De ideeën van Paulo Freire zijn vandaag nog even sterk als altijd

Iets meer dan honderd jaar geleden werd in de Braziliaanse stad Recife de socialistische pedagoog Paulo Freire geboren. Gewezen kameraad van Freire en toonaangevend marxistisch pedagoog Peter McLaren beschrijft hoe zijn leven en werk vandaag de dag nog even relevant is.
Paulo Freires roem maakte hem zowel tot doelwit als profeet in zijn thuisland Brazilië. (UNICEN Argentina)

Jacobin #1 is uit.
Abonneer je voor €30 en we sturen hem op.

Het is vandaag op 19 september precies 103 jaar geleden dat de Braziliaanse filosoof Paulo Freire werd geboren. Vooral bekend vanwege zijn alom geprezen Pedagogie van de onderdrukten, blijft Freire vandaag de dag een inspiratiebron voor leerkrachten werkzaam in door armoede geteisterde gemeenschappen waar ook ter wereld en voor vrijwel iedereen op zoek naar iets van recht in een onrechtvaardige wereld.

Vrijwel elke kritische pedagoog heeft op een zeker moment wel eens gebruik gemaakt van het werk van Freire, om inzicht te krijgen in de omgekeerde wereld van de onderdrukten of als bron van inspiratie voor het idee van onderwijs als een manier om bestaande assymetriëen van macht en privileges omver te werpen. Freires alfabetiseringsprogramma’s ten behoeve van de empowerment van de boerenbevolking zijn wereldwijd in gebruik en Pedagogie van de onderdrukten is het op twee na meest geciteerde boek in de sociale wetenschappen, en het meest geciteerde boek binnen de pedagogische wetenschappen.

Freires bekendheid maakten hem in zijn eigen land Brazilië zowel tot doelwit als profeet. Extreemrechtse groepen als Movimento Brasil Livre en Revoltados Online hebben het op hem gemunt en toen Jair Bolsonaro president was beweerde hij dat Freire een van de mensen is achter een marxistisch complot met als doel het Braziliaanse onderwijssysteem te indoctrineren.

Bolsonaro’s pogingen om Freire uit het publieke geheugen te verbannen doen nog het meeste denken aan de aanvallen van Amerikaanse Republikeinen op de aanhangers van critical race theory en marxistische pedagogen. Bolsonaro en de rechtse Escola sem Partido-beweging hebben leerlingen aangemoedigd hun docenten tijdens de lessen te filmen, in het bijzonder wanneer ze verdacht worden van het verspreiden van linkse ideeën of, erger nog, van het bijdragen aan door Freire geïnspireerde politieke of maatschappelijke denkbeelden. Een federaal afgevaardigde uit Bolsonaro’s partij ging zelfs zover om Freire middels een wetsvoorstel zijn titel van ‘beschermheer van het Braziliaanse onderwijs’ te ontnemen.

Ook de Amerikaanse conservatieven sloten zich aan bij het Freire-bashen. In The Economist ‘The threat from the illiberal left’ stond een artikel over ‘woke culture’ waarin Freires pedagogiek op slinkse wijze wordt neergezet als ware het geschreven in de geest van Mao’s Culturele Revolutie. Dat het artikel zich daarbij slechts baseert op een enkele voetnoot uit de Pedagogie van de onderdrukten, wordt niet vermeld. Evenmin wordt genoemd dat het werk van Freire staat of valt met solidariteit met de massa en stelling neemt tegen het soort geweld dat deel ging uitmaken van de Culturele Revolutie.

Waarom zouden Bolsonaro en The Economist hun pijlen richten op Freire? Wat maken zijn ideeën in hun ogen zo bedreigend?

Het leven van een revolutionaire pedagoog

Paulo Freire groeide op in het noordoosten van Brazilië in de staat Recife ten tijde van de wereldwijde crisis van de jaren dertig. Hij leerde lezen door letters te maken van de takken van de mangoboom, de boom die hem in zijn jeugd van schaduw voorzag. Het ervaren van honger en armoede tijdens zijn kinderjaren zorgde ervoor dat de jonge Freire uiteindelijk vier schoolklassen achterstand opliep. De dood van zijn vader in 1933 maakte het alleen nog maar erger.

Ondanks alles lukt het Freire uiteindelijk om zijn school af te maken, de universiteit af te ronden, in 1959 zijn doctoraat aan de Universiteit van Recife te behalen en als advocaat te worden toegelaten (zonder ooit zijn beroep uit te oefenen). Op zijn 26e begon hij zijn werkzame leven als middelbaar onderwijsdocent Portugees aan het Oswaldo Cruz college. In 1946 werd hij benoemd tot directeur van de afdeling Onderwijs en Cultuur voor Sociale Dienstverlening, een instelling van werkgevers in het leven geroepen met als doel de arbeiders en hun familieleden in de staat Pernambuca in welzijn, huisvesting, onderwijs en vrijetijdsbesteding te voorzien. In 1961 werd hij directeur van het departement voor Cultuuruitbreiding van de Universiteit van Recife en in 1962 was hij betrokken bij een befaamd onderwijsproject gericht op het aanpakken van grootschalig analfabetisme.

Dit alfabetiseringsproject gaf hem internationale erkenning, in het bijzonder vanwege zijn gebruik van volkstradities en het belang dat hij hechtte aan de collectieve totstandkoming van kennis. Daar begon hij zijn ‘culturele kringen’, zoals hij ze noemde, een begrip dat hij de voorkeur gaf boven ‘alfabetiseringsklassen’ omdat ‘alfabetisering’ en ‘analfabetisme’ veronderstelden dat lezen en schrijven in die tijd al integraal onderdeel waren van de sociale wereld van arbeiders.

In een van die culturele kringen leerden in een verbazingwekkende 45 dagen zo’n 300 suikerbietwerkers lezen en schrijven. Zich logischerwijs gesteund wetend door Freires succes, bedacht de door president João Goulart geleide Braziliaanse regering plannen voor het starten van 2.000 van dergelijke culturele kringen met als doelstelling om in twee jaar tijd zo’n vijf miljoen volwassenen te leren lezen en schrijven. Dat zou een prestatie van formaat zijn geweest in een land waarvan slechts de helft van de volwassen bevolking kon lezen en schrijven.

Zo ver zou het echter nooit komen. In 1964 werd de democratisch gekozen regering van Goulart door een rechtse militaire coup afgezet. Freire werd beschuldigd van het prediken van communisme en verhoord en gearresteerd. Nadat hij 70 dagen door de militaire regering was gevangen gezet ging hij in zelfverkozen ballingschap. Vanwege zijn prominente positie bij de alfabetiseringscampagne vreesede hij een aanslag op zijn leven. De Braziliaanse krijgsmacht beschouwde Freire immers als ‘een internationaal subversief element’ en ‘een verrader van Christus en het Braziliaanse volk’, en beschuldigde hem ervan dat hij pogingen deed om Brazilië in een  ‘bolsjewistisch land’ te veranderen.

Freires zestienjarige ballingschap was zowel tumultueus als productief: Na een korte periode in Bolivia, verbleef hij vijf jaren in Chili, waar hij betrokken raakte bij de christelijke agrarische hervormingsbeweging en hij werkte er als UNESCO-consultant bij het Onderzoeks- en Trainingsinstituut voor Agrarische Hervorming. Na een aanstelling als visiting professor aan het Studiecentrum voor Ontwikkeling en Sociale Verandering aan de Harvard Universiteit in 1969, verhuisde hij het jaar erop naar het Zwitserse Geneve. Daar werd hij adviseur voor de onderwijsafdeling van de Wereldraad van Kerken waar hij alfabetiseringsprogramma’s ontwikkelde voor Tanzania en Guinee-Bissau, gericht op de her-afrikanisering van deze landen. Ook was hij betrokken bij de ontwikkeling van alfabetiseringsprogramma’s in de postrevolutionaire, voormalige Portugese koloniën Guinee-Bissau en Mozambique, en assisteerde de overheden van Peru en Nicaragua bij hun eigen alfabetiseringscampagnes.

Uiteindelijk keerde Freire in 1980 terug naar Brazilië om er les te geven aan de Pontificia Universidade Catolica van Sao Paulo en de Universidade Campinas. Van 1980 tot 1986 was hij hoofd van het alfabetiseringsproject voor volwassenen van de Partido dos Trabalhadores in Sao Paulo. Freire werkte van 1989 tot 1992 kort als wethouder van onderwijs in Sao Paulo, en zette er zijn radicale agenda van alfabetisering voort.

Wereldwijde alfabetiseringscampagnes

Tijdens zijn ballingschap zou hij zijn klassiekers schrijven: Pedagogie van de onderdrukten, Culturele actie voor vrijheid, en  Pedagogie in wording: Brieven aan Guinee-Bissau. Freires werk, dat zou worden overgenomen door pedagogen, filosofen en politiek activisten in Noord Amerika en Europa, ontstond in het mondiale Zuiden: in de basisgemeenschappen, stadsbuurten, sloppenwijken en favela’s waar het talloze sociale bewegingen beïnvloedde en er door beïnvloed werd, van anti-apartheidsgroepen in Zuid Afrika tot de Beweging van Landloze Landarbeiders in Brazilië.

Freire was beslist marxist, maar de taal die hij gebruikte bij het doorkruisen van het politieke landschap was niet doorspekt met het gebruikelijke marxistisch-leninistisch jargon.

Freire moedigde pedagogen altijd aan zijn werk zelf opnieuw uit te vinden in plaats van het simpelweg voorbij de verschillende landsgrenzen te ‘importeren’ omdat hij vond dat zijn leer in een specifiek Braziliaanse context was ontstaan. Hij was zich hier al vroeg van bewust aangezien hij zelf had geleerd van gelijkgestemde pedagogen wiens inzichten uit grootschalige alfabetiseringscampagnes in andere landen hij aan de Braziliaanse context had moeten aanpassen.

Tijdens het Wereldcongres tegen Analfabetisme in Teheran in 1965, ontmoette Freire Raúl Ferrer, de grondlegger van de Cubaanse alfabetiseringscampagne. In 1979 ontmoetten Ferrer en Freire elkaar opnieuw om de rol van alfabetisering in de Sandinistische revolutie in Nicaragua te bespreken.

Freire beschouwde de Cubaanse alfabetiseringscampagne, verantwoordelijk voor de alfabetisering van ruim 900.000 mensen in minder dan een jaar, een van de grootste onderwijsprestaties van de twintigste eeuw. Over de Sandinistische alfabetiseringscampagne in Nicaragua had hij een vergelijkbaar oordeel.

De Cubaanse onafhankelijkheidsleider José Martí werd door Freire openlijk als een van de belangrijkste revolutionaire denkers van de twintigste eeuw geprezen en hij was een trouw bewonderaar van Fidel Castro en Ernesto Che Guevara. President Hugo Chavez was op zijn beurt een groot bewonderaar van Freire en sprak naar mij zijn wens uit om het werk van Freire deel uit te laten maken van de Boliviaanse Revolutie – een missie waarin ik een korte en bescheiden rol heb kunnen spelen.

Op 2 mei 1997 overleed Freire plotseling. In zijn agenda stond nog dat hij een week later een ceremonie in Cuba zou bijwonen. Daar zou Fidel Castro hem een belangrijke onderscheiding uitreiken voor zijn bijdrage aan onderwijs. Volgens zijn vrienden zou Freire dit als zijn belangrijkste onderscheiding beschouwen.

Paulo Freire en Peter McLaren op een congres in Omaha, Nebraska in 1996 (Wikimedia Commons)

Een overtuigd marxist

Het bestrijden van het kapitalisme was voor Freire een urgente en dringende noodzaak. Hoewel hij zelden precieze beschrijvingen gaf van zijn ideeën van socialistische alternatieve vergezichten, was Freire standvastig in het vasthouden aan een materialistische epistemologie en bleef hij zijn leven lang trouw aan zijn modernistische geloof in het menselijk handelen en het onmiskenbaar sociale karakter van taal.

Freire was beslist marxist, maar de taal die hij gebruikte bij het doorkruisen van het politieke landschap was niet doorspekt met het gebruikelijke marxistisch-leninistische jargon. Hij predikte bijvoorbeeld niet dat alle waarde ontstaat binnen de productiesfeer, hij geloofde ook niet dat de belangrijkste rol van scholen is om de vertegenwoordigers van kapitaal en zijn meesters te dienen.

Hij meende echter wel dat kapitalistisch onderwijs de sociale relaties van een overheersende en uitbuitende sociale orde reproduceert, en dat het typische antwoord van het door middel van onderwijs je ‘lot in eigen handen nemen’ vaak als een ideologisch rookgordijn fungeerde om de onderlinge solidariteit tussen mensen te bewegen in de richting van valse narratieven van individueel hard werken, beloning en vooruitgang.

Freire droomde van wat hij ‘de profetische kerk’ noemde: een kerk solidair met de slachtoffers van een kapitalistische samenleving.

Freire was een formidabel filosoof, maar in plaats van teruggetrokken te mijmeren, verkoos hij te filosoferen in dienst van de bevordering van zijn emancipatoire pedagogie. Freires visie op bevrijding van autoritaire vormen van onderwijs waren gebaseerd op Hegels dialectiek van meester en knecht, zijn beschrijving van de zelf-transformatie van de onderdrukten was geïnspireerd op het existentialisme van Martin Buber en Jean-Paul Sartre en zijn opvatting van de historiciteit van sociale relaties was beïnvloed door het historisch-materialisme van Karl Marx.

Freires nadruk op liefde als noodzakelijke voorwaarde voor authentiek onderwijs hing samen met een blijvende affiniteit met de radicale christelijke bevrijdingstheologie. Dom Helder Camara, de Braziliaanse katholieke aartsbisschop van Olinda en Recife – die van grote invloed was op Freire – vatte de geest van de bevrijdingstheologie in een paar korte zinnen treffend samen: ‘Als ik de armen te eten geef, noemen ze me een heilige. Als ik vraag waarom de armen niets te eten hebben, noemen ze me een communist.’

Freire, die zelf ook katholiek was, was niet overdreven bezig met ‘religiositeit’ maar wel met het vooruitzicht van een bevrijde kerk – in een gebied waar een groot deel van het onderwijs nog in handen was van religieuze autoriteiten. In plaats daarvan droomde Freire van wat hij ‘de profetische kerk’ noemde: een kerk solidair met de slachtoffers van een kapitalistische samenleving. Dit visioen zou Gustavo Gutierrez – die de ‘voorkeursoptie voor de armen’ als grondbeginsel in zijn Theologie van de Bevrijding opnam –  ertoe aanzetten Freire uit te nodigen enkele van de hoofdpunten van deze in opkomst zijnde radicale christelijke leer verder uit te werken.

Nederlandse uitgave uit 1989 met blurb van de linkse door Freire geïnspireerde priester en denker Ivan Illich (De Slegte)

Pedagogie van de onderdrukten

Alle connecties met de bevrijdingstheologie ten spijt, is de omschrijving die Freires roeping het beste omschrijft die van ‘filosoof van de praxis’. Freires filosofie had, simpel gezegd, tot doel mensen te helpen actief vollediger mens te worden. Dit politieke en ethische project stond voor het begrijpen én het transformeren van de wereld. Deze taak wordt het beste uitgedrukt in een bekende uitspraak van Freire, ‘het lezen van het woord en van de wereld’.

Freire was ongeëvenaard in zijn obsessie met de macht van het gesproken en geschreven woord, met wat die macht laat zien over hoe de wereld lijkt te zijn en over hoe de wereld zou kunnen zijn. Volgens Freire stelt geletterd-zijn mensen in staat om te leven in een subjunctieve of aanvoegende modus – in een ‘alsof’-staat die wegen opent naar nieuwe werelden.

De dialogische ‘ontmoeting’, zoals Freire het noemde, is eigenlijk het tegenovergestelde van indoctrinatie

Een van Freires andere categorieën was die van ‘de niet beproefde mogelijkheid’, een doordachte filosofie van de hoop die rechteloze groepen opriep uit te stijgen boven hun ‘grenssituaties’  – hiermee bedoelde hij de opgelegde beperkingen van hun menselijkheid die hen door onderontwikkeling werden opgelegd – en om deze slechte omstandigheden om te zetten in een ruimte voor creatief experiment. Volgens Freire was dat waar het bij geletterd-zijn om gaat: een praktijk die in dienst kan staan van rechteloosheid en uitsluiting kan evengoed in dienst staan van emancipatie.

Aan de basis van Freires pedagogie stond een complexe maar solide materialistische visie op de wereld en de transformatie van die wereld. Volgens Freire transformeert elke ondernomen actie jegens de wereld noodzakelijkerwijs de wereld zoals we die kennen. Het willen transformeren van de wereld beïnvloedt bovendien de manier waarop individuen met die wereld omgaan. Het is in dit proces dat individuen leren subjecten te worden die handelen op basis van een dynamische open wereld in plaats van dat ze passieve objecten blijven die de wereld ondergaan als een gesloten, onveranderlijk systeem. Dit was hoe Freire voor zich zag dat de onderdrukten hun onderwerping zouden kunnen opheffen.

‘Dialoog’ en ‘dialectiek’ behoren tot de kern van Freires vocabulaire. De dialogische ‘ontmoeting’, zoals Freire het noemde, is eigenlijk het tegenovergestelde van indoctrinatie (een ironie die de Braziliaanse en Amerikaanse critici van critical race theory die zich druk maken om ‘indoctrinatie’ door Freire, geheel ontgaat). Freire was tegen zogenaamd ‘depositair leren’ – waarbij voor waar genomen kennis als het ware in de hoofden van onfortuinlijke studenten gedeponeerd wordt – omdat het sociaal gezien onderdrukkend was en bovendien een zodanig onveranderlijke wereld veronderstelde dat dezelfde lessen tot vervelens toe herhaald zouden kunnen worden. Zoals Freire zegt in Pedagogie van de onderdrukten:

Daar de dialoog de ontmoeting is, waarbij zij die erbij betrokken zijn hun gemeenschappelijke reflectie en actie op de wereld richten, die veranderd en vermenselijkt moet worden, kan deze dialoog niet gereduceerd worden tot een daad waarbij één persoon ideeën in andere personen ‘deponeert’. De dialoog kan ook niet eenvoudig tot een uitwisselen van ideeën verworden die door de deelnemers wordt ‘geconsumeerd’. […] Daar de dialoog een ontmoeting is tussen mensen, die de wereld benoemen, mag hij geen situatie zijn waarbij enkelen het in naam van anderen een naam geven.

Als subjecten, worden we door Freire aangespoord te ontsnappen uit het gevang van voorgefabriceerde kennis en bijbehorende onderdrukkende verhoudingen, door de materiële condities die ons vormen te veranderen. Naast de onderdrukten staan was voor Freire niet slechts een ethische opdracht – zoals het voor de bevrijdingstheologie was – maar ook een epistemologische: het was, zo beweerde hij, de enige manier om te breken met het idee dat er ergens een sfeer van zuivere ideeën zou bestaan die door aangewezen autoriteiten slechts geselecteerd en overgedragen zouden kunnen worden. Waarheid was voor Freire altijd dialogisch, had altijd betrekking op het zelf en de ander, met elkaar verbonden in een dialectische tegenstelling van het alledaagse.

Freire vandaag de dag

Freire heeft zich er altijd tegen verzet geïdentificeerd te worden met de diverse bewegingen en trends binnen het onderwijs waaraan hij volgens sommigen verbonden zou zijn, of het nu ging over  volksonderwijs, volwassenenonderwijs, onderwijsvernieuwing, niet-formeel onderwijs, progressief onderwijs of marxistische pedagogie. Terwijl sommige van deze stromingen uiteindelijk in handen zouden vallen van onderwijsbeleidsdeskundigen, bleef het project van Freire resoluut een pedagogie van de onderdrukten.

Onze wereld is er een die Freire op vele manieren heeft willen voorkomen: een wereld waar probleemoplossend leren het verliest van eindeloze cultuuroorlogen; waar onderwijzers bekritiseerd worden om wetenschappelijk onderbouwde redeneringen; waar mensen worden gestraft omdat ze wijzen op de koloniale geschiedenis en het wrede slavernijverleden van de Verenigde Staten. De moedige manier van denken waar Freire toe opriep, maakt de morele lafheid van het gros van de huidige politieke leiders en publieke figuren alleen nog maar meer beklagenswaardig.

Wat onze schoolsystemen vandaag de dag nodig hebben, is een pedagogie die studenten in staat stelt hun geleefde ervaringen binnen een bredere en complexere sociaal-politieke context te verstaan. De cultuuroorlogen in de VS en Brazilië gaan op zijn minst ten dele over de angst voor wat dit zou kunnen betekenen: al dan niet terecht, het uitnodigen van studenten om te kijken naar de verdiensten van feministische theorieën, critical race theory, dekoloniale theorieën en andere talen van analyse, betekent ook dat je stilstaat bij de historische ervaringen die dergelijke perspectieven überhaupt mogelijk maakten.

Waar het om gaat, of het nu de VS of in Brazilië betreft, is dat rechts de angsten voor complottheorieën over indoctrinatie aanwakkert omdat ze zelf bang is. Door onze school voor te stellen als een plek van een darwinistische strijd om het opleggen van strijdende wereldbeelden, proberen conservatieven ons gemakshalve te doen vergeten wat Freire ons heeft geleerd: onderwijs gaat niet alleen over statische wereldbeelden maar in potentie ook over wereldveranderende wereldbeelden. In de woorden van Freire: ‘Het lezen van de wereld gaat vooraf aan het lezen van het woord.’

Peter McLaren is mededirecteur van het Paolo Freire Democratic Project . Hij is een vooraanstaand onderzoeker in kritische pedagogie en de schrijver van meer dan veertig boeken, waaronder meest recent Critical Pedagogy Manifesto. Teachers of the World Unite en The War in Ukraine and America.

Vertaling: Peter Faber

Abonneer je voor €20 en krijg toegang tot alle artikelen of voor €30 en ontvang dit jaar twee nummers op papier