Hoe het gewapend verzet van de Algerijnse FLN vanuit Amsterdam gesteund werd

Moeten socialisten de strijd tegen een koloniale overheerser steunen, ook als de strijders gewelddadig zijn en niet marxistisch? ‘Pablo’ en Sal Santen twijfelden hier niet over. Vanuit Amsterdam organiseerden ze politieke én praktische hulp voor de Algerijnse onafhankelijkheidsbeweging FLN.
Portret van schrijver en trotskist Sal Santen.
Portret van schrijver en trotskist Sal Santen. (Wikimedia Commons)

Jacobin #2 is uit! Abonneer je voor €30 en ontvang hem op papier

Amsterdam, juni 1960. Twee socialisten worden opgepakt: de Griek Michel Raptis, beter bekend onder zijn schuilnaam ‘Pablo’, en zijn vertrouweling Sal Santen. Ze worden verdacht van wat tegenwoordig ‘steun aan een terroristische organisatie’ wordt genoemd: het tweetal steunt de Algerijnse onafhankelijkheidsbeweging Front de Libération Nationale (FLN), dat in 1954 de gewapende strijd tegen het Franse kolonialisme is begonnen. 

Wat volgt is een rechtszaak die internationale aandacht trekt; het verhaal van Pablo en Santen vertelt van valsemunterij en verraad, maar ook van durf en solidariteit.  

Binnen links zorgt de steun van Pablo en Santen aan het FLM voor discussie. Zo is er de geweldskwestie: het FLM schrikt niet terug voor aanslagen op Franse kolonisten. Daarbij komt dat het FLM geen marxistische organisatie is. De Algerijnse bevolking bestaat voor het grootste deel uit kleine boeren, niet uit de arbeiders die volgens veel marxisten nodig zijn om een socialistische maatschappij te kunnen vormgeven. 

Aan de andere kant is Algerije al sinds 1830 een Franse kolonie, waar inmiddels ongeveer een miljoen Franse kolonisten wonen. In vergelijking met de straatarme, politiek monddood gehouden Algerijnse moslims worden de kolonisten, alhoewel vaak weinig welvarend, structureel bevoordeeld. Ze zijn ook merendeels voorstander van de koloniale verhoudingen. 

Pablo en Santen hebben wél een duidelijke keuze gemaakt. Hun steun aan het FLN is niet alleen politiek, maar ook zeer praktisch – en dat kan het FLN goed gebruiken. De organisatie krijgt financiële steun van honderdduizenden Algerijnen die in Frankrijk wonen, maar kan van Frans links weinig verwachten. De Franse Communistische Partij PCF steunde in 1945, toen ze deel uitmaakte van de regering, het neerslaan van een antikoloniale opstand en stemde als oppositiepartij in 1956 voor speciale bevoegdheden van de koloniale autoriteiten. Volgens de PCF is het probleem van Algerije economische onderontwikkeling, niet het ontbreken van nationale zelfbeschikking. Een onafhankelijk Algerije zou, zo vrezen de communisten, snel onder invloed van de VS kunnen komen. 

De andere grote stroming binnen Frans links, de sociaaldemocraten, maken gedurende de Algerijnse onafhankelijkheidsstrijd deel uit van de regering. ‘Algerije is Frankrijk,’ verklaarde de sociaaldemocratische minister van justitie, de latere president François Mitterrand.

Kofferdragers

In de steek gelaten door het grootste deel van Frans links, vindt de Algerijnse strijd wel politieke en praktische steun in het radicale milieu: bij linkse christenen, communisten die het vertikken om de partijlijn te gehoorzamen, anarchisten en trotskisten. Zo werken leden van de Vierde Internationale, die is geïnspireerd door Leon Trotski, met het FLN samen om Algerijnse arbeiders te organiseren en publicaties te verspreiden. Andere Europese leden van de Vierde Internationale zijnkofferdragers’: ze smokkelen koffers met geld, papieren zoals identiteitsbewijzen, en soms wapens, voor het FLN door Europa.  

‘Pablo’ speelt hierin een centrale rol, als lid van de leiding van de Vierde Internationale. ‘Laat ons weten wat jullie van ons verwachten,’ vertelt hij zijn Algerijnse contactpersoon Mohamed Harbi bij hun eerste ontmoeting. ‘Onze middelen zijn beperkt, maar we zullen doen wat we kunnen.’ 

Samen met een Duitse kameraad haalt Pablo maar liefst een miljoen Duitse markt van een rekening. Dit hoge bedrag baart opzien bij de bankmedewerkers, waardoor de twee trotskisten worden uitgenodigd door de directeur om in zijn kantoor een sigaar te roken. 

De reden voor Pablo’s vastberadenheid is dat hij in de steun aan de Algerijnen een uitweg uit de politieke marge ziet. De Vierde Internationale is een kleine beweging, vooral actief als oppositiestroming in de grote communistische en sociaaldemocratische arbeiderspartijen – in Frankrijk binnen de PCF, in Nederland binnen de PvdA. Concrete steun voor Algerije wordt echter door de Vierde Internationale zelf georganiseerd, want de trotskisten realiseren zich maar al te goed dat ze de partijen nooit zo ver zullen krijgen om de Algerijnse onafhankelijkheidsstrijd te steunen. 

Via de Vierde Internationale raakt Pablo zelf betrokken bij het kofferdragen. Dat leidt soms tot opmerkelijke taferelen. Zo haalt hij samen met een Duitse kameraad maar liefst een miljoen Duitse markt van een rekening. Dit hoge bedrag baart opzien bij de bankmedewerkers, waardoor de twee trotskisten worden uitgenodigd door de directeur om in zijn kantoor een sigaar te roken, terwijl het geld voor hen wordt geteld. 

Praktische, proletarische, solidaire hulp

Pablo, sinds 1958 woonachtig te Amsterdam, wil meer doen. Zou het misschien een idee zijn om, zoals in de Spaanse Burgeroorlog, internationaal vrijwilligers te werven voor het FLN? Het FLN wijst dit voorstel af: strijders heeft het al genoeg. Maar voor het ondergrondse werk in Europa zijn veel valse papieren nodig. Of Pablo daar niet bij kan helpen? Via Sal Santen vinden ze hiervoor de juiste persoon: Ab Oeldrich. 

Oeldrich heeft een roemrucht verleden. Voor de oorlog was hij lid van de OSP, een radicale afsplitsing van SDAP. Tijdens de Duitse bezetting was hij de spil in de Groep Gerretsen, een verzetsgroep die op grote schaal voedselbonnen en officiële documenten voor onderduikers en verzetsmensen vervalste en de productie van ondergrondse publicaties als Het Parool faciliteerde. Oeldrich had niks met de Vierde Internationale, maar twijfelde niet toen Santen hem benaderde. 

Ondertussen heeft Pablo een nieuw, ambitieus plan: een wapenfabriek opzetten. Gefinancierd door het FLN wordt in Marokko in het geheim een productieplaats ingericht. Sympathisanten en leden van de Vierde Internationale met relevante kennis uit verschillende landen gaan naar Marokko om daar wapens te produceren, zoals stenguns. Onder hen is een Nederlandse kameraad van Pablo en Santen: Max Plekker. Hij vertelt later in een interview geanimeerd over de ‘praktische, proletarische, solidaire hulp’ die hij en zijn kameraden verleenden.  

Verraad

Het werk wordt door een zeer klein aantal mensen gedaan. Pablo vertelt in de Vierde Internationale weinig over zijn bezigheden. Gedeeltelijk is dat om veiligheidsredenen: hoe minder mensen ervan afweten, hoe beter. Maar Pablo verschilt ook steeds meer van mening met een deel van zijn kameraden over de prioriteiten van de Europese socialisten. Het zijn jaren van economische voorspoed in West-Europa en Pablo heeft weinig hoop dat Europese arbeiders te winnen zijn voor radicale politiek. Daarin vindt hij onder andere zijn Belgische kameraad Ernest Mandel tegenover zich. Deze gelooft wel in het revolutionaire potentieel van de West-Europese arbeidersbeweging. 

Pablo krijgt steun van enkele Nederlandse kameraden. In de eerste plaats van Sal Santen, de schoonzoon van de door de nazi’s vermoorde revolutionair Henk Sneevliet. Hulp is er ook van Maurice Ferares, die later zou zeggen dat hij slechts ‘kantoorwerk’ voor de twee had gedaan. Volgens inlichtingendiensten was hij echter de financiële schakel in de operatie: via Ferares werden de kosten voor de productie van documenten en de aanschaf van apparaten voor de fabriek vergoed. Volgens een overzicht van de inlichtingendienst gaat het om minstens een miljoen gulden. Een fortuin, al helemaal in die tijd.

Op zoek naar meer hulp maakt Ab Oeldrich een vergissing die fataal zou blijken voor de hele operatie. Zonder de rest van de groep in te lichten en tegen het advies van Santen in, benadert hij Joop Zwart. Op het eerste gezicht is Zwart een uitstekende kandidaat om het kleine gezelschap te versterken. Voor de oorlog was hij lid van Sneevliets RSAP en tijdens de Spaanse Burgeroorlog vocht hij voor de Republiek. Het grootste deel van de Tweede Wereldoorlog bracht Zwart door in een Duits concentratiekamp waar hij, dankzij zijn talenkennis en grote moed, veel lotgenoten had kunnen helpen – iets wat hem na de oorlog een groot netwerk opleverde. 

Maar dat netwerk riep ook vragen op. Er waren hardnekkige geruchten dat Zwart, onder andere via de PvdA waar hij intussen lid van was, banden had met inlichtingendiensten. Oeldrich liet zich hier niet door weerhouden. Had hij niet zelf ook samengewerkt met de inlichtingendiensten in de periode direct na de oorlog, bij het opsporen van nazi’s? Wat echter voor Oeldrich een kortstondige periode was, leek voor Zwart een decennialang contact.

Ondertussen wordt er weer een nieuw plan geformuleerd. Frankrijk voert een geldvernieuwing door en gedurende enige tijd zullen er zowel nieuwe als oude biljetten in omloop zijn. Zou het niet mogelijk zijn om op grote schaal francs te vervalsen, zo stellen enkele FLN-leiders in Europa voor. Het zal immers enige tijd duren voordat mensen gewend zijn aan de nieuwe biljetten en via de duizenden Algerijnen die in Frankrijk werken kan makkelijk vals geld in omloop worden gebracht. Frankrijk staat al onder hoogspanning, en misschien zou een grote hoeveelheid vals geld tot nog meer onrust kunnen leiden – misschien zelfs tot een economische crisis. In elk geval zou dit een mooie bron van inkomsten zijn voor de FLN. 

Met geld van het FLN wordt over de Duitse grens, in Osnabrück, een geheime drukkerij ingericht. Oeldrich geeft leiding aan het team dat het valse geld moet produceren. Maar voordat de eerste francs van de drukpers rollen, grijpt de Duitse politie in. Enige tijd later volgen de arrestaties in Amsterdam. Tijdens de rechtszaak in Osnabrück wordt duidelijk dat Zwart de zaak verraden heeft.

Internationale aandacht

De onthulling over de valsemunterij leidt tot onrust onder de kameraden van Pablo en Santen. Kan dit plan, dat erg dicht in de buurt komt van ordinaire criminaliteit, wel uitgelegd worden aan de achterban? Was het plan trouwens niet sowieso tot mislukken gedoemd? Ferares is ontgoocheld door het gebrek aan lef: ‘Als dit nou de revolutionaire voorhoede moet zijn…’

Als er maar genoeg belangstelling is, kan de rechtszaak dienen om de Algerijnse strijd onder de aandacht te brengen. Op die manier zou een nederlaag alsnog een overwinning kunnen worden.

Pablo, Santen en Ferares voelen zich in de steek gelaten. Pablo en Santen zitten vast en riskeren lange gevangenisstraffen. Ferares is niet opgepakt, maar wordt nauw in de gaten gehouden door de inlichtingendienst. Na zijn overlijden in 2022 wordt in zijn archief het schietijzer gevonden dat als bescherming voor Pablo moest dienen als die de straat op ging. Dit was geen stoerdoenerij: in verschillende Europese landen werden FLN-leden en mensen die met hen in contact stonden het slachtoffer van aanslagen. 

Uiteindelijk wordt voor een strategie gekozen waarin Santen en Pablo doen alsof ze niks van de valsemunterij afweten maar wel hun politieke steun voor de Algerijnse strijd uitdrukken. Ferares gaat energiek aan de slag om solidariteit met de twee te organiseren. Als er maar genoeg belangstelling is, kan de rechtszaak dienen om de Algerijnse strijd onder de aandacht te brengen. Op die manier zou een nederlaag alsnog een overwinning kunnen worden. Internationaal worden er steunverklaringen ingezameld. Uit Chili komt er steun van Salvador Allende, toen nog vakbondsleider, en ook Jean-Paul Sartre, Simone de Beauvoir en Jorge Amado verklaren zich solidair. Net als havenwerkers uit Sri Lanka en communistische parlementsleden in Indonesië. 

In Nederland zelf is het moeilijk om de solidariteit op gang te brengen. De Nederlandse aanhang van de Vierde Internationale is minuscuul en de PvdA steunt zijn Franse geestverwanten. De CPN heeft wel sympathie voor de strijd van de ‘Algerijnse patriotten’, maar koestert een intense haat jegens trotskisten. In partijkrant De Waarheid wordt insinuerend geschreven over de ‘onduidelijke zaakjes’ waar Santen en Pablo bij betrokken zouden zijn. Alleen onder dreiging van een rechtszaak trekt de krant de laster terug dat de twee in dienst waren van de West-Duitse inlichtingendienst. 

Er zijn uitzonderingen. Pablo en Santens advocaat J.H. Smeets krijgt hulp van advocaat en PvdA-senator George Cammelbeeck, een links buitenbeentje binnen de partij. Verder komt er steun uit kringen van de ‘Brug-groep’: dissidente communisten die na hun vertrek uit de CPN grotendeels in de PSP terecht zouden komen. Ondanks de naam is een deel van deze partij niet dogmatisch pacifist. In het geval van bezetting is verzet gerechtvaardigd, en steun hiervoor vereist niet dat men alle methodes van het FLN goedkeurt. 

De Officier van Justitie probeert Pablo en Santen te vervolgen als gewone criminelen. Santen en vooral Pablo grijpen hun kans om het over hun politieke motivatie te hebben, en om steun uit te spreken voor de Algerijnse strijd. Waren de ‘beschaafde’ West-Europeanen zich wel bewust van wat er in Algerije gebeurde? ‘Kent men de slachtpartijen en martelingen van de afgelopen zeven jaar, weet men dat er een miljoen doden aan Algerijnse zijde zijn?’ ‘Onze beschaving [is] enkel een vernis dat men slechts behoeft te verwijderen om een ongelooflijke hoeveelheid wreedheid, geweld en onrecht tegenover onze onderdrukte en uitgebuite gekleurde broeders te ontwaren [.]’ 

Dat hij geprobeerd heeft de Algerijnen aan wapens te helpen, ontkent Pablo niet; ‘Ik betreur slechts, mijnheer de Officier van Justitie, dat mijn hulp aan het Algerijnse volk op dit gebied zeer bescheiden is geweest.’

Terugkijkend op het proces valt op hoe groot de verschillen met nu zijn. Waar een PvdA-senator als Cammelbeeck toen een uitzondering was, is die vandaag onvoorstelbaar.

Uiteindelijk worden de twee in 1961 veroordeeld tot vijftien maanden cel, wat betekent dat ze kort na het proces vrijkomen. Na hun vrijlating gaan Pablo en Santen gescheiden wegen. Sal Santen neemt al snel afscheid van de politiek en schrijft zijn ervaringen van zich af in Adios Compañeros! In zijn werk als schrijver houdt hij de herinnering aan de door nazi’s verwoeste wereld van het joodse proletariaat, waar hij uit afkomstig is, levend.  

Nadat Algerije in 1962 eindelijk onafhankelijk is geworden, wordt Pablo adviseur van de nieuwe Algerijnse regering. Hij steunt een socialistische koers waarin arbeiderszelfbestuur centraal staat. Maar in het FLN is het leger, dat een conservatievere koers voorstaat en alle macht in eigen handen wil, steeds belangrijker geworden. Na een militaire coup in 1965 wordt Pablo gedwongen het land te verlaten. Alhoewel hij geen lid meer is van de Vierde Internationale, blijft hij zijn leven lang actief. Ditzelfde geldt voor zijn kameraad Maurice Ferares. 

Effectieve strijd

Terugkijkend op het proces valt op hoe groot de verschillen met nu zijn. Waar een PvdA-senator als Cammelbeeck toen een uitzondering was, is die vandaag onvoorstelbaar. En voor moderne maatstaven is vijftien maanden cel voor het bewapenen van een beweging die strijdt tegen een Westerse mogendheid, erg bescheiden. 

Sommige vragen die toen centraal stonden in de heftige twisten tussen socialisten, zijn nog steeds actueel. Het gebruik van geweld door het FLN, inclusief de aanslagen op Franse kolonisten, leidde tot veel discussie binnen links. Ferares en zijn kameraden publiceerden hierop een tekst van de antikoloniale denker en FLN-lid Frantz Fanon: ‘Waarom de Algerijnen geweld gebruiken.’ Geweld is inherent aan kolonialisme, betoogt Fanon, en dat laat de gekoloniseerden geen andere keuze; ‘Het geweld van de gekoloniseerde is de laatste daad die de vervolgde mens verricht en waarmee hij te kennen geeft dat hij bereid is zijn leven te verdedigen.’ 

Voor Pablo, Santen en Ferares was duidelijk dat voor West-Europese socialisten internationale solidariteit prioriteit moest zijn. Steun aan de strijd daar, zo beargumenteerde Pablo, was voor links een ethische plicht en een manier om de beweging hier te versterken. Het blootleggen van de steun van de ‘eigen’ regering aan onderdrukking elders radicaliseerde mensen, zoals ook de internationale solidariteit met Vietnam een centrale rol speelde in de explosie van mei 1968. Het FLN drukte de Algerijnse strijd uit, maar deze strijd was groter dan alleen deze specifieke organisatie. 

De Fransman Pierre Frank, een tegenstrever van Pablo die ook kort had vastgezeten vanwege steun aan de FLN, schreef: ‘We steunden de FLN niet omdat we het als een marxistische organisatie zagen, maar omdat het een werkelijke, effectieve strijd tegen Frans imperialisme voerde.’ Praktische en politieke steun aan zo’n strijd was voor Pablo en Santen een noodzakelijke eerste stap in het opbouwen van een socialistische beweging in West-Europa. 

Alex de Jong werkt bij het International Institute for Research and Education in Amsterdam en is betrokken bij Grenzeloos.org.

Steun de groei van het socialisme in Nederland

Abonneer je voor €20 en krijg toegang tot alle artikelen of voor €30 en ontvang jaarlijks twee nummers op papier