In de huidige genocidale oorlog in Gaza heeft Israël alle Palestijnse universiteiten binnen de enclave vernietigd, met luchtbombardementen of gerichte ontploffingen. Aula’s, afstudeerzalen, laboratoria, oefenrechtszalen, kunstwerken, boekencollecties, archiefstukken en archeologische vondsten: alles is met de grond gelijk gemaakt. Tientallen jaren Palestijns academisch en politiek leven zijn in één klap weggevaagd.
De oorlog tegen Palestijns onderwijs, door Karma Nabulsi ‘scholasticide’ genoemd, neemt een centrale plaats in in de Israëlische genocide op Palestijnen. En die oorlog is niet nu opeens begonnen; hij wordt al 75 jaar gevoerd. Om te kunnen begrijpen wat er nu met het onderwijs in Gaza gebeurt, moeten we niet alleen kijken naar het Israëlische leger, de militaire industrie, of Israëls extreemrechtse regering. We moeten ook oog hebben voor Israëls meest geroemde liberale instellingen: zijn universiteiten.
Al tientallen jaren worden Israëlische universiteiten in het Westen bejubeld als exceptionele vrijplaatsen. Zo prees de Columbia-universiteit de Universiteit van Tel Aviv, de enige partner in het Midden-Oosten waarmee Columbia duale masteropleidingen aanbiedt, in 2020 aan als ‘een universiteit die Tel Avivs oneindige zin voor openheid en innovatie deelt – en die beschikt over een campusleven dat net zo dynamisch en pluralistisch is als de metropool zelf.’
En Columbia is niet de enige die Israëlische universiteiten omschrijft als liberale bastions van pluralisme en democratie, die het waard zijn om een academische samenwerking mee aan te gaan. In 2022 gaf Freedom House, een in de VS gevestigde organisatie, de Israëlische academische vrijheid een score van drie op vier. ‘Israëlische universiteiten zijn al lang centra voor afwijkende meningen en ze staan open voor alle studenten,’ aldus Freedom House.
In datzelfde jaar rekende het Europese Varieties of Democracy Institute (of ‘V-Dem Institute’) Israël tot de 10 procent landen wereldwijd waar academische vrijheid heerst. De beoordelingen weerspiegelen het beeld dat de Israëlische academische wereld van zichzelf schetst, met zijn zogenaamd ‘sterke en ongeëvenaarde toewijding aan excellentie, multiculturalisme, pluralisme en de strijd voor vrede.’
Maar de Palestijnen trekken deze Westerse consensus in twijfel. In 2004 lanceerden academici en intellectuelen de Palestijnse Campagne voor de Academische en Culturele Boycot van Israël (PACBI). Ook riepen ze internationale academici op tot een boycot van Israëlische onderwijsinstellingen vanwege hun jarenlange institutionele medeplichtigheid aan Israëls ‘regime van onderdrukking’.
Volgens PACBI spelen Israëlische hoger-onderwijsinstellingen ‘een sleutelrol in het plannen, implementeren en rechtvaardigen van Israëls bezettings- en apartheidsbeleid.’ Een academische boycot is voor PACBI geen middel om een doel te bereiken; de Israëlische universitaire wereld is, als ‘een van de pijlers van de onderdrukkende macht’, eerder een strategisch doelwit.
Boycot van Israëlische universiteiten
In 2005 lanceerden 170 Palestijnse maatschappelijke organisaties, waaronder vakbonden, vluchtelingen- en vrouwenorganisaties, volkscomités en ngo’s, samen de Boycott, Divestment, Sanctions-beweging (BDS).
Geïnspireerd door de Zuid-Afrikaanse beweging tegen apartheid roepen de Palestijnen op tot ‘BDS’. Het is een drukmiddel naar Israël om de drie belangrijkste eisen van Palestijnse burgers in te willigen: een einde maken aan de kolonisatie van het Arabische land, de militaire bezetting en de muur; volledig gelijke rechten voor Palestijnse burgers in Israël; en het recht op terugkeer van Palestijnse vluchtelingen.
Vanuit de internationale gemeenschap is er gehoor gegeven aan de Palestijnse oproep. In Noord-Amerika hebben sommige academische verenigingen de afgelopen tien jaar BDS-resoluties aangenomen, waaronder de American Anthropological Association, de American Studies Association, de Middle East Studies Association en de Native American and Indigenous Studies Association. Dat geldt ook voor faculteitsvakbonden en alumni. In Europa hebben onder andere de Teachers’ Union of Ireland, de British Society for Middle Eastern Studies en de UK National Union of Students ingestemd met de boycot. Ondersteund door brede coalities en bekrachtigd bij stemmingen over grondig besproken resoluties, wint de academische boycot wereldwijd aan kracht.
Maar het verzet tegen deze groeiende beweging is hevig. De Israëlische regering en internationale zionistische organisaties hebben tot nu toe rechtszaken aangespannen, gelobbyd, wetgeving ingevoerd en intimidatie- en lastercampagnes ingezet om de beweging te dwarsbomen, te demoniseren en zelfs te criminaliseren.
Op een enkele uitzondering na reageren Israëlische academici verontwaardigd op de PACBI-campagne. Vanuit het volledige politieke spectrum voeren professoren goed gecoördineerde tegencampagnes, vaak gesteund door financiering en ‘talking points’ van de Israëlische staat. Globaal genomen laten ze dezelfde boodschap horen: áls er al onrechtvaardigheden tegen Palestijnen worden gepleegd, dan hebben wij er niets mee te maken. De bewering dat Israëlische universiteiten slechts toeschouwers zijn, is een centraal onderdeel geworden van hun oppositiestrategie – vooral nu er wereldwijd steeds meer steun komt voor de academische boycot.
De Israëlische vereniging voor Midden-Oosten en Islamitische Studies beweert ‘apolitiek’ te zijn en verklaart dat Israëlische universiteiten niet verantwoordelijk zijn voor het regeringsbeleid. Ondertussen smeekt de Vereniging voor Israël Studies de Middle East Studies Association of North America om Israëlische academici niet te ‘straffen’ voor louter ‘schuld door associatie’.
Liberale poortwachters
Na verklaard te hebben dat hun universiteiten en academische instellingen geen rol spelen in de onderdrukking van Palestijnen, beweerden Israëlische academici al snel dat zíj in feite degenen zijn die onderdrukt worden. Daarmee ondermijnen ze het pleidooi voor de rechten van Palestijnen – in het bijzonder de rechten van Palestijnse academici en studenten – ten gunste van zichzelf.
Volgens deze academici lopen de academische vrijheid en de rechten van individuele Israëlische academici gevaar, omdat zij ten onrechte verantwoordelijk zouden worden gehouden voor de onderdrukking van Palestijnen. Maar dit beeld vertekent de PACBI-oproep: die wil Israëlische instellingen boycotten, niet individuele academici.
Naarmate de debatten over de academische boycot zich in de Westerse academische arena uitbreiden, ontpoppen sommige Israëlische wetenschappers zich tot bijzonder effectieve poortwachters van het gesprek. Vreemd genoeg zijn deze geleerden vaak zelfbenoemde progressieven die – voor een internationaal publiek – beweren dat ze de rechten van de Palestijnen steunen. Toch zijn ze tegen de academische boycot.
‘De meeste humanistische en dissidente stemmen in Israël klinken vanuit de gelederen van de universiteit, of worden gesteund door haar faculteitsleden,’ betoogde antropoloog Baruch Kimmerling. Hoewel hij toegeeft dat niet alle leden van de Israëlische universitaire wereld voorstanders van Palestijnse burgerrechten zijn, dringt Kimmerling er toch op aan dat de internationale academische gemeenschap afziet van een boycot, om zo de Israëlische universiteiten als basis voor progressieve mobilisatie te beschermen.
Onlangs, in 2023, verzette de Israëlische Antropologische Vereniging zich tegen het tweede referendum over de academische boycot van de Amerikaanse Antropologische Vereniging. Volgens de Israëlische antropologen zou een boycot van Israëlische universiteiten averechts werken, omdat die ‘in de voorhoede staan van de strijd voor democratie en gelijke rechten’.
Liberale Israëlische wetenschappers sluiten zich in hun verzet tegen de academische boycot dus aan bij hun rechtse landgenoten, met het standpunt dat Israëlische universiteiten en hun docenten onterecht doelwit zijn. Ze wijzen erop dat Israëlische universiteiten institutioneel moeten worden onderscheiden van de Israëlische staat. Maar de westerse academische gemeenschap heeft dit te lang voor waar aangenomen.
De Israëlische kolonistenuniversiteit
De stichting van de Israëlische staat ging gepaard met een massale verdrijving van Palestijnen, die tot doel had een Joodse meerderheid als basis voor een Joodse staat te vestigen. Van meet af aan is de Israëlische academische wereld vervlochten geweest met dit koloniale project. Nog voor de oprichting van Israël richtte de zionistische beweging drie universiteiten op, die expliciet in dienst stonden van de territoriale doelstellingen van de beweging in Palestina.
Ten eerste werd in 1918 de Hebreeuwse Universiteit opgericht, als een allesomvattende universiteit en als centrum voor de vorming van een nieuwe, collectieve, joods-zionistische identiteit en natie. De universiteit werd opgericht op de top van de Scopusberg en gebouwd als strategische buitenpost voor de zionistische beweging om Jeruzalem op te eisen. Ook het Technion in Haifa en het Weizmann Instituut in Rehovot werden opgericht om de wetenschappelijke en technologische ontwikkeling van Israël als Joodse staat in historisch Palestina te bevorderen.
In aanloop naar de oorlog van 1948 werden deze drie instellingen rechtstreeks gerekruteerd: ze moesten de gewelddadige onteigening ondersteunen die nodig was voor zionistische gebiedsuitbreiding. De toonaangevende zionistische militie, de Haganah, richtte een Wetenschapskorps op dat op alle drie de campussen bases opende om militaire capaciteiten te onderzoeken en verfijnen. Tijdens de oorlog van 1948 hielpen de universiteiten mee aan de massale verdrijving van Palestijnen om de staat Israël op te richten. Faculteiten en studenten ontwikkelden en produceerden wapens, terwijl hun campussen, uitrusting en expertise in dienst werden gesteld van de zionistische milities die de Palestijnen van hun land wegjoegen.
Na de oprichting van Israël zette de staat dit territoriale en demografische vervangingsproject voort: ‘Judaïsering’ heette het nu officieel. Tegen het einde van de jaren zestig had Israëls ‘Judaïseringsprogramma’ zich uitgebreid over meerdere grenzen. Nu werden er nieuwe Israëlische universiteiten gebouwd om dit territoriale en demografische project te verankeren. Hun campussen werden gebruikt als strategische regionale voorposten, die zowel de Palestijnse insluiting als de uitbreiding van Joodse nederzettingen bevorderden.
In de grootste stad van de streek Galilea, waar overwegend Palestijnen woonden, startte Israël de Universiteit van Haifa. In 1972 kreeg deze een volledige accreditatie. In datzelfde jaar stichtte Israël de Ben-Gurion Universiteit in het centrum van de Naqab, de regio die in Israël bekendstaat als de Negev en die het dunst bevolkt is door Joodse Israëliërs.
Na 1967 creëerden Israëlische universiteiten facts on the ground [een geo-politieke term die in het Israël-Palestinaconflict gebruikt wordt om nederzetting weg te zetten als onomkeerbaar feit, red.] in de vorm van permanente joodse nederzettingen in de bezette Palestijnse gebieden. De Hebreeuwse Universiteit van Jeruzalem breidde haar Scopusbergcampus uit naar bezet Oost-Jeruzalem, terwijl de Universiteit van Ariël in 2012 volledige accreditatie kreeg als de nieuwste Israëlische universiteit op de bezette Westelijke Jordaanoever. Meer dan een eeuw lang werden Israëlische universiteiten gepland en gebouwd om te dienen als pijlers van regionale demografische ontwikkeling en Palestijnse onteigening.
De bezetting van de Gazastrook en de Westelijke Jordaanoever, inclusief Oost-Jeruzalem, in 1967 verankerde de steun van de academische wereld aan het Israëlische militaire bestuur verder. Voor het opeisen van nieuw grondgebied, waar Joodse en Palestijnse burgers verschillend werden bestuurd, waren nieuwe, uitgebreidere vaardigheden nodig.
Verschillende academische disciplines sprongen onmiddellijk bij om deze kennis te produceren en verlegden zo hun eigen wetenschappelijke grenzen. En nog steeds staan disciplines als archeologie, rechtswetenschappen en Midden-Oostenstudies in dienst van de staat – en van het voortbestaan van een apartheidsregime.
De Israëlische academische wereld ontwikkelde zich niet alleen door banden met de Israëlische regering, maar stuurde zelf ook aan op directe militaire toepassingen. Israëlische universiteiten ontwierpen academische programma’s op maat om soldaten en veiligheidstroepen op te leiden voor hun operaties, en doen dat nog steeds.
De ontwikkeling van het Israëlische hoger onderwijs was dus verweven met de opkomst van de Israëlische militaire industrie, en deze banden bestaan nog steeds. Rafael en Israeli Aerospace Industries, twee van Israëls grootste wapenproducenten, komen bijvoorbeeld voort uit de infrastructuur van het Weizmann Instituut en het Technion. Vandaag de dag werken Israëlische universiteiten samen met Israëlische wapenfabrikanten aan technologie voor het Israëlische leger en de veiligheidsdienst in de Palestijnse gebieden. Deze technologie wordt later in het buitenland verkocht als ‘getest in het veld’ of ‘in de strijd bewezen’.
Van onderdrukking naar ‘scholasticide’
De institutionele toewijding van Israëlische universiteiten aan de staat heeft de mogelijkheden en ervaringen van hun Palestijnse docenten en jonge wetenschappers diepgaand beïnvloed. Na decennia waarin kritisch onderzoek werd afgeschermd, creëerden Palestijnse en sommige Joods-Israëlische wetenschappers in de jaren tachtig en negentig nieuwe mogelijkheden om de geschiedenis en structuren van geweld en onderdrukking van de Israëlische staat te onderzoeken.
Dit onderzoek en de fundamentele debatten die het op gang bracht, werden onmiddellijk als verboden terrein bestempeld en onderzoekers en docenten werden geconfronteerd met pesterijen en campagnes om hen het zwijgen op te leggen. Dit verzet is de afgelopen twintig jaar alleen maar toegenomen, toen universiteitsbesturen zich aansloten bij de staat en Israëlische extreemrechtse groeperingen om het toegestane onderzoek, onderwijs en discours op hun campussen nog verder in te perken.
Ook Palestijnse studenten worden hier zwaar door getroffen. Vanaf het begin heeft Israël de toegang van Palestijnse burgers tot onderwijs beperkt. En nog steeds blijven Israëlische universiteiten de aanwezigheid van Palestijnen op hun campussen beperken. Ook werken ze voortdurend samen met de Israëlische regering om Palestijnse studenten, en hun studentenverenigingen in het bijzonder, te ondermijnen.
Israël heeft Palestijns onderwijs altijd gezien als een bedreiging voor zijn heerschappij. Sinds hun oprichting worden Palestijnse universiteiten bestuurd door het Israëlische leger. Ze zijn hier zodanig aan onderworpen, dat ze geen plaats van Palestijns verzet kunnen vormen.
Op de bezette Westelijke Jordaanoever, met inbegrip van Oost-Jeruzalem, hebben Palestijnse universiteiten te maken met bureaucratische beperkingen die hen isoleren en tegenwerken. Maar ook met terugkerende militaire sluitingen en invallen, en met ontvoering, opsluiting en marteling van docenten en studenten. In de Gazastrook worden Palestijnse universiteiten al meer dan zeventien jaar verstikt door een illegale blokkade en door herhaaldelijke Israëlische luchtbombardementen.
En nu heeft Israël elke Palestijnse universiteit in de Gazastrook verwoest. Niet één Israëlische universiteitsbestuurder heeft de Israëlische regering opgeroepen om te stoppen met het bombarderen van Palestijnse universiteiten en het opzettelijk decimeren van Palestijns hoger onderwijs.
Israëlische universiteiten zijn medeplichtig aan deze huidige en verwoestende fase van scholasticide. Ze zetten hun instituten, middelen en cursussen in om hasbara, staatspropaganda, te produceren om Israël te verdedigen tegen internationale kritiek. Ze produceren juridische verhandelingen om Israël te beschermen tegen aansprakelijkheid voor zijn oorlogsmisdaden. Ze trainen soldaten en ontwikkelen wapens voor het Israëlische leger. Ze geven speciale voordelen, beurzen en zelfs studiepunten aan reservisten die terugkeren uit de Gazastrook. Elke dag maken Israëlische universiteiten deze genocide mogelijk.
Israëlische universiteiten ondersteunen actief de Israëlische kolonisten en de apartheid. Het is op basis van deze samenwerking met de Israëlische staat dat de Palestijnse burgermaatschappij, waaronder de Palestijnse Federatie van Vakbonden van Universitaire Professoren en Werknemers, de internationale gemeenschap heeft opgeroepen om de academische boycot in te stellen.
De BDS-beweging heeft de internationale academische gemeenschap opgeroepen om te eisen dat Israëlische universiteiten hun banden met het Israëlische onderdrukkingsregime verbreken. Dit biedt docenten en studenten over de hele wereld de mogelijkheid om zich aan te sluiten bij de beweging om, met het oog op bevrijding, het hoger onderwijs opnieuw vorm te geven. Want, zoals PACBI ons leert, er is pas academische vrijheid als die voor iedereen geldt.
Dit artikel is een vertaling van een voorpublicatie van Towers of Ivory and Steel: How Israeli Universities Deny Palestinian Freedom.
Maya Wind werkt als onderzoeker aan de faculteit voor Antropologie aan de Universiteit van British Columbia.
Vertaling: Tina Hoenderdos