Aan de vooravond van de Mars naar Washington in 1963 vroeg Martin Luther King Jr. zijn medewerkers om advies over de toespraak die hij de volgende dag zou houden. ‘Je moet dat stuk over “I have a dream” niet gebruiken,’ zei Wyatt Tee Walker tegen hem. ‘Het is afgezaagd, het is cliché. Je hebt het al te vaak gebruikt.’
King had die regels inderdaad al een paar keer eerder gebruikt. Ze kwamen voor in een toespraak een week eerder tijdens een geldinzameling van de National Insurance Association [de grootste verzekeringsmaatschappij voor bedrijven van Zwarte Amerikanen opgericht in 1921, red.] in Chicago, en een paar maanden daarvoor tijdens een grote bijeenkomst in Detroit. Zoals de meeste van zijn toespraken waren beide goed ontvangen. Maar geen van beide werd als bijzonder gedenkwaardig beschouwd.
Hoewel King tegen die tijd een nationaal politiek figuur was, hadden relatief weinig mensen buiten de Afro-Amerikaanse kerk en de burgerrechtenbeweging een hele toespraak van hem gehoord. Door de drie televisienetwerken die live verslag deden van de ‘March for Jobs and Freedom,’ het grootste evenement in zijn soort in de geschiedenis van de VS, zou dit het moment zijn waarop King zich aan de natie voorstelde. Hij wilde een toespraak die bij die gelegenheid paste.
In de lobby van het Willard Hotel in Washington vroeg King zijn team om ideeën. Walker was een van de vele bijdragers. ‘De suggesties kwamen er gewoon uit,’ herinnert Clarence Jones zich, die de definitieve versie schreef. ‘“Waarom doen we niet zus,” “Volgens mij moet je gewoon zo,’” Na een paar uur bedankte King hen voor hun inbreng. ‘Ik ga nu naar mijn kamer om te overleggen met mijn Heer,’ zei hij. ‘Ik zie jullie morgen weer.’ Toen een van zijn adviseurs later die avond naar zijn kamer kwam, had hij sommige woorden drie of vier keer doorgestreept. King ging rond 4 uur ’s nachts slapen.
Een paar uur later wandelde Bayard Rustin, de organisator van de mars, met zijn team de National Mall op [het parkachtige gebied tussen het Capitool en het Washington Monument, red.]. Hij trof daar meer beveiligers en journalisten dan demonstranten. Later die ochtend kondigde een lokale verslaggever aan: ‘Er lijken niet veel mensen te komen opdagen. Het ziet er niet naar uit dat het veel gaat worden.’ De beweging had hoge verwachtingen van een grote opkomst en had oorspronkelijk een doel van 100.000 mensen gesteld. Alleen al op basis van de reserveringen voor bussen en treinen dachten ze dat ze wel in de buurt van dat aantal zouden moeten komen. Maar toen de ochtend aanbrak, werden de zenuwen er niet minder op.
Verslaggevers ondervroegen Rustin over wat de gevolgen zouden zijn voor de mars en de burgerrechtenbeweging als de menigte kleiner zou uitvallen dan verwacht. Rustin haalde met zijn kenmerkende theatrale air een rond zakhorloge uit zijn broek en wat papieren uit zijn jas. Terwijl hij eerst het papier en toen het horloge bestudeerde, wendde hij zich tot de verslaggevers en zei: ‘Alles ligt precies op schema.’ Het papier was blanco.
Naarmate de ochtend vorderde, nam de bezorgdheid van de organisatoren af. Demonstranten uit het hele land stroomden binnen, en transformeerden de hoofdstad. De eerste officiële ‘Freedom Train’ kwam om 8.02 uur vanuit Pittsburgh aan op het Union Station in Washington, schrijft Charles Euchner in Nobody Turn Me Around: A People’s History of the 1963 March on Washington. Al snel kwamen er elke vijf tot tien minuten nieuwe treinen binnen. Op het hoogtepunt van de stroom passeerden tienduizend mensen het station in twintig minuten, terwijl er honderd bussen per uur door de Baltimore Harbor Tunnel reden. Tegen 10 uur ’s ochtends stond de monumentale omvang van de mars als een paal boven water.
‘We waren omgeven door een kolkende zee van menselijkheid,’ schreef John Lewis, een jonge burgerrechtenleider die de menigte die dag toesprak. ‘Tienduizenden mensen stroomden het Union Station uit en vulden Constitution Avenue van stoep tot stoep. Het was echt ongelooflijk, het meest ontzagwekkende wat ik ooit in mijn leven had gezien. Ik weet nog dat ik dacht: Daar gaat Amerika.’
Zangers, onder wie Joan Baez, Bob Dylan, Josh White, Odetta en Peter, Paul en Mary vermaakten de menigte. Betogers hadden zelfgemaakte borden bij zich met allerlei eisen en stellingen. ‘Paarden hebben hun eigen televisieshows. Honden hebben hun eigen televisieshows. Waarom kunnen zwarten niet hun eigen shows hebben?’ stond er op één. ‘Geen geld van de VS om Jim Crow te steunen,’ stond er op een andere. Op nog een andere stond te lezen: ‘Ons lichaam in beweging, ons leven op het spel, wij eisen geestelijke vrijheid.’
‘Laten we niet zwelgen in het dal der wanhoop’
Rustin had de sprekers die dag slechts vijf minuten spreektijd per persoon gegeven, en dreigde hen van het podium te trekken als hun tijd om was. Toch gingen ze er allemaal ver overheen, en vanwege de vochtige hitte — om 12 uur was het ruim dertig graden — begon de stemming te verslappen.
King was de laatste spreker. Tegen de tijd dat hij het podium bereikte, was een deel van de menigte al vertrokken. ‘Je had toen nog geen Jumbotron-schermen, zeg ik altijd tegen mijn studenten,’ vertelt Rachelle Horowitz, die als jonge activiste het vervoer naar de mars medeorganiseerde. ‘Mensen konden alleen een stipje in de verte zien, en daar luisterden ze naar.’
Niet iedereen die achterbleef kon hem goed verstaan, maar degenen die dat wel konden, waren volledig in de ban van zijn woorden. ‘Ga terug naar Mississippi, ga terug naar Alabama, ga terug naar South Carolina, ga terug naar Georgia, ga terug naar Louisiana, ga terug naar de sloppenwijken en getto’s van onze noordelijke steden, in de wetenschap dat deze situatie hoe dan ook kan en zal worden veranderd,’ zei King alsof hij aan het afronden was. ‘Laat we niet zwelgen in het dal der wanhoop, zeg ik jullie vandaag, mijn vrienden.’
Toen greep hij het spreekgestoelte beet, en legde zijn voorbereide tekst opzij. ‘Terwijl hij voorlas uit zijn tekst, stond hij er als een docent,’ vertelde Jones. ‘Maar vanaf het moment dat hij die tekst opzijlegde, nam hij de houding aan van een predikant.’ Jones draaide zich om naar de persoon die naast hem stond en zei: ‘Deze mensen weten het niet, maar ze staan op het punt om naar de kerk te gaan.’
Hier en daar klonk er applaus tijdens de gewichtige stilte die King liet vallen.
‘Dus ook al stellen vandaag en morgen ons voor moeilijkheden, ik heb nog steeds een droom.’
‘Ah nee toch,’ zei Wyatt Walker, die ook in de menigte op de Mall stond. ‘Hij gaat de droom gebruiken.’
Waarom weten we het nog?
Martin Luther King heeft in zijn leven veel toespraken gehouden. In 1963 alleen al waren het er minstens 350. Op de ‘March on Washington’ en op vele andere gelegenheden zijn er talloze speeches gegeven over burgerrechten. Maar wat maakte deze toespraak zo historisch? En wat maakt hem goed? Waarom herinneren we ons deze toespraak? Hoe herinneren we hem? Wat is het dat we ons graag herinneren? En wat zijn we liever vergeten?
Toen King in 1968 in Memphis werd vermoord, was zijn populariteit niet bijzonder groot, en had de toespraak nog niet de legendarische status verworven die hij nu heeft. Zowel King zelf als deze toespraak hadden de weg kunnen gaan van vele grote leiders en toespraken en, in de woorden van de Uruguayaanse schrijver Eduardo Galeano, uit het lichaam van de geschiedenis ‘geamputeerd’ kunnen worden .
Het gedeelte over de ‘droom’ is het meest memorabele onderdeel van de toespraak, maar het was niet opgenomen in de voorbereide tekst van King. Zou de toespraak op dezelfde manier herdacht worden, of überhaupt, als King die spontane wending niet had genomen?
Het was niet het enige meeslepende refrein in de redevoering. Aan het begin van zijn toespraak sprak hij over het niet nakomen van de beloften van de Verenigde Staten aan Afro-Amerikanen:
In zekere zin zijn we naar de hoofdstad van onze natie gekomen om een cheque te innen. […] een belofte […] voor ‘leven, vrijheid en het nastreven van geluk’, geschreven door de opstellers van de Grondwet en de Onafhankelijkheidsverklaring.
Hij stelde dat het land heeft betaald met een ongedekte cheque, en zijn belofte niet is nagekomen.
We weigeren te geloven dat er onvoldoende geld is in de grote kluizen der mogelijkheden die deze natie rijk is,’ zegt hij. ‘Dus zijn we gekomen om deze cheque te innen – een cheque die ons op verzoek de rijkdom van vrijheid en de veiligheid van gerechtigheid zal geven.
Dan, helemaal aan het einde, schakelt hij over naar een motief dat hij ontleende van het negentiende-eeuwse patriottische lied ‘My Country ‘Tis of Thee,’ in het bijzonder de laatste regel van het eerste couplet: ‘Let freedom ring.’ Beginnend bij het meer liberale Noorden, neemt hij het publiek mee op een beeldende tour door de Verenigde Staten, waarbij hij hen oproept om de vrijheid te laten klinken van ‘de wonderbaarlijke heuveltoppen van New Hampshire […] tot de gewelfde hellingen van Californië.’ Tenslotte neemt hij een donkere wending naar het Zuiden, waar hij onder meer stilstaat bij ‘elke heuvel en molshoop in Mississippi’, een staat die hij eerder beschreef als ‘zinderend in de hitte van onrechtvaardigheid.’
Hoewel geen van beide passages zo lang is als het ‘I have a dream’-gedeelte, zijn ze allebei betekenisvol en beeldend. ‘Zelfs de manier waarop er naar deze toespraak wordt verwezen vertelt je alles wat je moet weten over wat mensen zich willen herinneren,’ vertelde Jack O’Dell, een van Kings vroegere medewerkers. ‘Niemand noemt het ooit de “bad check” speech.’
De andere King
De meeste mensen die Martin Luther King Jr. en zijn werk kennen, geloven dat hij minstens één andere van zijn toespraken evenveel of misschien wel meer historische aandacht verdient dan de speech tijdens de ‘March on Washington.’ ‘Ik vind de toespraak die hij vier jaar later in de Riverside Church in New York hield, wat betreft toon en inhoud verreweg de beste die hij in zijn leven hield,’ stelt Lewis. ‘Hij veroordeelde daar de oorlog in Vietnam en sprak over de Verenigde Staten als de grootste verspreider van geweld in de wereld.’
Maar als we zouden klagen dat andere grote toespraken van King of de andere delen van de Washington speech ontbreken in het publieke bewustzijn, dan zouden we het collectieve geheugen verwarren met iets dat niet selectief en voorwaardelijk is. Om King te eren als een strijder tegen de oorlog zou Amerika in het reine moeten komen met zijn militaristische impulsen. Op dezelfde manier wijst de metafoor van ‘de ongedekte cheque’ zowel op de materiële erfenis van racisme als de materiële remedie van antiracisme — een uitdaging die het land nog maar nauwelijks onder ogen ziet.
Het vereren van zijn toespraak tijdens de ‘March on Washington’ met de droompassage houdt echter een positieve (zij het metaforische) diagnose in stand voor een schijnbaar chronische kwaal — Amerikaans racisme. Als zodanig is het een zeldzaam gegeven — een optimistische toespraak over racisme die de wanhopige omstandigheden erkent die het noodzakelijk maakten om het te adresseren, en toch hoop, patriottisme, humanisme en strijdbaarheid uitstraalt.
Wat deze woorden zo sterk maakt als het gaat om hun brede aantrekkingskracht, is dat ze wat betreft diepgang nogal zwak zijn. De toespraak wordt voor een groot deel zo gewaardeerd omdat de interpretaties van wat King zei zo uiteenlopen. In 2010, op de 47ste verjaardag van de toespraak, hield mediapersoonlijkheid en Tea Party-favoriet Glenn Beck de bijeenkomst ‘Restoring Honor’ bij het Lincoln Memorial, waarbij hij een menigte van ongeveer 90.000 mensen vertelde dat ‘de man die op deze trappen stond […] zijn leven gaf voor het recht van iedereen om een droom te hebben.’ Krap een jaar later opende de zwarte Republikeinse presidentskandidaat Herman Cain zijn toespraak voor de Southern Republican Leadership Conference met de woorden ‘I have a dream.’
Het maakt sommige zwarte intellectuelen en activisten wantrouwig om te zien hoe dit soort figuren elementen uit de speech uit hun context rukken om wetgeving rondom burgerrechten aan te vechten. ‘De toespraak wordt willens en wetens verkeerd geïnterpreteerd,’ vertelt Vincent Harding, die lange tijd bevriend was met King. ‘Mensen pikken de stukken eruit die het minste onderzoek vereisen, de minste verandering, de minste moeite.’
‘Geen einde, maar een begin’
In de toespraak beweert King: ‘1963 is geen einde, maar een begin.’ Als het gaat om massaal, populair, niet-raciaal activisme tegen Jim Crow zou het het begin van het einde blijken te zijn – een cruciale, baanbrekende mijlpaal in het streven naar sociale rechtvaardigheid.
Tientallen jaren later is het duidelijk dat de burgerrechtenbeweging met het uitbannen van wettelijke segregatie — niet van racisme, maar van formele, wettelijk vastgelegde discriminatie — de laatste morele overwinning in Amerika heeft behaald waarover nog steeds consensus bestaat.
Hoewel de strijd tegen segregatie bitter en verdeeld was, voert niemand vandaag de dag nog serieus campagne voor de terugkeer ervan. Niemand rouwt openlijk om de ondergang van formele discriminatie. De aantrekkingskracht van de toespraak ligt in het feit dat deze, ongeacht de interpretatie, de meest welsprekende, poëtische, compromisloze en publieke verwoording van die overwinning blijft.
Gary Younge is hoogleraar sociologie aan de Universiteit van Manchester, essayist en auteur van meerdere boeken waaronder ook The Speech: The Story Behind Dr. Martin Luther King Jr.’s Dream.
Vertaling: Hannah van Binsbergen