Het is een klein wonder dat Sinners, de recente bioscoophit van regisseur Ryan Coogler, bestaat. In Hollywood wordt al decennialang voornamelijk geïnvesteerd in volledig inwisselbare en vergetelijke franchises, herfilmingen, vervolgen en spin-offs. Dit heeft de mogelijkheid tot originaliteit en experimentatie binnen mainstream cinema vrijwel onmogelijk gemaakt. Daarnaast heeft Hollywood een lange traditie van het tegenwerken van originele Zwarte filmmakers tenzij ze slavernijfilms maken die Oscargoud in de wacht kunnen slepen. Zo moest Spike Lee langs de deuren van Zwarte acteurs en popsterren om zijn meesterwerk Malcolm X (1992) af te kunnen maken, nadat de studio’s hun steun hadden teruggetrokken. Meer dan 30 jaar later lukt het Ryan Coogler met een budget van zo’n 100 miljoen om Sinners op het grote scherm te krijgen.
Daarvoor moest Coogler eerst twee succesvolle Marvelblockbusters maken om het geld en de naamsbekendheid te verzamelen voor zijn eigen project. Al in zijn twee Black Panther-films deed Coogler zijn best om radicale politiek een plek te geven. In Black Panther (2018) werd dit nog ondermijnd door de revolutionaire antagonist Killmonger neer te zetten als terroristische schurk. Het vervolg Wakanda Forever (2022) verlegt de grenzen van radicale politiek binnen een Marvelfilm verder, door het verhaal te vertellen van een dekoloniale alliantie tussen het Afrikaanse Wakanda en het Azteekse Talokan tegen de koloniale en neokoloniale machten, met expliciete verwijzingen naar Frankrijks militaire interventies en neokoloniale plunder.
In Sinners heeft Coogler vrij spel om de complexe erfenissen van de Zwarte cultuur en politiek ten tijde van Jim Crow te onderzoeken in een spectaculair kostuumdrama met horrorelementen. Het resultaat is een waanzinnig vermakelijk en rijk spektakelstuk over de helende kracht van muziek onder het juk van generaties van terreur,en over fragiele, voortvluchtige vrijheid onder een regime van segregatie, waarin kapitalisten en de KKK op elk moment gretig klaarstaan om de gemeenschap leeg te zuigen en aan te vallen.
Muziek, spiritualiteit en vrijheid
Sinners is een hertelling van de lore rond Robert Johnson, de deltabluesartiest die op het kruispunt van de US 61 en de US 49 zijn ziel aan de duivel zou hebben verkocht in ruil voor muzikaal talent en werelds succes. De moralistisch-christelijke variant is niet de enige: alternatieve versies verwijzen naar de Yoruba-god van het kruispunt Eshu, of de Vodou-god Papa Legba, die de grenzen van de fysieke en spirituele wereld zowel bewaakt als overschrijdt. Hoewel Sinners vol zit met verwijzingen naar deze Afrikaans-diasporische roots en zuidelijke hoodoocultuur, krijgt het verhaal een bijzondere draai.
In het eerste bedrijf volgt de film Sammy “Preacherboy” (Miles Caton) en zijn neven, de tweelingbroers Smoke en Stack (Michael B. Jordan in een dubbelrol).
Smoke en Stack zijn net teruggekomen naar het Zuiden, na enkele jaren als gangsters in Chicago te hebben doorgebracht. In Chicago hadden ze gehoopt het racisme van het Zuiden te ontsnappen, maar tevergeefs. Zoals James Baldwin al zei, ligt het verschil tussen het noorden en het zuiden van de VS slechts in de manier waarop er wordt gecastreerd, niet in het feit van castratie. Het noorden belooft (meer) vrijheid, maar dat blijkt een leugen. De broers keren daarom terug naar het Zuiden met het geld dat ze in Chicago hebben verdiend en investeren in een nieuwe juke joint, een nachtclub, enkel voor mensen van kleur.
Sammy, zoon van een dominee, staat voor de keuze om zijn muziektalent te wijden aan God en de kerk of om in de stad zijn muziek verder te ontwikkelen. Hij kiest om met Smoke en Stack mee te gaan. Zijn muziek heeft de kracht om de sluier die leven van dood scheidt te doorprikken; ze roept de geesten van de voorouders en die uit de toekomst op en maakt het zo mogelijk om de gemeenschap te helen.
Een dag lang gaan Smoke en Stack langs bij oude bekenden en geliefden om de openingsavond van de juke joint voor te bereiden en op te zetten. Zo ontmoeten we een hoodooheler en geliefde die over Smoke waakte, een straatmuzikant die drank als medicijn gebruikt om de dagelijkse racistische terreur te kunnen vergeten of verdragen, Chinese winkeleigenaren die een belangrijke economische en culturele rol spelen aan de geracialiseerde kant van de color line, een vrouw die doorgaat voor wit en daardoor een veiliger leven leidt maar bijna haar gemeenschap verliest, en de vele uitgebuite werkers die uitkijken naar een avond van onbezorgd samenzijn. De dag loopt uit in de opening van de juke joint, waar iedereen, al is het maar voor heel even, vrijheid kan ervaren. De climax van het eerste bedrijf brengt de spirituele kracht van Sammy’s muziek in beeld en is een van de meest indrukwekkende scènes van de afgelopen jaren.
Vampiersbeloften
De duivel in dit verhaal? Dat is een mysterieuze vampier-Ier, die samen met twee KKK-leden op de deur van de nieuwe juke joint klopt met een zeer verleidelijk aanbod. Op het eerste gezicht lijkt de allegorie duidelijk: dit is de white man devil, zoals Malcolm X hem eens noemde. Maar die duivel blijkt complex te zijn. De Ier deelt met zijn slachtoffers een verleden van racistische onderdrukking en heeft zijn eigen culturele en muzikale tradities, die ook helende krachten blijken te hebben. Hij doet een beroep op de gemeenschappelijkheid van de onderdrukten en belooft een eeuwige toekomst van broederschap, voorbij deze gebroken, geracialiseerde wereld, waarin Zwarte mensen nooit vrij zullen zijn.
Maar tegen welke prijs? Historisch konden Ieren in de VS assimileren in witheid. Oftewel door aan hun eigen racialisering onder het juk van de Engelsen te ontsnappen en onderdeel te worden van de wit suprematistische dominante cultuur, keerden ze zich grotendeels (ondanks solidaire bewegingen van enkele Iers-Amerikaanse arbeiders met de abolitionisten) tegen een mogelijke coalitie met de Zwarte gemeenschap voor een antiracistiche politiek van bevrijding. Deze ambivalente positie van de Ier geeft hem de mogelijkheid zich te mengen met witte supremacisten en tegelijkertijd een verleidelijke visie aan te bieden van een wereld zonder rassensegregatie.
De kracht van muziek bevrijdt de geesten uit het verleden en de toekomst, maar trekt ook deze vampier-Ier aan. Ook vampiers hebben de kracht om de grens tussen de levenden en de doden te vervagen, maar er is een beduidend verschil: in plaats van het vrijlaten van geesten om de levenden en toekomstige generaties te helen, kapselt de vampier de ziel in in een eeuwig aards leven. De wit geworden Ier wil met zijn belofte van kleurenblinde broederschap de ziel van Sammy binden en zich diens muziek toe-eigenen. Hij belooft eeuwigheid zonder spirituele gemeenschap met de doden. Hij belooft universeel broederschap zonder ziel. Deze al te aantrekkelijke belofte van de witte vampier is de belofte van de liberal. De keuze at the crossroads is niet zozeer tussen de kerk (God) en de stad (duivel), maar tussen de helende spiritualiteit van de gemeenschap aan de ene kant en het verkopen van de ziel, de gemeenschap laten uitzuigen voor economisch gewin en de valse belofte van gelijkheid aan de andere.
Van gemeenschap naar eigendom
De deltablues is misschien wel de invloedrijkste muzikale cultuur van de twintigste eeuw. De echo’s van Afrikaanse muziekstijlen kregen een nieuwe diasporische vorm en legden de basis voor rhythm-and-blues, rock, soul, hiphop en vrijwel alle genres die in de twintigste eeuw de wereld veroverden. De grensoverschrijdende kracht van deze muziek was onderdeel van een cultuur waarin op elkaar voortgeborduurd en rijkelijk van elkaar geleend werd. Maar zodra de muziekbusiness de ziel ervan in eeuwige aardse patenten vastlegt en zo deze spirituele transgenerationele bron intoomt voor eigen profijt, verandert gemeenschapsmuziek in een vampiersshow. Led Zeppelin heeft bijvoorbeeld vele riffs van Zwarte bluesartiesten gebruikt en gepatenteerd. Zo wordt een cultuur van inspiratie en wederzijds lenen gebroken en tot (wit) eigendom verklaard.
De boodschap van de witte liberal is verleidelijker en daardoor gevaarlijker dan die van een KKK-lid: door de mooie muziek is het uitbuiten en leegzuigen soms nog nauwelijks herkenbaar.
Dat is de prijs van de liberale, multiculturele belofte van de vampier. Zoals Malcolm X waarschuwt: “De witte liberal is de grootste vijand van Amerika en de ergste vijand van Zwarte mensen.” De boodschap van de witte liberal is verleidelijker en daardoor gevaarlijker dan die van een KKK-lid: door de mooie muziek is het uitbuiten en leegzuigen soms nog nauwelijks herkenbaar.
Heel even vrij
De kracht van de vampiers is groot, en de grens tussen de ingekapselde ziel en de vrijgelaten helende geest is niet altijd duidelijk. Ryan Coogler heeft deze dans met de Hollywoodstudioduivels aan den lijve ondervonden en doet een dappere poging om met integriteit een authentieke film te maken op het horrorspeelveld van raciaal kapitalisme. Deze duivelsdans gaat, zoals de slotscène onderschrijft, voorbij aan een zuivere moraal (wel of niet je ziel verkopen), maar is een improviserend overleven met de spoken uit het verleden en toekomst, met hun destructieve en helende krachten. Heel even, die onvergetelijke avond in de juke joint, waren ze vrij, en mag het filmpubliek meegenieten. Het is een vluchtige ervaring van vrijheid in en ondanks een wereld die er alles aan doet om die vrijheid te ondermijnen en leeg te zuigen.
Ruben Hordijk (hij/hen) is onderzoeker genderstudies, filosoof en redacteur van Jacobin Nederland.