Search
Close this search box.

Het Libanese systeem: een waarschuwing tegen zwaar geprivatiseerde gezondheidszorg 

Libanon wordt wel ‘het ziekenhuis van het Midden-Oosten’ genoemd, maar het zwaar geprivatiseerde en ziekenhuisgerichte zorgsysteem stelt privébelangen boven het welzijn van de bevolking. Toen het systeem in 2019 onvermijdelijk instortte, beroofde het de precaire samenleving van gezondheidszorg. 
Illustratie: Thomas van Gaalen

Jacobin #1 is uit.
Abonneer je voor €30 en we sturen hem op.

Terwijl de wereldwijde oorlogsmachine duizenden Palestijnen het leven ontneemt, bevindt Libanon zich sinds 8 oktober 2023 in een staat van open conflict met Israël. Deze situatie heeft Libanon in twee tijdzones opgedeeld: in het zuiden woedt de oorlog, worden burgers afgeslacht en raken dorpen verlaten, terwijl in Beiroet en omgeving de oorlog wordt ontkend, net als de voortdurende economische ineenstorting van 2019. Een dualiteit die aan de jaren negentig doet denken, toen Zuid-Libanon onder directe Israëlische bezetting stond. Destijds werden verzetsstrijders in het zuiden aan hun lot overgelaten; ze streden voor de bevrijding van een land dat door de centrale regering in Beiroet de facto was verwaarloosd en afgestaan. De regering had het namelijk te druk met privatiseren en neoliberaal beleid uitrollen. Deze modus operandi – noodsituaties negeren en halsstarrig vasthouden aan neoliberalisme – zou de rode draad worden van Libanees beleid, en ook van de Libanese gezondheidszorg. 

Tussen oktober en december 2023 voerde Israël 1.768 aanvallen uit op 91 dorpen in Zuid-Libanon. 6,37 miljoen vierkante meter bos en landbouwgrond verbrandde. Ondanks de aankondiging van een noodplan voor de gezondheidszorg in november 2023 hebben 64.053 ontheemde en gewonde personen in het zuiden nog steeds geen enkele bijstand van de overheid ontvangen. Dit laat zowel de historische marginalisatie van de regio’s buiten Beiroet als de disproportionele macht van de particuliere gezondheidssector zien. De particuliere gezondheidszorg negeert de oorlog op dezelfde manier als waarop ook de COVID-19-pandemie ontkend werd: winstmarges gaan boven de aanpak van nationale noodsituaties. 

In 2019 gingen zowel de private als publieke sector in Libanon failliet tijdens een economische crisis die door de Wereldbank werd omgeschreven als een van de ergste sinds de negentiende eeuw. 80% van de bevolking kwam onder de armoedegrens terecht, 40% van de artsen verliet het land en de gezondheidssector functioneerde op slechts 50% van zijn capaciteit. Dit moedigde de uitbreiding van de private ziekenhuissector echter alleen maar aan, aangezien deze nog steeds 85% van de gezondheidszorg in het land monopoliseert. 

In 2020 eisten demonstranten van de staat dat ze hun medische rekeningen bij privéklinieken konden betalen, in plaats van de kwaliteit van de zorg in publieke ziekenhuizen te willen verbeteren of een universele ziektekostendekking af te dwingen.

De huidige erbarmelijke staat van de Libanese gezondheidszorg is geen onvoorziene tragedie, maar een onvermijdelijk gevolg van de lange en controversiële geschiedenis van deze sector. In het naoorlogse tijdperk dat na het einde van de burgeroorlog van 1990 begon, kwamen de staat en de economische elite met een slogan op de proppen die Libanon beschreef als ‘het ziekenhuis van het Midden-Oosten’. Het publiek aanvaardde dit als de waarheid. En ze klopte inderdaad, maar niet omdat de Libanese samenleving een toonbeeld van goed gezondheidsbeleid was – integendeel. Libanon had het complexe beleid en de veelzijdige infrastructuur die nodig zijn om de gezondheid van een samenleving te bevorderen, kunnen simplificeren tot privéklinieken die grote sommen geld uitgaven aan de behandeling van acute en chronische ziekten.

Ze richtten zich echter niet op het voorkomen van ziekten. En ook het publieke beleid om ziekten te voorkomen door bijvoorbeeld milieuvervuiling tegen te gaan, screening en gezondheidsbewustzijnscampagnes te organiseren en toegankelijke, betaalbare eerstelijnszorgcentra in te richten, werd tot een minimum beperkt. Toch werd de mythe van Libanon als ‘het ziekenhuis van het Midden-Oosten’ zodanig algemeen aanvaard dat, na de crisis van 2019, de eisen van de bevolking voor beter toegankelijke zorg niet tegen de belangen van aandeelhouders en privéziekenhuizen ingingen. Zo eisten demonstranten in 2020 van de staat dat ze hun medische rekeningen bij privéziekenhuizen konden betalen, in plaats van de kwaliteit van de zorg in publieke ziekenhuizen te willen verbeteren of een universele ziektekostendekking af te dwingen. 

Een korte geschiedenis van ongelijkheid

Na de oprichting van Libanon door de Franse koloniale autoriteiten in 1920 werd de gezondheidszorg uitbesteed aan religieuze liefdadigheidsorganisaties. In 1961 bereikten armoede en ongelijkheid een dramatisch hoogtepunt; volgens de IRFED, een delegatie die vanuit Frankrijk was gestuurd om de Libanese regering te adviseren over ontwikkeling en planning, was 50% van de bevolking arm en leefde 9% in ‘erbarmelijke’ omstandigheden, terwijl de rijkste 4% meer dan 32% van het nationaal inkomen bezat. Economische ongelijkheid en sektarisch-politieke spanningen tussen ‘ge-europeaniseerde’ christenen en pan-Arabische moslims mondden in 1958 uit in staatsgeweld, waarbij ook Amerikaanse mariniers betrokken waren. Na dit bloedige hoofdstuk kwam Fouad Chehab, de bevelhebber van de Libanese strijdkrachten, aan de macht. Hij voerde onmiddellijk campagnes van repressie, institutionele hervormingen en plattelandsontwikkelingen door, om verdere gewelddadige uitbarstingen van de toenmalige sociaaleconomische tegenstellingen te voorkomen. Tijdens zijn mandaat werden er openbare ziekenhuizen gebouwd in landelijke gebieden. Ook werden er verzekeringsfondsen opgericht, zoals de Civil Servants Cooperative (CSC) en het National Social Security Fund (NSSF). Deze boden gezondheidsdekking en andere sociale voordelen aan sommige officiële werknemers in de openbare en private sector. 

De hervormingen van Chehab verbeterden de politieke vertegenwoordiging van de nieuwe middenklasse en ontlastte een deel van de armen. Maar ze waren bij lange na niet toereikend om de economische belangen van de koopman-kapitalisten van Beiroet in te tomen. Massale armoede bleef bestaan, met als gevolg grootschalige migratie van het platteland naar geïmproviseerde buitenwijken van Beiroet. In de jaren zeventig veranderden deze voorsteden in gordels van ellende en uiteindelijk werd hier de vonk van de burgeroorlog ontstoken. Deze burgeroorlog, waarbij een coalitie van linkse krachten en de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie tegenover rechtse christelijke milities stonden, begon in 1975 en duurde met tussenpozen vijftien jaar. 

Hoe geweld de zorg definieerde

Tijdens de oorlog werden de sociale en economische fundamenten van het hedendaagse Libanon gelegd. Geografisch viel het land uiteen; Beiroet werd oostelijk en westelijk verdeeld tussen wat je losjes kunt definiëren als linkse en rechtse milities, Zuid-Libanon werd bezet door Israël en het noorden en oosten van het land kwamen onder controle van het Syrische leger te staan. Bij barricades en checkpoints werd het verkeer van en naar de verschillende gebieden gecontroleerd of zelfs geblokkeerd. Tegelijk met deze geografische fragmentatie viel het staatsapparaat uiteen, dat bezweek onder het verlies van infrastructuur, gekwalificeerd personeel en belastinginkomsten, vooral na de verwoestende Israëlische invasie van 1982. Door de val van de staat konden de strijdende partijen volledige controle over hun grondgebied uitoefenen, met als gevolg dat de Libanese markt uiteenviel in afzonderlijke micro-economieën. Aan de milities gelieerde ondernemers konden zich hierdoor op lucratieve basisbehoeften richten: ze leverden bijvoorbeeld stroom via privégeneratoren of verdeelden water via privétanks.

Door het instorten van het overheidsbestuur werden de ziekenhuizen nauwelijks nog gecontroleerd, en hun declaraties bij publieke verzekeringsfondsen en het Ministerie van Volksgezondheid werden standaard betaald.

In de gezondheidszorg schoten geïmproviseerde ziekenhuizen van lage kwaliteit als paddenstoelen uit de grond. Ze werden opgericht door arts-ondernemers en verschenen veelal op willekeurige locaties, zoals in woonflats of zelfs in scheepscontainers. Ze richtten zich op kleine gemeenschappen en waren vooral goed in het binnenhalen van overheidsgeld – de kwaliteit van hun gezondheidsdiensten deed er een stuk minder toe. Door het instorten van het overheidsbestuur werden de ziekenhuizen nauwelijks nog gecontroleerd, en hun declaraties bij publieke verzekeringsfondsen en het Ministerie van Volksgezondheid (MoPH) werden standaard betaald. Zo vloeide het geld van de publieke schatkist rijkelijk naar privézakken toe, zeer winstgevende opbrengsten voor weinig tot geen inspanningen garanderend. Tussen 1971 en 1983 nam het aantal opnames in privéklinieken, opgericht uit publieke verzekeringsfondsen, met 4,6 keer toe. 

De hedendaagse Libanese gezondheidszorg heeft haar wortels in de jaren 80; de meeste ziekenhuizen die ook vandaag nog functioneren, zijn in die tijd opgericht. De werkwijze van deze instellingen om zo veel mogelijk overheidsgeld binnen te halen, ontstond ook in deze periode. Tegelijkertijd werd de publieke ziekenhuissector uitgekleed. Tegen het einde van de oorlog in 1990 was nog maar de helft van de 24 openbare ziekenhuizen functioneel. Hun bezetting bedroeg zelden meer dan 20 bedden.

Wederopbouw door onteigening

Tijdens Libanons naoorlogse ‘wederopbouwperiode’ institutionaliseerden voormalige militiefracties hun politieke en economische hegemonie over een markt die ze in consensus hadden verdeeld. Niemand vatte dit pact om een hele natie in te ruilen voor precaire stabiliteit beter samen dan premier Rafic Hariri: ‘We hebben civiele vrede gekocht met schulden.’ In deze periode werd de kiem gelegd voor de ineenstorting van Libanon in 2019. Publieke middelen voor gezondheidszorg, wederopbouw en hulp aan vluchtelingen werden uitgedeeld aan sektarische oorlogshoofden. De staat nam leningen aan van Libanese private banken om de ‘wederopbouw’ te financieren die werd geschat op 2,6 miljard dollar. Tegen het einde van de wederopbouw in 2001 was de staatsschuld gegroeid tot 28 miljard dollar. Rentenierisme werd hét kenmerk van de Libanese economie. Dit breidde zich onvermijdelijk uit naar de gezondheidszorg. 

De onteigening van alle middelen die de samenleving in oorlogstijd had weten te behouden, was ondertussen in volle gang. De binnenstad van Beiroet werd onteigend en geprivatiseerd. Speculatie op de Libanese lira holde inkomens, spaartegoeden en pensioenen uit, terwijl publiek-private partnerschappen en monopolies werden versterkt en beschermd. Privklinieken die tijdens de oorlog 25% van het budget van de MoPH opslokten, namen nu het volledige budget in beslag en vroegen elk jaar om meer. Tussen 1994 en 2001 steeg het overheidsgeld dat van de MoPH-kas naar privéklinieken vloeide met 250%. Dit was een tijd van rijkdom voor de welgestelde private sector, en een tijd van strenge bezuinigingen voor de openbare sector die sindsdien in verval is en ondergefinancierd wegkwijnt. 

Om toch hun investeringen terug te verdienen en winst te maken, begonnen ziekenhuizen overmatig medische tests en procedures voor te schrijven. In 2008 had Libanon per hoofd van de bevolking drie keer zo veel hartkatheterisatiecentra als Frankrijk.

Om zo veel mogelijk overheidsgeld binnen te slepen, begonnen ziekenhuizen met elkaar te concurreren door hun diensten uit te breiden. Van cardiologie tot oncologie en kindergeneeskunde – elke gespecialiseerde medische afdeling die ze maar konden bedenken, probeerden ze op te richten. Bovendien kochten ze dure, geavanceerde medische technologie in, zodat ze nog weer extra diensten in rekening konden brengen bij de overheid. Elk ziekenhuis moest een CT-scanner hebben, een MRI-apparaat, een katherisatielaboratorium, een dialysecentrum en alle medicijnen die voor alle afdelingen nodig waren. Deze chaotische groei zorgde voor verspillende overbodigheid in het Libanese gezondheidssysteem, aangezien een groot deel van de voorzieningen ongebruikt bleef. Om toch hun investeringen terug te verdienen en winst te maken, begonnen ziekenhuizen overmatig medische tests en procedures voor te schrijven. In 2008 had Libanon per hoofd van de bevolking drie keer zo veel hartkatheterisatiecentra als Frankrijk, en de op twee na hoogste bezettingsgraad na de Verenigde Staten en Duitsland. Dit was vooral zorgwekkend omdat de omvang van de Franse economie op dat moment 100 keer groter was dan die van Libanon. Bovendien leidde de overvloed niet tot betere gezondheidsresultaten. Hartaandoeningen waren bijvoorbeeld de oorzaak van 63% van alle sterfgevallen in Libanon, vergeleken met 20% in de Verenigde Staten.

Tegelijk met de groei van het particuliere ziekenhuissysteem, groeide ook de farmaceutische sector op een al even verstoorde manier. De Libanese farmaceutische sector is sterk gemonopoliseerd en grotendeels afhankelijk van import. In 2010 hadden de vijf grootste importbedrijven van geneesmiddelen, Mersaco, Fattal Group, Holmed Group, Droguerie en l’Union en Omnipharma, 53% van de Libanese markt in handen. Sommige van deze familiebedrijven dateren nog uit de Ottomaanse en Franse mandaatperioden. Het feit dat ze al generatieslang monopolistische privileges hebben, heeft de lokale productie (15% van alle beschikbare farmaceutische producten) in de kiem gesmoord. De duurdere en winstgevendere import van merkgeneesmiddelen, die in 2020 80% van de beschikbare geneesmiddelen uitmaakte, wordt zwaar bevorderd. In 1971 diende de regering een wetsvoorstel in om de staat toe te staan de farmaceutische markt te betreden, om als concurrent goedkopere medicijnen aan te kopen. Dit voorstel werd echter snel de kop ingedrukt door de lobby van farma-handelaren, en nooit meer besproken. In 2018 namen de kosten voor medicijnen 44% van de totale gezondheidsuitgaven in beslag. Daarmee overtroffen ze de totale bijdrage van de landbouwsector aan het bbp. 

Tegen 2001 leek de Libanese gezondheidszorg een zwaar opgeblazen beest dat voor zijn levensonderhoud afhankelijk was van steeds meer overheidsgeld. De commercialisering van de zorg was op zijn hoogtepunt, maar de koopkracht van het volk daalde voortdurend waardoor uitgaven uit eigen zak niet genoeg waren om de zorg met winstoogmerk in stand te houden. Machtige lobby’s van aandeelhouders, privéklinieken, artsen en importeurs van medicijnen en medische apparatuur verzamelden zich rond de sektarische politieke autoriteit om hun accumulatie door onteigening veilig te stellen. 

Het behouden van het onhoudbare

De simplistische gelijkstelling van gezondheidszorg aan privéklinieken werd omarmd door een complex mozaïek van private en publieke verzekeringsfondsen die de ziekenhuismachine financierden. Zes verzekeringsfondsen boden ziektekostendekking aan ongeveer de helft van de Libanese burgers, gebaseerd op hun type tewerkstelling. De andere helft werd van geval tot geval gedekt door het MoPH-verzekeringsfonds, dat vaak arbitraire criteria hanteerde. De door het beleid voorgeschreven versnippering van verzekeringsfondsen stelde privéklinieken in staat om verschillende prijzen te rekenen voor dezelfde dienst. Ook heeft het corrupte praktijken mogelijk gemaakt, zoals vervalsing van facturen en dossiers ten koste van publieke fondsen. 

Elk van deze fondsen fungeerde als machtshefboom voor politiek-sektarische groepen, die deze als melkkoeien gebruikten. De versnippering van de fondsen bedreigde hun duurzaamheid, aangezien juist het uitbreiden van het aantal deelnemers een manier is om toekomstige financiële risico’s te verminderen. Bovendien heeft fragmentatie de gezondheidszorg omgevormd tot een privilege dat wordt toegekend aan bepaalde werknemers (zolang ze in dienst zijn), terwijl anderen volledig worden genegeerd. Tot op de dag van vandaag wordt het bij elkaar brengen van deze fondsen in één nationaal gezondheidsfonds afgeschilderd als een reusachtige taak. Terwijl in de praktijk de enige hindernis het gebrek aan politieke wil is om economische privileges af te schaffen. 

De val

Het is geen wonder dat het precaire kaartenhuis van de Libanese gezondheidszorg uiteindelijk instortte. Verrassend is alleen dat het zichzelf nog zo lang in stand heeft weten te houden. In 2019 was het grootste deel van de particuliere bankdeposito’s door bankiers belegd bij de centrale bank, in ruil voor hoge rentetarieven die ze als winst in eigen zak staken. De centrale bank had deze deposito’s gebruikt om het handelstekort, haar eigen schuld, en de vaste wisselkoers te financieren, wat in het voordeel van financiers en handelaren was. Toen de instroom van buitenlandse valuta afnam, verloren kapitalisten hun vertrouwen in de duurzaamheid van dit systeem. 22 jaar na zijn oprichting stortte het dan ook in, in oktober 2019. Het dure, verspillende aanbod aan medische zorg dat vraag naar gezondheidsproducten en diensten veroorzaakte, en de enorme, gesubsidieerde winsten van ziekenhuizen en farmaceutische importeurs, leidden de Libanese economie naar zijn ondergang. En ze verhinderen herstel. 

Bovendien zorgt de ziekenhuisgerichte structuur ervoor dat ziekten vaker voorkomen. Naarmate de bevolking groeit en ouder wordt, neemt ook het aantal chronische ziekten toe, zoals hart- en vaatziekten en kanker. Ziekenhuizen kunnen de ziekte alleen behandelen als deze is ontstaan en zijn slecht uitgerust om preventieve zorg of kosteneffectieve diagnoses en behandelingen voor kleine kwalen aan te bieden. Preventieve zorg en eerstelijnszorg hebben zelfs een averechts effect op de financiële belangen van aandeelhouders van privéklinieken, die juist liever méér patiënten zien. In een ziekenhuisgericht gezondheidssysteem is een aandeelhouder van een privékliniek tevreden wanneer ziekten welig tieren, omdat behandeling winst genereert.

In 2021 waren er 258 eerstelijnsgezondheidszorgcentra in het land. 68% daarvan werd gefinancierd door ngo’s, wat getuigt van een hardnekkige desinteresse van de staat om zijn gezondheidszorgbeleid te veranderen.

Na de instroom van ongeveer 1,5 miljoen Syrische vluchtelingen in Libanon sinds 2011, besteedde de staat de zorg aan hen uit aan internationale, niet-gouvernementele organisaties (ngo’s). Deze probeerden het aantal eerstelijnsgezondheidszorgcentra over heel Libanon uit te breiden. Ze werden daarbij niet tegengewerkt door de baronnen van de private gezondheidssector. Vluchtelingen werden namelijk door geen enkel verzekeringsfonds gedekt en waren toch te arm om zich de gezondheidsdiensten van privéklinieken te kunnen veroorloven. Ze vormden dus geen bedreiging voor het verdienmodel. Bovendien maakten de aandeelhouders van de ziekenhuizen zich geen zorgen over het verlies van hun eigen patiënten aan de nieuwe eerstelijnsgezondheidszorgcentra. Deze centra droegen namelijk een stigma; de collectieve Libanese geest was op het moment van hun enorme opkomst al getekend door het idee dat goede gezondheidszorg, particuliere gezondheidszorg is. Dit veranderde na de economische crisis, toen Libanese burgers het zich niet meer konden veroorloven om de eerstelijnscentra te mijden. Maar ondanks de overweldigende toestroom van Libanese burgers naar eerstelijnsgezondheidszorg na 2019, bleef de staat volstrekt ongeïnteresseerd om in hierin te investeren. In 2021 waren er 258 eerstelijnsgezondheidszorgcentra in het land. 68% daarvan werd gefinancierd door ngo’s, wat getuigt van een hardnekkige desinteresse van de staat om zijn gezondheidszorgbeleid te veranderen.  

De impact van de 2019 crisis op het Libanese gezondheidssysteem was niets minder dan een perfecte storm die de wankele fundamenten waarop dat systeem rustte, vernietigde. Eerst gingen alle verzekeringsfondsen failliet. Verzekeringsfondsen namen hun toevlucht tot het ‘beleggen’ van hun bijdragen in staatsobligaties en bouwden rente op in de banksector, beide winstgevend en uitgedrukt in lira. Toen de lokale valuta 98% van zijn waarde verloor, verloren de verzekeringsfondsen ook hun bijdragen. Zowel de staat als de banken behandelden deze verzekeringsfondsen als elke andere particuliere spaarrekening, met als gevolg dat sommige fondsen nu slechts 10% van de kosten van gezondheidsdiensten kunnen dekken.

Bovendien verdrievoudigde de werkloosheid tussen 2018 en 2022 en steeg de informele werkgelegenheid tot 64%. Als gevolg hiervan verloren steeds meer burgers hun recht op ziektekostendekking en ontvingen de fondsen niet meer de bijdragen die nodig waren voor hun herstel. 

Ten derde gingen persoonlijke spaartegoeden verloren bij failliete banken die willekeurige opnamemaatregelen oplegden, en werden de reële inkomens uitgehold door de devaluatie van de lokale munt en de snel stijgende inflatie die in 2023 221% bereikte. In combinatie met het verlies van dekking, verhoogde dit de uitgaven van huishoudens aan gezondheidszorg tot 85%, waardoor gezondheidszorg onbereikbaar werd voor de meerderheid van de mensen met een mediaan maandinkomen van 122 dollar in 2022.

Tot slot hebben de Libanese farma-handelaren de daling van hun winstmarges opgevangen door gesubsidieerde geneesmiddelen te hamsteren en naar buitenlandse markten te smokkelen. Hierdoor had bijna 70% van de bevolking geen toegang tot essentiële medicatie meer en werd het werk van gezondheidswerkers belemmerd, die massaal uit Libanon vertrokken. 

In één klap had een crisis in de financiële sector de gezondheidszorg onderuitgehaald. Iets dat nooit mogelijk was geweest zonder de sterk geprivatiseerde en exorbitante gezondheidsinfrastructuur die de afgelopen halve eeuw door het staatsapparaat is gestimuleerd, en die met overheidsgeld is gefinancierd.

Vooruitblik

Hoewel het gezondheidszorgbeest dat na de wederopbouw was ontstaan niet meer bestaat en een wederopstanding uitgesloten lijkt, zijn de meesters er nog niet klaar mee. Vandaag kwijnt de Libanese bevolking weg in verwaarlozing. Gezondheidszorg is een luxegoed dat slechts een paar gelukkigen zich kunnen veroorloven. Sinds 2019 zijn er veel ‘hervormingen’ doorgevoerd die gelijkstaan aan de afbraak van Libanese zorginstellingen: zo zijn de publieke verzekeringsfondsen opgeheven en is particuliere verzekering verplicht. Elke dollar die kan worden bespaard op de zorguitgaven wordt teruggesluisd naar de banksector om zijn financiële solvabiliteit en de illegale rijkdom van zijn elitaire klantenkring te herstellen. 

De val van het privéziekenhuisstelsel mag desalniettemin niet betreurd worden, want het was nooit bedoeld om de gezondheid van de bevolking te verbeteren. De slechte financiële resultaten van de gezondheidszorg in Libanon zijn geen uitzondering, maar regel. De helft van de mensheid leeft al in landen die meer uitgeven aan schuldrente dan aan gezondheidszorg. Zelfs in het mondiale noorden worden de aanvallen op de welvaart en de sociale gezondheidszorg steeds frequenter en intensiever, vooral in Europa. De hoge Libanese uitgaven aan particuliere gezondheidszorg onderstrepen echter de noodzaak voor toekomstige investeringen in de publieke zorg, om de gezondheid van de samenleving effectief te verbeteren. De val van Libanons financiële en ziekenhuisgerichte gezondheidszorgsysteem zou daarom als waarschuwing moeten dienen voor elke staat die probeert zijn gezondheidszorgsysteem verder te privatiseren.

Op dit moment zijn de problemen in Libanon nog lang niet voorbij. Terwijl de dreiging van een grotere Israëlische aanval steeds dichterbij komt en de wereld geschokt toekijkt naar de ontheiliging van het menselijk leven en de kwetsbaarheid van de gezondheidszorg in Gaza, zet Libanon zich schrap voor de derde door mensen veroorzaakte ramp in vijf jaar tijd.

Met dank aan Sebastian Shehadi en Jacob Tucker.

Anis Germani is een Libanese arts en onderzoeker op het gebied van volksgezondheidsbeleid. Hij schreef dit stuk in opdracht voor ons nieuwe nummer ZORGEN.

Vertaling: Jan-Willem Anker

Abonneer je voor €20 en krijg toegang tot alle artikelen of voor €30 en ontvang dit jaar twee nummers op papier