De machinevrouwen van Herstal

Het feminisme en de arbeidersbeweging zijn in de jaren zestig en zeventig in België onlosmakelijk verbonden.
Stakers in café Herstal, 1966 (Wikimedia Commons)

Jacobin #2 is uit! Abonneer je voor €30 en ontvang hem op papier

Een legendarische status hebben ze in België: de stakende arbeidsters van wapenfabriek Fabrique Nationale d’Armes de Guerre (FN) in Herstal, bij Luik. Drie maanden lang, van 17 februari tot 5 mei 1966, legden zij het werk neer, met als eis dat zij evenveel wilden verdienen als mannelijke arbeiders (‘À travail égal, salaire égal’, oftewel ‘Gelijk loon voor gelijk werk’). De Belgische filosofe Françoise Collin noemde de staking zelfs het startsein voor de feministische beweging in België (‘le premier groupe belge que l’on peut qualifier de féministe’). 

De staking was inderdaad een mijlpaal, zowel in de geschiedenis van de arbeidersbeweging als in die van de feministische beweging in België. De femmes machines van Herstal stonden volgens sommigen bovendien aan het begin van een nieuwe sociale cyclus in België, die brak met de sociale vrede van de vroege jaren zestig en die zelfs Europese gevolgen kende. 

Gebroken beloftes

Een verlopen akkoord vormde de directe aanleiding voor de staking. Het akkoord was gesloten in 1962 met als doel de loonkloof tussen mannen en vrouwen in de metaalindustrie op termijn te verkleinen. Toen deze termijn op 31 december 1965 verstreken was en er geen concrete resultaten waren geboekt, nam de vakbondsdelegatie van de FN het initiatief om interne onderhandelingen te openen. 

Maar de fabrieksdirectie wees dit voorstel af omdat ze, hoewel ze daar niet aan gebonden was, een nationaal akkoord wilde afwachten. Dit leidde tot grote onrust onder de arbeidsters, die hun eisen onmiddellijk ingewilligd wilden zien. De directie hield echter voet bij stuk en weigerde daadwerkelijk te onderhandelen. Hoewel de vakbonden probeerden te bemiddelen – en de gemoederen tot bedaren wilden brengen – waren de arbeidsters resoluut toen de directie op 16 februari niet over de brug kwam. 

Met de slogan ‘À travail égal, salaire égal’ legden ze het werk die ochtend massaal neer. Aan het einde van de dag staakten alle 3800 vrouwen die bij de Herstal-fabriek werkten. Het lukte de gedelegeerden van de vakbond niet om de geest terug in de fles te krijgen. Een wilde staking was geboren. 

Piketten bleken onnodig, want niemand brak de staking – dat was uitzonderlijk.

In de eerste week van de staking werd nog in allerijl geprobeerd om een nationaal akkoord te sluiten. De vakbonden, die in België stevig zijn ingebed in het sociale overleg, konden niet anders dan de staking erkennen. Piketten bleken onnodig, want niemand brak de staking – dat was uitzonderlijk. 

De mannen, die het werk van de vrouwen niet wilden overnemen, verklaarden zich solidair en belandden in werkloosheid. De van oudsher conservatieve publieke opinie, die tot dan toe zeker niet altijd begripvol reageerde op de eisen van arbeidsters, sloeg eveneens om en erkende de rechtvaardigheid van de strijd. 

Ook internationaal was er steun voor de staking, onder andere vanuit Nederland. De vrouwenbeweging schaarde zich achter de staaksters van Herstal en stelde dat deze oorspronkelijk proletarische beweging voor álle vrouwen van belang was – tenslotte werden alle vrouwen in hun ontplooiing en materiële mogelijkheden belemmerd.

De staking breidde zich ook nog eens uit naar andere bedrijven in het staal- en steenkoolbekken van Wallonië. Volgens Marie-Thérèse Coenen betekende dit dan ook niets minder dan een grootschalige uitbraak van klassebewustzijn. De massale bewegingen leidden ertoe, samen met de buitengewone duur van de staking, dat de staaksters hun eisen succesvol verdedigden. 

Na weken van staken en manifestaties kwam er een akkoord. Bovendien werd het principe van gelijk loon voor gelijk werk vastgelegd in de wet. Het comité Gelijk Loon voor Gelijk Werk bleef ook na de staking bestaan.

Stakers wachten in de sneeuw (Wikimedia Commons)

Historisch sleutelmoment

De oorsprong van de staking van de femmes machines lag in een reeks bijzondere omstandigheden. Allereerst vond ze plaats in de vuile fabriekswerkelijkheid van Wallonië, waar mensen in abominabele omstandigheden werkten. Het werk was smerig, de hygiëne en voorzieningen zoals warm water waren ondermaats en de machines waren verouderd. De modernisering van het materieel en arbeidsproces was na de Tweede Wereldoorlog nauwelijks begonnen, terwijl de productie door de jaren heen wel was opgevoerd.

Daarnaast was de staking een reactie – een van de eerste – op het trage, bureaucratische opereren van de vakbonden. Zij maakten van het principe ‘gelijk werk, gelijk loon’ (dat al in 1936 tot een vrouwenstaking bij FN had geleid) geen prioriteit. Ze voegden zich in de bestaande overlegstructuren en de mannelijke vakbondsleiding nam de positie van vrouwen vaak niet serieus. De vrouwen dwongen de vakbonden tot onmiddellijke actie. 

Tot slot beriepen de vrouwen zich op het Verdrag van Rome van 1957, waarin was afgesproken dat vrouwen en mannen voor gelijk werk een gelijk loon moesten krijgen. Dit gaf de staking van meet af aan een dimensie die het lokale oversteeg, omdat de afspraken waren gemaakt in de EEC (de voorloper van de Europese Unie) en dus golden voor alle aangesloten landen – die overigens allemaal zo hun redenen hadden gevonden om het bij een papieren realiteit te houden. Het was voor het eerst dat een Europees verdrag werd aangehaald om een staking kracht bij te zetten. 

Hun acties hadden onomstotelijk aangetoond dat vrouwen een leidende, en geen volgende rol innamen in het productieproces en de arbeidersbeweging.

De staking van de femmes machines verscheen zo op een cruciaal moment in de naoorlogse geschiedenis. Niet alleen van België, maar van heel Europa. Als de eerste wilde staking in België in de jaren zestig, waarvan er in de jaren daarna op veel plekken andere zouden volgen, markeerde ze het begin van een nieuwe periode.

Volgens de Belgische politiek historicus Alain Meynen toonde de staking niet alleen aan dat de pacificatiemechanismen van de Belgische overlegeconomie, van nieuw bloed voorzien na de Grote Staking van 1961, openlijk in crisis begon te verkeren. Het feit dat de vrouwenstaking zich niet liet dwingen in het model van de algemene staking en het syndicalisme van de georganiseerde arbeidersbeweging, maar een wild, spontaan karakter had, wees ook op de nieuwe stijl van de hele sociale strijd, die vanaf 1968 overal in Europa zou uitbreken. 

Ingang van de Fabrique Nationale in Herstal ligt er verlaten bij (Wikimedia Commons)

De arbeidsters streden niet alleen voor betere werkomstandigheden of een hoger loon, maar bekritiseerden ook de gesloten instelling. ‘Arbeiders braken letterlijk uit de fabriek,’ zo zou Meynen de beweging samenvatten. Hij legde een verband met allerlei andere bewegingen die de oude, vaak patriarchale, disciplinerende instellingen verwierpen of op zijn minst ter discussie stelden. Zoals de vrouwenbeweging en het verzet tegen de verplichte legerdienst.

Tegelijkertijd kan worden betoogd dat de staking bij de Fabrique Nationale een integrerend effect had. De deelname van vrouwen aan vakbonden nam toe. Hun acties hadden onomstotelijk aangetoond dat vrouwen een leidende, en geen volgende rol innamen in het productieproces en de arbeidersbeweging. Voor de vrouwenbeweging, die door verschillende klassen heen liep, maakte de standvastigheid van de machinevrouwen duidelijk hoe onmisbaar de arbeidersstrijd is voor het feminisme.

Toch is het belangrijk te erkennen dat de staking van de femmes machines juist uitbrak in haar eigen, specifieke omstandigheden. De machinevrouwen van Herstal waren gespecialiseerd, maar niet geschoold. Ze werden, anders dan hun mannelijke collega’s, aan psychologische en technische tests onderworpen die hun geschiktheid moesten bewijzen en hun (lage) inschaling bepaalden.

Hun geleefde ervaring – versmolten met de machine, druipend van de olie – ontwikkelde het bewustzijn van hun situatie. Dit wijst erop dat hun strijd niet zomaar te vangen is in generieke verwijzingen naar de mannelijke, georganiseerde fabrieksarbeider, ook al vond de staking plaats in een klassieke, geconcentreerde sector van de Belgische industrie die in de loop van de jaren zeventig aan belang zou verliezen. 

Jean-Paul Sartre schreef al in 1960 dat de werker vrouw is, semi-geschoold, en verpletterd wordt door een werkelijkheid die haar helemaal omvat. De reductie tot materiële onmogelijkheden, een te laag loon, vermoeidheid en stress, de degradatie van het lichaam – alles was met elkaar verbonden. Het is moeilijk om subjectieve en objectieve omstandigheden volledig te scheiden – ze hangen onlosmakelijk met elkaar samen. 

Frank Keizer is dichter, essayist en criticus. Hij was oprichtend redacteur van Jacobin Nederland

Steun de groei van het socialisme in Nederland

Abonneer je voor €20 en krijg toegang tot alle artikelen of voor €30 en ontvang jaarlijks twee nummers op papier