelijk aanwezige vermogens van kluswerkers om zichzelf te organiseren. Dat is ook al geregeld gelukt. Ik kijk liever naar dit soort projecten, want ik geloof niet zozeer in een miraculeuze wereldrevolutie waarin het proletariaat voor eens en voor altijd de klassenstrijd zal opheffen. Ook met coöperatieve platformen worden werkers rechtstreeks in staat gesteld om de productiemiddelen van hun eigen arbeid te bezitten en beheren.

Tim Christiaens is universitair docent filosofie aan Tilburg University. Zijn boek De kluseconomie. Voor uitbuiting: klik ‘aanvaard’ verscheen in 2023 bij uitgeverij EPO.

Solange Manche promoveert aan de Universiteit van Cambridge in Franse politieke theorie en woont in Parijs.

Abonneer je voor €20 en krijg toegang tot alle artikelen of voor €30 en ontvang dit jaar twee nummers op papier