We hebben een opleving van marxistische klassenanalyse nodig

Zonder betrouwbare data blijven beschouwingen over klasse en klassenbewustzijn vaak giswerk. Empirische marxistische onderzoeken naar klassenstructuur en klassenbewustzijn zijn van onschatbare waarde voor een sterke socialistische politiek. En we hebben er dringend behoefte aan.
De vakbond UAW, eigenlijk van de autoindustrie, organiseert personeel van de Cornell University, Ithaka, Verenigde Staten, augustus 2025 (Wikimedia Commons)

Jacobin #2 is uit! Abonneer je voor €30 en ontvang hem op papier

De belangrijkste bijdrage die Karl Marx leverde aan de moderne klassenanalyse, was inzichtelijk maken hoe kapitalistische eigenaren winst maakten door zich onder andere de onbetaalde arbeid van de werkers in het productieproces toe te eigenen.

Na zijn dood zagen veel denkers Marx’ focus op deze ‘verborgen plaatsen der productie’ in het kapitalistische arbeidsproces over het hoofd. Ze richtten zich op de oneerlijke verdeling van de waren. Later wezen marxistische denkers en andere intellectuelen op de vele andere destructieve gevolgen van het kapitalisme. 

De focus op het arbeidsproces leefde pas weer op dankzij de studenten- en vakbondsprotesten van de jaren zestig, zoals in Harry Bravermans Labor and Monopoly Capital: The Degradation of Work in the Twentieth Century (1974). Hierop volgde een serie studies die de klassenstructuur in geavanceerde kapitalistische samenlevingen identificeerde op basis van arbeidsplaatsverhoudingen tussen werkgevers en werknemers. 

Marx’ zoektocht naar de voorwaarden waaronder werkers klassenbewustzijn zouden ontwikkelen, volgde een vergelijkbare weg: veel beweringen over de noodzaak van klassenbewustzijn, weinig empirisch onderzoek naar het bestaan ervan. Totdat de protesten in de jaren zestig een hele reeks van empirische onderzoeken op gang brachten, waaronder Michael Manns Consciousness and Action Among the Western Working Class (1973). 

Het waren onderzoeken naar klassenstructuur en klassenbewustzijn, uitgevoerd op een moment dat de georganiseerde vakbeweging qua ledenaantallen op een historisch hoogtepunt was en het aandeel arbeid in kapitalistische economieën een bedreiging vormde voor de winstmarges. Deze ontwikkelingen leidden dan ook tot een neoliberale tegenaanval van het kapitaal.

Dit kapitalistische offensief deed zich op verschillende momenten voor en werd in wisselende mate aangestuurd. Tegen de jaren negentig werden de gevolgen echter duidelijk: verregaande belastingverlagingen voor bedrijven, deregulering van het bedrijfsleven, bezuinigingen op onderwijs, gezondheidszorg en sociale voorzieningen, privatisering van openbare diensten en aanhoudende pogingen om vakbonden te verzwakken en kapot te maken. 

Als gevolg van deze aanval nam de interesse voor en de financiering van marxistisch georiënteerd onderzoek naar klassenverhoudingen af. Dat viel ook nog eens samen met de groeiende aandacht voor de toegenomen etnische en genderdiversiteit van de beroepsbevolking. Sinds de jaren tachtig, waarin Erik Olin Wright in verschillende geavanceerde kapitalistische landen een aantal nationale onderzoeken leidde, zijn er in het mondiale Noorden vrijwel geen andere grote empirische marxistische onderzoeken naar klassenstructuur en klassenbewustzijn gedaan. 

Omslagpunt

We leven waarschijnlijk in de gevaarlijkste tijd die de menselijke soort ooit heeft meegemaakt. De enorme aantallen bosbranden die afgelopen zomer in verschillende landen grote delen land verwoestten, zijn slechts één teken dat we nog maar een paar jaar verwijderd zijn van een onomkeerbare ecologische neergang. Het wetenschappelijk bewijs dat deze situatie onmiddellijke menselijke actie vereist, is inmiddels onweerlegbaar. Ondertussen wekken de oorlog in Oekraïne en de oorlog van Israël tegen Gaza oude angsten over de mogelijkheid van een nucleaire winter weer tot leven. 

Terwijl de welvaartsongelijkheid wereldwijd een hoogtepunt beleeft, staat het publieke vertrouwen in het vermogen van gekozen regeringen om hier iets tegen te doen juist op een historisch dieptepunt. De COP28 – de klimaatconferentie van de Verenigde Naties in 2023 – eindigde zonder werkelijke garanties voor het milieu. Ondertussen kan de fossiele industrie, met nauwelijks publieke tegenspraak van politici, nieuwe recordwinsten en productieplannen bekendmaken. 

De afgelopen jaren vonden de grootste protesten over milieu- en maatschappelijke rechtvaardigheidskwesties in de geschiedenis plaats. In de strijd voor een duurzame toekomst komt het er nu meer dan ooit op aan de klassenkrachten te identificeren en werkende mensen te mobiliseren. 

In de strijd voor een duurzame toekomst komt het er nu meer dan ooit op aan de klassenkrachten te identificeren en werkende mensen te mobiliseren.

Vanaf de jaren tachtig raakten belangrijke onderzoeken in trek naar hoe klassenverhoudingen, in relatie tot gender en etniciteit, doorwerken in onbetaald huishoudelijk werk en gemeenschapswerk. Recente onderzoeken naar arbeid in relatie tot klassenstructuren en klassenbewustzijn vonden echter zelden plaats. Op één uitzondering na: Wallace Clement en John Myles van de Carleton University voerden in 1982 het Canadian Class Structure Survey uit. Hiermee droegen ze bij aan het internationale geheel aan onderzoeken naar klasse en klassenbewustzijn onder leiding van Wright.

Vanaf 1998 kon ik zelf een aantal vergelijkbare onderzoeken uitvoeren, met behulp van gefinancierde algemene onderzoeksnetwerken waar ik toen leiding aan gaf. Deze onderzoeken vonden plaats in 1998, 2004, 2010 en 2016. Ze bieden inzicht in de arbeidsverhoudingen door onderscheid te maken tussen werkgevers, managers en niet-leidinggevende werknemers, en onderzoeken de niveaus en vormen van klassenbewustzijn. De resultaten zijn te vinden in mijn recente boek Tipping Point for Advanced Capitalism: Class, Class Consciousness and Activism in the ‘Knowledge Economy.’ Enkele van mijn belangrijkste bevindingen deel ik hieronder.

Klassenstructuur en bewustzijn

De figuur hieronder geeft een goed overzicht van de verdeling van de ‘werknemer/werkgever- klassen’ in Canada in 2016. Het aandeel corporate kapitalisten en grote werkgevers was toen erg klein. Een opvallende trend sinds het begin van de jaren tachtig is de afname van het aantal industriële werkers. Tegelijkertijd is het aantal niet-leidinggevende hoger opgeleide werknemers juist toegenomen, evenals het aantal werkers in middenmanagementfuncties, die toezicht houden op het toegenomen kenniswerk van niet-leidinggevende werknemers. 

Het hoger opgeleid personeel – ook wel ‘professionals’ genoemd – kreeg te maken met verslechterde arbeidsomstandigheden en een tekort aan werkgelegenheid. Tegelijkertijd zijn ze inmiddels wel het best georganiseerde deel van de beroepsbevolking. Deze op het arbeidsproces gebaseerde trends worden internationaal ondersteund door de data over ‘werknemer/werkgever klassen’ van de Comparative Political Economy Data Base.

https://images.jacobinmag.com/wp-content/uploads/2024/03/18102116/Picture1.png

Klassenbewustzijn kent drie kritische niveaus: klassenidentiteit, oppositioneel bewustzijn en op klasse gebaseerde visies op de toekomst. Deze niveaus komen overeen met belangrijke vragen als: identificeer je jezelf met een bepaalde klasse? Heb je klassenbelangen die tegenovergesteld zijn aan die van een andere klasse? Komt jouw visie op de toekomstige samenleving overeen met de belangen van je klasse?

In linkse kringen bestaat tegenwoordig het idee dat veel werkende mensen zichzelf ten onrechte als middenklasse zouden zien, dat ze een verward oppositioneel bewustzijn hebben (verzwakt door de heersende burgerlijke ideologie), en dat ze niet in staat zouden zijn zich een reëel alternatief voor het kapitalisme voor te stellen. 

Dit is ver bezijden de waarheid. Een vergelijkende analyse van de onderzoeken van Wright van de jaren tachtig en het recentere Canadese onderzoek, laat het volgende zien:

  • Hoewel veel mensen zichzelf correct als ‘middenklasse’ typeren – in tegenstelling tot degenen die duidelijk rijk of arm zijn – weerhoudt deze zelfidentificatie een aanzienlijk aantal (zoals staalarbeiders) er niet van om een progressief, oppositioneel klassenbewustzijn te ontwikkelen.
  • Het aantal mensen met een progressief pro-werkers oppositioneel bewustzijn (vóór stakingsrecht, tegen winstmaximalisatie) is aanzienlijk groter dan het aantal mensen met een pro-kapitaal klassenbewustzijn (tegen stakingsrecht en voor winstmaximalisatie). Het aandeel pro-werkers lijkt bovendien toe te nemen.
  • Een aanzienlijk en toenemend aantal mensen ziet een toekomst voor zich met een economische democratie, zonder winstoogmerk, die beheert wordt door de werkers zelf.
  • De mensen met een revolutionair pro-arbeidsbewustzijn, die een pro-arbeidsbewustzijn combineren met steun voor een economische democratie, vormen een kleine maar groeiende groep. Deze groep is veel groter dan de werkende mensen die de huidige kapitalistische omstandigheden verdedigen.
  • Georganiseerde niet-leidinggevende professionals, zoals verpleegkundigen of leraren, behoren tot de meest progressieve activisten in de huidige kringen van werkers- en sociale bewegingen. Ze verzetten zich actief tegen iedere inbreuk op economische, sociale en milieurechten.

Activisme op basis van klasse

Veel niet-leidinggevende werkers in geavanceerde kapitalistische landen houden met vrezen en beven vol. Slechts enkele werkers verdedigen een door winst geobsedeerd kapitalisme met een voorkeur voor bestuurlijke autoriteit. Veel meer werkers hebben een duidelijke voorkeur voor een transformatie naar een duurzame, niet op winst gerichte, door werkers geleide economie. Onder degenen met een progressief klassenbewustzijn bestaat er bijna unanieme steun voor actie tegen de opwarming van de aarde en het terugdringen van armoede.

Deze steun is het grootst onder niet-leidinggevende werkers die tot minderheidsgroepen behoren. Het groeiende aantal werkers met een goed ontwikkeld revolutionair pro-arbeidbewustzijn was in 2016 nog klein (minder dan 10 procent). De geschiedenis heeft echter aangetoond dat kleine, georganiseerde groepen een transformerende verandering in gang kunnen zetten als ze zich richten op echte democratische zaken.

Deze recente Canadese onderzoeken naar de verschillende klassen laten zien dat niet-leidinggevende werkers een veel groter latent progressief klassenbewustzijn hebben dan veel linkse intellectuelen vaak veronderstellen. Bewustzijn van uitbuiting op de werkplek en een dieper besef van discriminatie op grond van etniciteit en geslacht zijn de drijvende kracht achter wijdverspreide, zij het vaak nog incidentele, sociale protesten. Klassenbewuste werkers zijn de kernactivisten van de meeste progressieve sociale bewegingen.

Vooruitblik

Vanwege de groeiende steun voor rechtse partijen in de afgelopen jaren – zoals blijkt uit verkiezingsuitslagen wereldwijd en het groeiend aantal pro-rechtse demonstraties – hebben talloze knappe koppen gewezen op de mogelijkheid dat niet-representatieve kleine groepen op ondemocratische wijze de politieke macht grijpen. De Canadese onderzoeken bevestigen dat een meerderheid van de corporate kapitalisten, de grote werkgevers en het hogere management een duidelijke voorkeur heeft voor rechts beleid en rechtse partijen.

 Ze laten echter ook zien dat, in overeenstemming met de resultaten van enkele andere recente onderzoeken, hoger geschoolde werknemers of professionals over het algemeen sterk voorstander zijn van progressief sociaal beleid en links georiënteerde partijpolitiek. Tenminste, voor zover deze onderzoeken rekening houden met klassencriteria op basis van de arbeidsplaatsverhoudingen in geavanceerde kapitalistische economieën.

Werkers in de industrie en dienstensector die lid zijn van een vakbond, nemen over het algemeen een progressieve politieke positie in. In landen met zwakkere vakbondsbewegingen voelen zelfs sommige van de meer gevestigde niet-leidinggevende werknemers zich vanwege hun toegenomen materiële precariteit, steeds meer aangetrokken tot anti-immigratie- en antidiversiteitsbewegingen. Dit geldt overigens niet voor werknemers afkomstig uit een minderheidsgroep die te maken hebben met discriminatie en uitbuiting.

Reactionaire ideologen en radicaal-rechtse partijen hebben de chronische materiële en psychische onzekerheden vaak aangegrepen om een beeld van een grote, glorierijke natie op te roepen en racistische angsten en dwangmaatregelen aan te wakkeren. In het bijzonder bij relatief welgestelde klassen en etnische groepen die bang zijn om hun privileges te verliezen. Dit was net zo goed te zien bij de bestorming van het Capitool van 6 januari 2021 als bij de opkomst van het nazisme in Weimar-Duitsland. 

Beperkt empirisch bewijs uit een zeldzaam opinieonderzoek ten tijde van Weimar-Duitsland suggereert dat een meerderheid van de werknemers en geschoolde werkers linkse politieke opvattingen bleef steunen en autoritaire sentimenten afwees. Maar een te kleine minderheid zette zich voldoende in voor democratische rechten om het nazisme te kunnen weerstaan.

Een aanzienlijk verschil met vandaag is dat in de meeste geavanceerde kapitalistische landen de meerderheid van de niet-leidinggevende werkers, en dan met name degenen met een sterk klassenbewustzijn, hun zuurverdiende democratische grondrechten beter beschermen. Ze zijn meer bereid om ze te verdedigen als ze serieus worden uitgedaagd – zoals werkers in de VS zullen doen nu Donald Trump de verkiezingen heeft gewonnen en zijn Project 2025-plannen van kracht zullen worden.

Onderzoeken op basis van klassen kunnen fundamentele veranderingen in de structuur van de werkende klasse en op klassen gebaseerde sentimenten over politieke kwesties, vrij nauwkeurig opsporen.

De beperkingen van steekproefsgewijze vragenlijsten voor het voorspellen van feitelijk gedrag zijn bekend. Maar onderzoek naar klasse zoals dat in Canada is uitgevoerd, kan basale veranderingen in de klassenstructuur van arbeidsplaatsen en in klassenspecifieke sentimenten over politieke kwesties, vrij nauwkeurig volgen. Sinds het laatste onderzoek in 2016 hebben er belangrijke gebeurtenissen plaatsgevonden: de pandemie, toegenomen economische ongelijkheid en racistische uitspattingen, meer gevolgen van de opwarming van de aarde en oorlogen die geavanceerde kapitalistische landen directer treffen.

Een deelonderzoek in 2020 in Canada wees, net voor de pandemie uitbrak, op groeiende steun voor de transformatie naar een duurzame economische democratie. Er is dringend behoefte aan volledige onderzoeken naar klasse en klassenbewustzijn in alle geavanceerde kapitalistische landen. Deze onderzoeken zijn cruciaal om progressieve krachten te helpen bij het mobiliseren van antikapitalistische sentimenten – nu ogenschijnlijk wijder verspreid en intenser dan in 2016. De vragenlijsten van het Wright 1980-netwerk en de daaropvolgende Canadese onderzoeken zijn nu openbaar.

De bijna universele toegang tot sociale media, de beschikbaarheid van veel enthousiaste, gekwalificeerde onderzoekers en het groeiend aantal op thema’s gebaseerde sociale bewegingen die dergelijke informatie goed kunnen gebruiken, maakt de uitvoering van representatief onderzoek naar klassen en hun politieke bewustzijn makkelijker dan ooit tevoren.

Onderzoekers zouden relatief eenvoudig een nieuw Zweeds onderzoek kunnen starten en deze vergelijken met de enquêtes van Wright van begin jaren tachtig, waaruit bleek dat werkers het Meidnerplan, dat een belangrijke bedreiging vormde voor de kapitalistische economisch eigendomsverhoudingen, sterk steunden. Op eenzelfde manier zou Amerikaans onderzoek waardevolle inzichten kunnen aanreiken door de huidige bevindingen te vergelijken met die van de uitkomsten van de vragenlijsten van 1980, vooral omdat de vakbeweging vandaag actiever lijkt dan toen. Dergelijke onderzoeken kunnen een belangrijke bron van informatie zijn voor strategische pogingen tot mobilisatie.

Onderzoek gebaseerd op het arbeidsproces is nu veel eenvoudiger en sneller uit te voeren dan het onderzoek van Marx onder Franse werkers in 1880.

Recent experimenteel Amerikaans onderzoek door Jacobin is veelbelovend en vindt significante verbanden tussen progressief economisch beleid, verkiezingskandidaten en sommige van de klassentegenstellingen en klassenidentiteiten uit het onderzoek van Wright. Onderzoekers zouden deze studies moeten voortzetten en ze grondiger verbinden met marxistische klassenstructuren en klassenbewustzijn. 

Het zou een enorme vergissing zijn de huidige mogelijkheden voor marxistische klassenanalyses niet te benutten om de progressieve politieke actie te ondersteunen. Juist nu we het omslagpunt naderen tussen kapitalistische vergetelheid en een duurzaam alternatief.

D. W. Livingstone is emeritus hoogleraar aan de Universiteit van Toronto en auteur van Tipping Point for Advanced Capitalism: Class, Class Consciousness and Activism in the ‘Knowledge Economy’. 

Vertaling: Peter Faber

Steun de groei van het socialisme in Nederland

Abonneer je voor €20 en krijg toegang tot alle artikelen of voor €30 en ontvang jaarlijks twee nummers op papier