‘Gaza is voor studenten van nu hetzelfde als Vietnam was voor jongeren in de zeventiger jaren’

In zijn boek In het spoor van Fanon beschrijft Koen Bogaert hoe het werk van dekoloniale denkers zoals Frantz Fanon ook vandaag belangrijk zijn om de wereld te begrijpen en te bevrijden. Een gesprek over de onhoudbare orde van het koloniale systeem, het verzet ertegen dat er altijd al was en waarom de universele waarden van de Haïtiaanse revolutie nog steeds bevrijdend zijn.

Jacobin #2 is uit! Abonneer je voor €30 en
we sturen
hem op

Koen Bogaerts’ boek In het spoor van Fanon met als ondertitel Orde, wanorde, dekolonisering. werd genomineerd voor de Sociologische bril, een jaarlijkse prijs die dit jaar naar Hein de Haas ging voor zijn boek ‘Hoe migratie echt werkt’. Het boek van Koen laat zien hoe de huidige onstabiele samenleving waarin migratie vaak als ‘het probleem’ wordt benoemd, een gevolg is van een eeuwenlang proces van kolonisering. 

Je begint je boek met een citaat van Audre Lorde (1934 – 1992) een Amerikaanse feministische schrijfster en dichteres. Zij schrijft: ‘Je kan niet wegkruipen achter de bespottelijke afscheidingen die ons zijn opgelegd en die we maar al te vaak accepteren als de onze. Zoals: “Ik kan echt niet lesgeven over wat Zwarte vrouwen schrijven; hun ervaring is zo anders dan die van mij.” Maar hoeveel jaar heb je wel niet doorgebracht met lesgeven over Plato en Shakespeare en Proust?’ 

Er zijn veel debatten over wie mag en kan spreken over dekolonisering. Denkers als Audre Lorde categoriseren wij vaak als zwarte denkers die over een zwarte geschiedenis schrijven. Wat mij vooral opvalt wanneer ik zwarte en dekoloniale denkers lees, is dat deze boeken niet gaan over een zwarte geschiedenis maar over iedereens geschiedenis.

Lorde spreekt over universele thema’s, denk aan vrijheid, gelijkheid, broederschap, maar vanuit een andere, onderdrukte positie. Haar verhaal vertrekt vanuit het idee dat de koloniale geschiedenis de basis vormt van een wereld opgedeeld in ‘rassen’. De vraag is wat we daarmee doen. Er ligt hier voor witte mensen zoals ik, die met veel privileges profiteren van de bestaande ongelijkheid, een grote verantwoordelijkheid.

Hoe ben je persoonlijk betrokken geraakt bij het onderwerp dekolonisering?

Als universiteitsstudent studeerde ik een jaar in Barcelona. Op de Autonome Universiteit van Barcelona werd de link gemaakt met de Latijns-Amerikaanse sociale bewegingen en hun geschiedenis. En die geschiedenis is er een van dekolonisering en strijd. Dat was voor mij een openbaring. In België had ik voornamelijk geleerd te kijken naar de geschiedenis vanuit Belgisch en Europees perspectief. In Spanje werd ik geconfronteerd met mijn positie door andere internationale studenten. Een Mexicaanse studiegenoot noemde me bijvoorbeeld vaak ‘pinche primer mundista’ (‘verdomde eerste wereldburger’). Humoristisch bedoeld, maar het was voor mij heel vormend. Ik politiseerde en werd actiever in sociale bewegingen. Dit engagement leefde later ook door in mijn eigen academische werk.

Tot welke ontdekkingen ben je gekomen door het schrijven?

Door mijn onderzoek is het voor mij duidelijk geworden dat verzet de motor is van verandering. Dat is een belangrijke boodschap om vandaag te vertellen. Wij raken vaak gedesillusioneerd door de uitslag van verkiezingen. Denk aan de verkiezingswinst van Trump en extreemrechts in veel Europese landen en niet in het minst in Nederland. We denken soms dat onze toekomst afhangt van een verkiezingsresultaat. Wat de literatuur van verzet probeert duidelijk te maken is dat democratie een praktijk is, iets wat wij dagelijks moeten doen.

De ondertitel van jouw boek is Orde, wanorde, dekolonisering. Wil je dat toelichten?

Op een bepaald moment is er een machtsconfiguratie die een orde vormt, een balans vindt. Daar is ongelijkheid in verwerkt, dat genereert spanningen en draagt altijd kiemen van wanorde in zich mee. En verzet daartegen zal er altijd zijn zolang de ongelijkheid blijft bestaan. De mens is van nature niet geneigd om ongelijkheid te aanvaarden.

De boodschap die ik wil meegeven aan mijn studenten is dat het begin van de kolonisering ook het begin van het verzet was.

In het koloniaal systeem wordt altijd gepoogd om die ongelijkheid te verklaren en ‘natuurlijk’ te maken. Dat gebeurde, onder andere, met rassentheorieën. Maar zulke verklaringen worden nooit in zijn geheel zomaar geaccepteerd. Er zijn altijd mensen die de orde zullen bevragen, eerst en vooral diegene die zelf onderdrukt worden. De boodschap die ik wil meegeven aan mijn studenten is dat het begin van de kolonisering ook het begin van het verzet was. Wanorde is dan vaak het gevolg van een onhoudbare orde. Wij hebben vaak schrik van destabilisering, maar het is vaak ook een moment dat er iets nieuws kan ontstaan.

De rellen in Amsterdam voorafgaand en volgend op de voetbalwedstrijd Ajax-Maccabi Tel Aviv, noem je dat wanorde? (We interviewden Koen twee dagen daarna.)

Ja, je zou dat als een onderdeel van de wanorde kunnen beschouwen. Het gaat erom hoe er gekeken wordt naar de rellen, wat er wordt gezien als het begin. Israëlische politici plakten al heel snel het concept ‘barbaar’ op de Amsterdamse ‘relschoppers’, en veel Nederlandse politici en media gingen mee in dit soort framing. Zo maakten ze van de rellen iets dat inherent was aan het karakter van de jongeren zelf, terwijl de politieke context verdween; namelijk de huidige genocide in Gaza en de manier waarop die Israëlische fans dit hier kwamen ‘vieren’.

Het probleem is dat zo’n framing de analyse opgeeft. We kunnen dus stoppen met nadenken over waar de woede en de rellen vandaan komen want de Amsterdamse jongeren zijn toch ‘maar tuig’, het zijn ‘maar relschoppers’. Die framing vindt zijn oorsprong in de witte en koloniale orde die altijd de neiging had om zulke spanningen uit te leggen als de botsing tussen het beschaafde Westen en de barbaarse Ander. Dit moest de koloniale ‘beschavingsmissie’ legitimeren. We zien nog altijd dat dit verhaal zeer dominant is, dat verhaal is onze koloniale erfenis.

Theodor Herzl, één van de oprichters van de zionistische beweging, schrijft in zijn boek Der Judenstaat over een Joodse staat in Palestina die een voorpost van beschaving kan zijn in een barbaarse wereld. Dat verhaal vinden we nog steeds terug bij de huidige Israëlische politici. En niet alleen bij politici. In 2015 ben ik met studenten naar Israël en Palestina geweest. We hebben daar een Joodse nederzetting bezocht waar onze studenten in gesprek gingen met kolonisten.  Zij vertelden ons het hetzelfde racistische verhaal.

Je boek gaat over dekolonisering en wat dat werkelijk inhoudt. Musea, onderwijs- en cultuurinstellingen dekoloniseren er vrolijk op los. Dat is in zekere mate een buiging naar de kracht van bewegingen zoals Black Lives Matter die de structuren van macht, uitsluiting en racisme uitdagen. Direct zeg je dat deze omarming niet naar een dekoloniale maatschappij leidt. Waarom niet?

Dekolonisering wordt vaak gebruikt door witte instituties als een marketingterm. Om te zeggen van: ‘Kijk, wij hebben aandacht voor de zwarte, koloniale geschiedenis.’ Maar denkers als Frantz Fanon en Audre Lorde tonen kolonisering als de herschepping van de hele wereld, met Europa als het centrum en de rest van de wereld ondergeschikt aan Europese belangen. Hierdoor ontstond de hedendaagse noord-zuidverdeling met al haar ongelijkheid. Dekolonisering is de reactie daarop, met de bedoeling een nieuwe wereld te maken die een echt antwoord is op de enorme uitdagingen waar we vandaag mee kampen, zoals klimaatverandering en ongelijkheid.

Dekolonisering is eigenlijk een anti-systemisch alternatief. Dat is een heel abstract concept en het is één van de grootste uitdagingen voor sociale bewegingen vandaag om dat te vertalen in concrete actie. Maar wat veel dekoloniale activisten begrijpen is dat één museum of één universiteit de wereld niet verandert.

Waar begin je als je de wereld wil veranderen? 

Op mijn eigen universiteit in Gent is er een studentenbeweging die recent met een bezetting een academische boycot van de Israëlische universiteiten afdwong. De rector gaf gehoor aan hun concrete eis om de samenwerking te stoppen. Maar na de tegemoetkoming aan de eis van de studenten ontstond bij hen de vraag: ‘Wat nu?’

Voor sommige studenten was het een reden om te stoppen, maar andere zeiden: ‘We kunnen toch niet stoppen in het midden van een genocide?’ Zij wilden blijven en werden uiteindelijk onder de dreiging van gerechtelijke dwangsommen verplicht om de bezetting op te geven. Ik zag dat door hun strijd de studenten waren veranderd. Ze waren radicaler geworden. Het is een opvallend fenomeen, de strijd voor emancipatie is ook een emancipatie in de sociale strijd zelf. Die strijd was voor veel studenten een enorme leerschool.

Dat is ook een fenomeen dat terugkomt in de geschiedenis van de antikoloniale strijd. Als psychiater zag Fanon kolonisering niet alleen als economische, politieke of militaire onderdrukking, maar ook als een psychologische onderdrukking. Vanuit de opgelegde minderwaardigheid moest je jezelf mentaal bevrijden. Door het voeren van strijd bevrijd je jezelf ook mentaal. 

De sociaaldemocratische Lara Wolters uit het Europarlement heeft daar de anti-wegkijk wet voor elkaar gekregen. Bedrijven, bijvoorbeeld in de kledingindustrie, moeten verantwoording afleggen over de werkomstandigheden en hoe er met het milieu wordt omgegaan in hun toeleveringsbedrijven buiten Europa. Dat is een manier om Europese bedrijven verantwoordelijk te maken voor hun productieproces. Kunnen we dat zien als dekolonisering of vind je dit te veel binnen de bestaande instituties georganiseerd?

Dat is de eeuwige discussie, hervorming of revolutie, maar ik denk dat het in de werkelijkheid niet zo gescheiden is. De wereld gaat nooit van de ene op de andere dag fundamenteel veranderen. Het zal altijd door graduele processen, door hervormingen zijn. Veel revolutionaire bewegingen liggen aan de basis van betekenisvolle veranderingen die dan vaak door politici worden geïmplementeerd.

Het probleem is dat die veranderingen later vaak losgekoppeld worden van de sociale beweging en hun strijd. En zo kan men de impact van die strijd negeren of minimaliseren. Daarenboven kan men elke hervorming enerzijds zien als een tegemoetkoming aan de sociale beweging, maar anderzijds is een (beperkte) hervorming misschien ook een manier om die sociale beweging te pacificeren, om het systeem te beschermen. Dat is de spanning die er altijd zal zijn.

In je boek laat je zien hoe verhalen over verzet uit de geschiedenis verdwijnen. Interessant om te lezen is hoe de Haïtiaanse revolutie [1791-1804] belangrijk was voor de vorming van ons beeld van vrijheid en gelijkheid. Maar ook hoe groot en divers de anti-slavernijbeweging in Groot-Brittannië was eind van de achttiende eeuw en deze strijd verbonden was met arbeiders- en vrouwenstrijd.

Dat is ook een reden waarom ik dit boek schreef. Geschiedschrijving is ook een strijd tegen de dominante geschiedenisverhalen die de status quo proberen te beschermen. Dat heb ik geleerd van denkers als Lorde en Fanon. Zij maken deel uit van een brede beweging van mensen die nieuwe verhalen willen vertellen of oude verhalen op een nieuwe manier.

De anti-slavernijbeweging in Groot-Brittannië was een heel diverse beweging. Vaak wordt ze voorgesteld als een groep verlichte witte mannen uit de middenklasse. Meer waarheidsgetrouw is dat er heel veel activisten bij die antislavernijbeweging betrokken waren. Sleutelfiguren waren voormalig tot slaafgemaakte zwarte mensen, zoals Olaudah Equiano. Zijn boek over zijn eigen levensverhaal was een absolute bestseller en werd uitgegeven in de VS en Europa en ook vertaald in het Nederlands. Het maakte mensen bewust van wat er aan de hand was.

‘Uit de actieve weigering om onderdrukking te aanvaarden komen al die nieuwe ideeën die we vandaag evident vinden, zoals gelijkheid en vrijheid als universele principes.

Er was grote solidariteit vanuit gewone mensen, de werkende klasse. Quaker dichteres Mary Birkett schreef een gedicht waarin ze de strijd tegen de slavernij koppelt aan eigen daadkracht. ‘Ja, zusters, aan ons de taak het onrecht hun aangedaan te vergroten of te verzachten. Als wij producten van hun gezwoeg afwijzen.’ Ze besefte dat vrouwen politieke macht hebben door een suikerboycot te organiseren. Daar vind je de kiem van de feministische beweging.

De Haïtiaanse revolutie is een strijd van de tot slaafgemaakten zelf. Kunnen we erkennen dat dankzij die strijd de wereld is veranderd op een manier die iedereen nu ziet als positief? We hebben vandaag vaak de neiging om vooral empathie te tonen met slachtoffers. Maar we zijn terughoudend als de slachtoffers zelf het heft in eigen handen nemen en in verzet komen. Dat verzet hoef je niet te romantiseren, het is vaak meedogenloos en gewelddadig, dat is de tragiek van dat soort strijd. Maar uit de actieve weigering om onderdrukking te aanvaarden komen al die nieuwe ideeën die we vandaag evident vinden, zoals gelijkheid en vrijheid als universele principes. Dat zijn de ideeën die ons nog steeds zouden moeten inspireren.

Hoe verklaar je de aanhang van radicaal rechts in Europa en in de Verenigde Staten?

Onze welvaartsstaat is gebaseerd op koloniale uitbuiting. Maar die ongelijkheid destabiliseert en creëert wanorde. In die wanorde voelen heel veel mensen zich onzeker. De vraag is naar welk wereldbeeld we teruggrijpen. Naar een nostalgisch Europa waarin veiligheid is gebaseerd op de uitbuiting van de ander, ten koste van de ander? Of naar een goede toekomst voor iedereen? Wat ik probeerde te schetsen in de inleiding van mijn boek is dat we ons op dit moment bevinden in een periode waarin de toekomst radicaal open is.

De consensus over de oude status quo, de liberale wereldorde, is verdwenen. Er zijn mensen die de bestaande privileges gekoppeld aan de huidige wereldorde proberen te beschermen, door terug te grijpen naar een idee van het verleden dat eigenlijk nooit heeft bestaan. In die zin proberen extreemrechtse bewegingen de bestaande koloniale machtsverhoudingen te beschermen en te verantwoorden binnen een discours van witte superioriteit. Anders gezegd, ‘wij’ zijn al ontwikkeld en de andere nog niet. Integendeel, die wil van ‘onze welvaart’ profiteren. Aan de andere kant heb je dan de sociale bewegingen die staan voor een dekoloniale toekomst. 

We moeten ook begrijpen waarom mensen op extreemrechts stemmen en hen niet wegzetten als irrationeel. Uit onderzoek blijkt dat het moeilijk is om solidair te zijn als je je bedreigt voelt. Radicaal-rechts is een anti-solidair project, het is een project waarin mensen vooral kiezen voor hun eigen zekerheid. Net omdat ze deel uitmaken van een specifieke groep die hen die privileges kan geven.

Als we een wereld kunnen creëren waarin Palestijnen vrij en gelijk zijn, dan hebben we waarschijnlijk een wereld waarin iedereen dat kan zijn.

Daartegenover staat bijvoorbeeld de solidariteitsbeweging met Palestina. Zij vertegenwoordigt niet alleen een strijd voor de Palestijnen en hun recht op zelfbeschikking en gelijke rechten. Dat is primair uiteraard. Maar daarnaast is het ook een strijd over de vraag in wat voor wereld willen we leven. In een wereld waarin grootmachten en hun koloniale bondgenoten kunnen bepalen wat goed of fout is? Of in een wereld waarin het Internationaal Recht geldt voor iedereen?

Dat soort solidariteitsbewegingen hebben we in het verleden vaker gezien. De Vietnamprotesten waren ook een strijd tegen de Amerikaanse imperiale politiek overal in de wereld. Er zit dus vaak een veel grotere dimensie in sociale strijd. Als we een wereld kunnen creëren waarin Palestijnen vrij en gelijk zijn, dan hebben we waarschijnlijk een wereld waarin iedereen dat kan zijn. De strijd voor zelfbeschikkingsrecht voor Palestijnen is voor studenten van nu hetzelfde als Vietnam was voor jongeren in de zeventiger jaren.

We merken dat onze democratische partijen de solidariteitsbeweging met Palestina soms wegzetten als te radicaal. Of dat ze duidelijke woede gelinkt aan wat er in Palestina gebeurt wegzetten als ‘tuig’. In de reacties op wat er afgelopen donderdagavond 7 november gebeurde in Amsterdam werd er niet gesproken over de genocide op de Palestijnen. De woede van de degenen die betrokken waren bij die rellen werd gekarakteriseerd als iets dat typisch was voor ‘dat soort mensen’. Het werd ook gelinkt aan hun ‘cultuur’ of religie. En zo krijg je de vertaling van oude mechanismen van stereotypering in nieuwe vormen van racisme.

Na de Tweede Wereldoorlog, met de enorme schok die door Europa ging over het nazi-racisme, het antisemitisme, werd dat oude biologische racisme compleet afgeschreven. Maar racisme zelf is niet verdwenen. Gewoon heruitgevonden. Nu vinden we dat mensen niet passen omwille van hun ‘cultuur’. En er zijn ook een nieuwe groepen die vandaag bij ons worden weggezet als ‘ongewenst’, onder andere moslims en mensen van Arabische origine. Racisme is in de eerste plaats een systeem dat ongelijkheid zoals die nu bestaat probeert goed te praten.

Dat is de reden waarom ik graag terugga naar de denkers van de Haïtiaanse revolutie. Er werd letterlijk nagedacht over nieuwe manieren om racisme en racialisering te overstijgen. In het revolutionaire Haïti kon iedereen zwart worden. Los van het feit of je fenotypisch zwart was of niet. Er werd een nieuwe zwarte norm uitgevonden waar iedereen deel van kon uitmaken en dat tegemoet kwam aan de principes van de revolutie. Vandaag hoor je dat iedereen Palestijn kan worden. Dat is wat veel Palestijnse activisten meegeven als boodschap. Iedereen die strijd voor een vrij Palestina, kan Palestijn worden. 

Een ander inspirerend voorbeeld voor mij is Nurit Peled Elhanan, een Israëlische hoogleraar. Zij zegt dat we naar een ander soort wij moeten gaan. ‘Wij’ is iedereen die onderdrukt wordt door de bezetting en daar schaart ze zichzelf ook onder. Zij heeft haar dertienjarige dochter verloren door een zelfmoordaanslag. Ze had kunnen kiezen om Hamas te haten maar ze beschuldigt de bezetting. En daar zit de hoop, ook al lijkt die vandaag heel ver weg. Zij kiest voor een nieuwe invulling van wij, een radicaal wij, naar wat ons verbindt, wat ons een nieuw collectief maakt.

Dit interview is eerder gepubliceerd in het decembernummer van Tijd en Taak.

Koen Bogaert is professor aan de vakgroep Conflict & Development van de Universiteit van Gent. Hij doceert over onze koloniale geschiedenis en is gespecialiseerd in globalisering, verstedelijking en sociale ongelijkheid in Noord-Afrika. In 2023 verscheen zijn boek In het spoor van Fanon

Evelien Polter is redacteur van Tijd en Taak en was jarenlang werkzaam als docent in het MBO in Amsterdam.

Joke van der Neut houdt interviews voor Tijd en Taak over levensbeschouwing, pluralisme en sociaal democratie. Ze is werkzaam in het onderwijs.

Steun de groei van het socialisme in Nederland

Abonneer je voor €20 en krijg toegang tot alle artikelen of voor €30 en ontvang jaarlijks twee nummers op papier