Oorlog bestrijden met juridische middelen: werkt dat?  

Met rechtszaken zoeken oorlogstegenstanders nieuwe manieren om het geweld in Gaza te stoppen. Dat lukt gedeeltelijk.
Amerikaanse soldaten poseren met het nieuwste wapentuig op de wapenbeurs Eurosatory in Parijs, 16 juni 2024. (US Army/Kimberly Blair – Wikimedia Commons)

Jacobin #1 is uit.
Abonneer je voor €30 en we sturen hem op.

‘Oorlogen worden niet onwaarschijnlijker als je krijgsregels opstelt. Oorlog kun je niet humaan maken. Hij kan enkel worden afgeschaft.’ – Albert Einstein

De enorme Israëlische oorlogsmachine die over Palestina heen dendert, staat niet op zichzelf. Ze is onderdeel van een internationaal militair systeem waarmee het westen, dat veel economische macht aan China is verloren, op grond van militair overwicht wil blijven bepalen wat er in de wereld gebeurt. Maar niet iedereen accepteert dat nog.

Nicaragua heeft bij het Internationaal Gerechtshof een zaak aangespannen tegen Duitse wapenleveranties aan Israël. Een spoedprocedure waarin werd geëist dat Duitsland de wapenexport onmiddellijk zou stilleggen, is inmiddels verloren: de rechtbank gaat mee in de Duitse redenering dat er tijdens het huidige Gaza-offensief slechts vier wapenexportvergunningen voor Israël zijn afgegeven. Bovendien zou er geen noodzaak zijn voor urgent ingrijpen, waarmee de voorwaarde voor een spoedprocedure verviel. Lopende wapenexporten op basis van eerdere vergunningen worden vreemd genoeg niet meegeteld. Toch heeft Nicaragua een gedeeltelijke overwinning geboekt: de rechtszaak wordt voortgezet en niet, zoals Duitsland wilde, geseponeerd. Ook heeft Nicaragua, door zichzelf te profileren als voorvechter van de Palestijnen, zijn internationale imago opgevijzeld. Daar was het de regering-Ortega dan ook vooral om te doen; in Nicaragua zelf krijgt de rechtszaak nauwelijks aandacht. 

Het verschil tussen de enorme steun aan Oekraïne en het hardvochtig wegkijken bij Palestina maakt opnieuw schrijnend duidelijk dat voor westerse leiders alleen in theorie alle mensen gelijk zijn.

Net als bij de rechtszaak van Zuid-Afrika tegen Israël over volkerenmoord, is het ook in dit geval een land uit het mondiale zuiden dat westerse oorlogssteun ter discussie stelt. Wereldwijd heeft de meerderheid van de landen een andere visie op rechtvaardigheid en proportionaliteit als het gaat om Israël en Oekraïne.  Er zijn grote verschillen tussen beide oorlogen, er is ook overeenkomst: bij beide speelt het westen een grote rol als wapenleverancier, en neemt het geen initiatieven tot de-escalatie. Dat westerse landen weinig waarde hechten aan internationale afspraken over oorlog, is de rest van de wereld al duidelijk sinds de NAVO zonder VN-mandaat in 2011 bombardementen uitvoerde op Libië. Dit werkte ernstig ondermijnend voor het gezag van de Verenigde Naties en het internationaal recht. Het verschil tussen de enorme steun aan Oekraïne en het hardvochtig wegkijken bij Palestina maakt opnieuw schrijnend duidelijk dat voor westerse leiders alleen in theorie alle mensen gelijk zijn. Internationaal recht is kwetsbaar zonder de internationale erkenning dat iedereen baat heeft bij de naleving ervan. 

Bredere economische en militaire context

Oorspronkelijk had Nicaragua ook Nederland, Canada en Groot-Brittannië willen aanklagen. Maar de keuze viel uiteindelijk op Duitsland, de tweede wapenleverancier aan Israël na de Verenigde Staten (dat het Internationaal Gerechtshof niet erkent). In 2023 verstrekte Duitsland voor 326 miljoen euro aan militaire exportvergunningen voor Israël. De VS gaven minstens 3,3 miljard dollar aan militaire steun, gedeeltelijk onder de Foreign Military Sales Act: een soort tegoed waarmee kan worden geshopt bij de Amerikaanse wapenindustrie. 

De enorme wapenleveranties illustreren dat de oorlog in Gaza, net zomin als de oorlog in Oekraïne, uitsluitend een conflict is tussen twee landen. De economische en militaire belangen van de grootmachten zijn in het geding, en die lopen niet gelijk met de belangen van de mensen in een oorlogsgebied. Ook bij vredesonderhandelingen hebben grootmachten een belangrijke rol; zonder hun steun komt er geen verdrag tot stand. Wie zich daar niet van bewust is, kan de dynamiek van de oorlog niet begrijpen.   

De Nederlandse militaire uitgaven zijn de afgelopen vijf jaar ruim verdubbeld, van 10,3 miljard in 2019 tot 21,4 miljard euro in 2024.

Het economisch belang van de militaire industrie bij de twee huidige grote oorlogen is evident: de omzet en aandelenkoersen zijn enorm gestegen. Niet in het minst door de groeiende vraag uit westerse landen, die wordt aangejaagd door bangmakerij voor een Russische inval in Europa waarvoor – behalve de grootspraak van Poetin – elke feitelijke onderbouwing ontbreekt. De wereldwijde militaire uitgaven groeiden in 2023 tot een bizarre 2.443 miljard dollar, waarvan 55 procent voor rekening van de gezamenlijke NAVO-landen komt. De Nederlandse militaire uitgaven zijn de afgelopen vijf jaar ruim verdubbeld, van 10,3 miljard in 2019 tot 21,4 miljard euro in 2024. Minimaal 20 procent van al deze militaire uitgaven is bedoeld voor ontwikkeling en aankoop van nieuwe wapens. Vooral in Europa wordt fors geïnvesteerd in nieuwe militaire productiecapaciteit en veel geïmporteerd, ook uit Israël, onder meer in hightech-samenwerkingsprojecten. Politieke en juridische actie tegen militaire samenwerking met Israël hindert deze zeer vervlochten, lucratieve en militair relevante bedrijfstak. 

Juridisch tekort nieuwe wapentechnologie

Een minder opvallend, maar minstens zo groot belang voor de wapenindustrie bij de huidige oorlogen, is de technische een militaire feedback vanaf het slagveld: van de inzet van drones in Oekraïne tot de inzet van AI in Gaza. Zo heeft Israël kunstmatige intelligentie ingezet om voor beschietingen in Gaza 37.000 ‘doelwitten’ te identificeren – mensen waarvan de machine meent dat zij een relatie hebben met Hamas. Strategen en techneuten bestuderen en analyseren de werking van nieuwe wapentechnologie in gevechtssituaties, iets wat in een testsetting nauwelijks kan worden nagebootst. Op grond van de ervaringen worden verbeteringen doorgevoerd, waarna de wapens als ‘combat proven’ in de markt kunnen worden gezet. Dit soort productverbeteringen is inmiddels goed gedocumenteerd voor Gaza, maar bij de oorlog in Oekraïne geldt hetzelfde. Hiervoor zal dan ook ongetwijfeld interesse bestaan vanuit het NAVO Innovation Fund, dat zich recent heeft gevestigd in Amsterdam. 

De wetgeving over nieuwe wapentechnologie loopt ondertussen hopeloos achter. Als er al rechtsregels zijn, worden ze door krijgsmachten creatief omzeild. Zo hanteert Israël sinds militaire operatie Cast Lead in 2014 het ‘knock on the door’-beleid, waarbij burgers met flyers worden gewaarschuwd voordat hun woning wordt gebombardeerd. Op die manier omzeilt Israël het verbod op excessieve burgerslachtoffers. Saoedi-Arabië nam dit beleid over bij zijn bombardementen op Jemen. De Israëlische mensenrechtenorganisatie B’Tselem merkte hierover op dat mogelijk aanwezige militanten zich bij zo’n flyerdropping wel snel uit de voeten maken, terwijl een oudere vrouw die op vierhoog woont het waarschijnlijk niet haalt. Ook in de huidige oorlog in Gaza waarschuwt Israël burgers om te vluchten, ongeacht zij ergens heen kúnnen. Voor moreel verwerpelijk militair optreden dekt Israël zich in, waardoor dat optreden in feite wordt gelegitimeerd – in elk geval naar de eigen achterban. Daarmee wordt het recht gebruikt voor het tegenovergestelde van waarvoor het oorspronkelijk bedoeld is. 

Rechtszaken op grond van nationale wetgeving

Wapenleveranties aan Israël worden niet alleen internationaal, maar ook nationaal aangevochten. Daarbij gebruiken organisaties juridische raamwerken waarin controle op wapenexport geregeld is: het VN Wapenhandelsverdrag (Arms Trade Treaty, ATT) en het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake de uitvoer van militaire goederen en technologie (EUGS). Het uitgangspunt van beide regelingen is dat landen een systeem van wapenexportvergunningen optuigen, waarbij een aanvraag wordt getoetst aan acht criteria rondom mensenrechten, internationaal recht en oorlogsdreiging in het ontvangende land. Het idee is dat wapens op deze manier niet in handen zullen vallen van oorlogszuchtige of onderdrukkende regimes. Maar het systeem kent een groot hiaat dat opzettelijk is ingebouwd: een negatieve toetsing betekent niet meteen een vergunningsafwijzing. Die beslissing is uiteindelijk aan de politiek. En landen zijn niet bereid om hun militaire activiteiten daadwerkelijk te laten inbinden door mensenrechtenoverwegingen. 

Dat het organisaties toch is gelukt om de Nederlandse regering via de rechter terug te fluiten over de export van F-35-onderdelen, toont aan hoe extreem de situatie in Gaza is. Nationale rechtszaken worden ondersteund door de oproep van het Internationaal Gerechtshof om alles te doen om de volkerenmoord in Gaza te voorkomen. Het is nu afwachten of de uitspraak rond de F-35-export ook standhoudt bij de Hoge Raad. Ondertussen omzeilt onze regering de uitspraak van de rechtbank om via een omweg door te gaan met de levering van de onderdelen. Blijkbaar wegen de betrekkingen met Amerikaanse wapenbedrijven en posities in de NAVO zwaarder dan de uitspraak van een Nederlandse rechtbank. 

Er moeten zeker juridische en mensenrechtelijke normen worden gesteld aan wapens en wapengebruik. Maar het is een politieke keuze of de norm wordt nageleefd.

In Duitsland hebben mensenrechtengroepen en Palestijnen een zaak aangespannen tegen levering van antitankwapens. Daarbovenop riepen 37 organisaties de Duitse regering op te stoppen met de ‘völkerrechtswidrige‘ wapenexport en te werken aan een wapenstilstand, vrijlating van gijzelaars en hervatting van humanitaire hulp. In Frankrijk hebben 11 maatschappelijke organisaties een rechtszaak aangespannen om wapenleveranties aan Israël te stoppen

Ook in andere Europese landen worden juridische stappen ondernomen. Vanuit de Verenigde Staten is daar grote belangstelling voor; maatregelen in Europese landen versterken de druk op de regering Biden. Maar de wapenindustrie vecht terug: een verbod van de Franse overheid op Israëlische deelname aan de Eurosatory-wapenbeurs in Parijs is door een rechter juist van tafel geveegd.

De bewapening en wapenhandel met juridische middelen aan banden leggen, kan onderdeel zijn van een bredere vredesstrategie. Maar zonder politieke campagne, zonder druk van politici en maatschappelijke organisaties in de media en op straat, schieten wetten en regels op dit onderwerp tekort. Nationale regels hebben te veel mazen, internationale regels kunnen niet worden afgedwongen. Er moeten zeker juridische en mensenrechtelijke normen worden gesteld aan wapens en wapengebruik. Maar het is een politieke keuze of de norm wordt nageleefd. Zonder politieke tegenmacht hebben juridische middelen geen poot om op te staan. Helaas staat de meerderheid van de Nederlandse en Europese politici tegenwoordig aan de kant van militarisme, wapens en geweld. We zullen alle middelen in moeten zetten om de gure rechtse tegenwind het hoofd te bieden. Er is een wereld te winnen. 

Wendela de Vries is onderzoeker/activist en medeoprichter van de vredesgroep Stop Wapenhandel. Ze studeerde Internationale Betrekkingen aan de Universiteit van Amsterdam en werkte onder meer voor het European Network Against Arms Trade. Ook coördineert ze de internationale Demilitarise Climate-werkgroep van onderzoekers en activisten.

Abonneer je voor €20 en krijg toegang tot alle artikelen of voor €30 en ontvang dit jaar twee nummers op papier